Arend

Uit Christipedia

De arend (Lat. aquila, Hebr. nesher, Eng. eagle) of adelaar ('de adellijke') is een krachtige en edele roofvogel, die van alle vogels het hoogst in de hemel kan vliegen. In de Bijbel wordt de arend als zinnebeeld gebruikt. Het Hebreeuwse en Griekse woord kan ook op gieren doelen, die op arenden lijken.

Steenarend of goudadelaar. Golden Eagle, schilderij van Joseph Wolf (1820-1899)
Spr 30:18 Deze drie dingen zijn voor mij te wonderlijk, ja, vier zijn er die ik niet kan vatten: Spr 30:19 de weg van de arend in de lucht, de weg van een slang op een rots, de weg van een schip in het hart van de zee, en de weg van een man bij een meisje. (HSV)
In de biologie (taxonomie) wordt de arend gerekend tot de familie van de havik- of sperwerachtigen (Accipitridae) in de orde van de roofvogels (Falconiformes). Arenden worden onderscheiden van gieren. Arenden jagen gewoonlijk niet op kadavers, gieren zijn aaseters.

Het Hebreeuwse woord (Hebr. nesher= 'verscheurder') vertaald door 'arend' wordt ook voor een andere grote roofvogel gebezigd, zoals de gier, maar waar de soorten van vogels nauwkeuriger worden onderscheiden, zoals in Lev. 11:13v. en Deut. 14:12v, duidt nesher alleen de eigenlijke arend aan, terwijl de gieren bijzondere namen hebben. Het in het Nieuwe Testament gebruikte Griekse woord aetos doelt op arenden (Opb. 4:7; 8:13; 12:14) en gieren (Matth. 24:8; Luc. 17:37).

De arend heeft een dichte kopbevedering, sterke klauwen en snavel. Hij valt, in tegenstelling tot de gier, alleen levende dieren aan om die te verslinden.

Deze mooie grote roofvogel wordt de koning der vogels genoemd. Wel wordt hij door andere vogels in grootte overtroffen, maar door geen enkele in kracht en sterkte, majestueuze houding , hoge en snelle vlucht (Spr. 30:19); ook niet in scherpte van het gezicht, in reuk en in levensduur, zodat de beeldrijke taal van de Heilige Schrift ook meermalen van de eigenschappen van deze vogel gebruik maakt.

De arend behoorde tot de onreine dieren (Lev. 11:13).

In de Bijbel worden meerdere vogels onder het geslacht der adelaars gerekend, dan de tegenwoordige wetenschap doet, zoals gieren.

1. De steenarend (goudarend of goudadelaar; Lat. Aquila chrysaetos), die geelbruin gevederd, in de zon als goud schittert, ca. 90 cm hoog is, met uitgebreide vleugelen ca. 230 cm meet en een haakvormig gebogen snavel heeft. Hij leeft niet van aas maar alleen levende dieren. Hij kan een konijn zien op 2 kilometer hoogte. De steenarend vindt men 's winters in heel Israël. Hij verliest nu en dan zijn veren en krijgt nieuwe, zodat hij er steeds jong uitziet (Psalm 103:5).
Ps 103:5 die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend. (NBG51)
Vergelijk:
Job 33:24 dan zal Hij Zich zijner erbarmen en zeggen: Bevrijd hem, dat hij niet in de groeve dale, de losprijs heb Ik verkregen. Job 33:25 Zijn lichaam wordt frisser dan in zijn jeugd, hij keert terug tot de dagen zijner jonkheid. (NBG51)
Jes 40:31 maar wie de HEERE verwachten, zullen hun kracht vernieuwen, zij zullen hun vleugels uitslaan als arenden, zij zullen snel lopen en niet afgemat worden, zij zullen lopen en niet moe worden. (HSV)
De steenarend nestelt op de hoogste rotsen (Jer. 49: 16), en is bijzonder zorgzaam voor zijn jongen die hij bij hun eerste oefening in het vliegen, wanneer zij vermoeid zijn, op zijn rug neemt (Ex. 19:4; Num. 32: 11).
Ex 19:4 U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en [hoe] Ik u op arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb. (HSV)
2. De grijzegier, groter maar niet zo mooi van bouw, ook niet zo sterk; zijn kop en nek zijn kaal (Micha 1:16, SV heeft 'arend'; HSV heeft 'gier') , hij is zeer vraatzuchtig, voedt zich niet alleen met levende dieren maar ook met aas en is daarom in de warmere landen, waar hij thuis behoort, een grote weldaad (Job 39:27-30; Matth. 24:28). God wees Job op het gedrag van de arend:
Job 39:27  (39-30) Is het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt?  Job 39:28  (39-31) Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats.  Job 39:29  (39-32) Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af.  Job 39:30  (39-33) Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. (SV)
De Romeinse legers droegen het beeld van de adelaar als veldteken op hunne standaards en stormden in het jaar 70 op het tot aas geworden verbondsvolk los.

3. De lammergier, de grootste , sterkste en meest grimmige roofvogel, die alleen in nood van aas leeft, maar geiten, schapen, reeën en zelfs kleine kinderen rooft, die hij mede omhoog draagt in de lucht, dan vallen laat opdat zij op de grond verpletterd worden, en hun het eerst de ogen uitpikt (Spr. 30:17).

De Bijbel maakt de adelaar tot zinnebeeld van kracht en geweld (Ps. 103:5; Jes. 40:31; Ez. 17:3; Openb. 12:14), van vlugheid (2 Sam. 1:23; Num. 28:49; Klaagl. 4:19; Job 9:26; Jes. 4:13) van Gods voorzorg voor en bescherming van zijn verbondsvolk (Deut. 32:11), ook van 's Heeren haastig komen over zijn vijanden (Jer. 49:22). Verder wordt de arend of adelaar gebezigd als zinnebeeld van een hoogmoedige zin (Spr. 23:5; Jer. 49:16) en van rooflust en roofgierigheid (Hab. 1: 8).

Het lied dat Mozes in opdracht van God schreef ziet terug op de vaderlijk zorg van God voor het volk Israël en vergelijkt die met de zorg van een arend voor zijn jongen:
De 32:11 Zoals een arend zijn nest opwekt, boven zijn jongen zweeft, zijn vleugels uitspreidt, ze pakt en ze draagt op zijn vlerken, De 32:12 [zo] heeft alleen de HEERE hem geleid, er was geen vreemde god bij hem. (HSV)
De Schrift gebruikt ook de eigenschappen van de arend tot aanduiding van één der vier levende wezens die de in de natuur heersende volheid van de goddelijke krachten zinnebeeldig voorstellen (Ezech. 1:5 vv; Openb. 4:7).

Israël en de aangrenzende landen zijn overigens de verblijfplaats van meerdere soortgelijke roofvogels, aan welke men echter, wegens gebrek aan de schildering van hun eigenschappen geen bepaalde plaats onder de vogels die in den Bijbel voorkomen geven kan. Bijvoorbeeld de zeearend, meer thuis in de noordelijke landen, in sommige opzichten aan de goudarend gelijk, ja nog groter, maar minder mooi en minder vlug, houdt zich meestal op aan zeeën en meren en leeft van vis en ander gedierte. Men meent dat hij is de Teres (Lev. 11:13) door 'havik' vertaald.

Iets kleiner dan de zeearend is de visarend, van een edele gedaante, hoog van vlucht, donkerbruin en wit van kleur, in de hele wereld thuis aan brede wateren en zeeën, wellicht de vogel aangeduid door het Hebreeuwse woord Omejah (Lev. 11 : 13). De visarend is ca. 60 cm groot en eet vrijwel uitsluitend vis. De volgende video toont een visarend die (met moeite) een vis vangt en weer uit het water met zijn prooi wegvliegt. Een knappe prestatie, en een knap vliegend schepsel van onze God.


An osprey fishing in spectacular super slow motion | Highlands - Scotland's Wild Heart. Youtube.com: Maramedia, 22 juni 2016. Duur: 2 min. 10 sec.

In Israël komt ook de slangenarend (Lat. Circaetus gallicus) voor. Hij heeft een lengte van ca. 66 cm en een spanwijdte tot 188 cm.

De Christelijke kunst plaatst in haar schilderstukken naast de Evangelist en Apostel Johannes een adelaar, en wil hiermede aanduiden de heldere blik aan Johannes gegeven in het licht van de goddelijke raadsbesluiten met betrekking tot de ontwikkeling en voleinding der wereld- en kerkgeschiedenis.

In het volgende filmpje vliegt u mee met de steenarend.

Provided ID could not be validated.
Duur: 3 minuten. Engels gesproken. Bron: Youtube.

Meer informatie

Over het dragen door een arend van zijn jongen, zie Frederic R. Howe, George F. howe, Mozes and the eagle, in: Journal of the American Scientific Affiliation, maart 1968, blz. 22-24.

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Arend. Hieruit is in mei 2012 tekst gebruikt.

Bijbels Theologische Encyclopedie Ed. 2008, onderdeel van de Online Bible (uitgave van Importantia), s.v. Arend.

C.N. Impeta (samensteller), Kok's Encyclopedie van de Bijbel (Kampen, Kok, 1962) s.v. Arend.