Afgrond

Uit Christipedia

De Afgrond (Gr. αβυσσος, abussos) is een plaats van bewaring waar boze geesten zijn opgesloten. Daar wordt ook de satan gedurende duizend jaren vastgezet.

Gevangenis. De Afgrond is een gevangenis. Dat blijkt uit Opb. 20:3 en 7. De satan zal voor duizend jaar in de Afgrond worden opgesloten.

Opb 20:1 En ik zag een engel neerdalen uit de hemel, die de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand had. Opb 20:2 En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem duizend jaren; Opb 20:3 en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de naties niet meer zou misleiden voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij een korte tijd worden losgelaten. (TELOS)

In vers 7 wordt de Afgrond een gevangenis genoemd.

Opb 20:7 En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, (TELOS)

Afgesloten put. De Afgrond is een put. Deze put is afgesloten. In de eindtijd zal de put worden geopend om er "sprinkhanen" uit vrij te laten, die de mensen vijf maanden lang zullen pijnigen (zie commentaar op Openbaring 9).

Opb 9:1 En de vijfde engel bazuinde, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven. Opb 9:2 En zij opende de put van de afgrond en er steeg rook op uit de put als rook van een grote oven; en de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put. Opb 9:3 En uit de rook kwamen sprinkhanen voort op de aarde en hun werd macht gegeven zoals de schorpioenen van de aarde macht hebben. (TELOS)

Onreine geesten smeekten de Heer Jezus dat Hij hen niet naar de Afgrond zou zenden.

Lu 8:31 En zij smeekten Hem dat Hij hun niet zou gebieden in de afgrond te gaan. (TELOS)

De engel van de Afgrond, de beheerser van die plaats, heet Abaddon (naam in het Hebreeuws) of Apollyon (naam in het Grieks). Beide namen betekenen "Verderver".  

Opb 9:11 Zij hadden over zich als koning de engel van de afgrond; in het Hebreeuws is zijn naam Abaddon; en in het Grieks heeft hij de naam Apollyon. (TELOS)

Abaddon heeft niet de sleutel van de afgrond. Hij bepaalt niet wie erin en wie eruit mag. De sleutel heeft een engel van God.

Opb 20:1 En ik zag een engel neerdalen uit de hemel, die de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand had. (TELOS)

Het Beest - waarschijnlijk het Beest uit de zee, of anders de Draak (= de satan) - stijgt op uit de afgrond en doodt de twee getuigen van God.

Opb 11:7 En wanneer zij hun getuigenis voleindigd zullen hebben, zal het beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog met hen voeren en hen overwinnen en hen doden. (TELOS)

Tartarus

In 2 Petr. 2:4 komt het werkwoord 'in de afgrond werpen' voor.

2Pe 2:4  Want als God engelen die gezondigd hadden niet gespaard, maar hen in de afgrond geworpen en overgeleverd heeft aan ketenen van donkerheid om tot het oordeel bewaard te worden; (Telos)

In de oorspronkelijke Griekse tekst is er één Grieks werkwoord gebruikt: ταρταροω, tartaro-oo. Dit is afgeleid van het zelfstandig naamwoord Tartaros = afgrond, zie Tartarus.

Zie ook

Tartarus