Azazel

Uit Christipedia

Azazel, ook gespeld Asasel of Azazeel, is de Hebreeuwse aanduiding van de bestemming van de zondebok, een der twee geitenbokken die op Verzoendag ten zondoffer voor het volk werden gebracht. De ene geitenbok werd geslacht en was bestemd voor Jahweh, de andere was bestemd voor 'Azazel' en werd niet geslacht. Op dit laatste dier werden de zonden van het volk gelegd, waarna het levend werd uitgelaten in de woestijn. De belading en wegzending van de bok symboliseren de volkomen verwijdering van de zonden van het volk door het verzoeningswerk van onze Heer Jezus Christus, die onze zonden in zijn lichaam droeg aan het kruishout (1 Petr. 2:24).

Het Hebreeuwse naamwoord Azazel (עזאזל) komt alleen voor in Leviticus hoofdstuk 16, het hoofdstuk dat handelt over de Verzoendag. ‘Azazel’ komt vier maal voor, in drie Schriftplaatsen, Lev. 16:8, 10, 26.

Le 16:8 en Aaron zal over de beide bokken het lot werpen; een lot voor de HERE, en een lot voor Azazel. (...) Le 16:10 Maar de bok waarop het lot voor Azazel gevallen is, zal men levend voor het aangezicht des HEREN stellen, om daarmee verzoening te doen, door hem voor Azazel de woestijn in te zenden. (...) Le 16:26 Hij nu, die de bok voor Azazel weggebracht heeft, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen. (NBG51)

De meeste vertalingen laten met de NBG51-vertaling het woord onvertaald[1].

De oude Joodse vertaling der Zeventigen (LXX) in het Grieks en de oude Latijnse vulgaatvertaling drukken het denkbeeld van wegzending, weggaan uit. LXX: tragos apopompaios, 'weggezonden geitenbok'. Latijn: caper emissarius, "weggezonden geitenbok". De Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling vertalen dan ook ‘weggaande bok’. Deze vertalingen zijn gebrekkig omdat er in vers 8 letterlijk staat ‘aan Azazel’, in vers 10 „het lot voor Azazel … en opdat men hem als de bok voor Azazel naar de woestijn uitlate," en in vers 26: „en die de bok voor Azazel zal uitgelaten hebben." 'Aan' of 'voor' Azazel, in het Hebreeuws: la-azazel.

De betekenis van het Hebreeuwse woord Azazel is onzeker. Sommigen laten het woord ontstaan uit Azalzel, dat afgeleid zou zijn van Azal, ‘verwijderen of zich verwijderen’. Azazel betekent dan óf ‘die verder en verder weggaat’ of ‘die altijd rusteloos verder gaat'[2]. Anderen leiden af van het werkwoord Azôz, ‘sterk, machtig zijn’ en El, ‘God’. Of van Az voor Ez, ‘geitenbok’ en het werkwoord Azôl, ‘weggaan’. De Naardense vertaling noemt als betekenis ‘kracht die verdwijnt’. De bekende Hebraicus (geleerde kenner van het Hebreeuws) Gesenius en het bekende Hebreeuwse woordenboek van Brown–Driver–Briggs nemen 'la-azazel' ('voor, aan Azazel') als een versterking van de stam azel "verwijderen" en verstaan onder la-azazel: 'voor algehele verwijdering'[3], waarbij 'algehele' de versterking weergeeft. De ene bok is voor Jahweh, de andere voor de algehele verwijdering (van de zonden van het volk).

Handelwijze

De belading en wegzending van de zondebok was onderdeel van een verzoening. Het gebeuren wordt hieronder deels beschreven. Op Verzoendag werden twee geitenbokken genomen van het volk.

Uitzending van de zondebok ('Sending Out the Scapegoat), door William James Webb (1830—1904). De hogepriester legt de zonden van het volk op de bok voor Azazel, terwijl jong en oud toezien. 

Le 16:5  En van de vergadering der Israelieten zal hij twee geitebokken ten zondoffer en een ram ten brandoffer nemen. (NBG51)

Daarna werden de beide geitenbokken aan de ingang van de tent der samenkomst gesteld.

Le 16:7 Hij zal de twee bokken nemen en ze voor het aangezicht des HEREN stellen bij de ingang van de tent der samenkomst, (NBG51)

Daar besliste het lot, welke van deze bokken tot slachtoffer voor Jahweh moest dienen, en welke voor Azazel was en in de woestijn gezonden moest worden.

Le 16:8 en Aaron zal over de beide bokken het lot werpen; een lot voor de HERE, en een lot voor Azazel. (NBG51)

Le 16:10 Maar de bok waarop het lot voor Azazel gevallen is, zal men levend voor het aangezicht des HEREN stellen, om daarmee verzoening te doen, door hem voor Azazel de woestijn in te zenden. (NBG51)

Nadat alle overige zondoffers als slachtoffers gebracht zijn, wordt de levende bok behandeld.

Le 16:20 Wanneer hij de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en van het altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok brengen, Le 16:21 en Aaron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden der Israelieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen. Le 16:22 Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrijlaten. (NBG51)

Na de wegzending van de levende bok, moest de hogepriester zich baden en zijn gewone hogepriesterlijke kleding weer aantrekken (16:24). Vervolgens werden de brandoffers bereid, waarmee hij ook weer verzoening deed voor zichzelf en voor het volk. Het vet van het zondoffer werd op het altaar verbrand en ging zo in rook op (16:25).

Le 16:26 Hij nu, die de bok voor Azazel weggebracht heeft, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen. (NBG51)

De geslachte zondofferdieren (stier en bok) werden buiten de legerplaats gebracht, waar hun huid, hun vlees en hun mest met vuur werden verbrand (16:27).

Le 16:28 Wie dat verbrandt, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen. (NBG51)

Wat is Azazel?

Wat Azazel eigenlijk is, of waar het woord naar verwijst, hierover zijn de meningen verschillend. Aannemelijk is de betekenis 'lot voor algehele verwijdering' en 'bok voor algehele verwijdering', aangegeven door Gesenius en anderen (zie boven). Hieronder worden andere meningen weergegeven.

  1. Sommigen willen, dat Azazel de naam van een plaats, en wel van een hoge rots of van een ruwe berg, niet ver van Sinai, was, en volgens hen betekent het, naar het Arabisch: ‘afzondering’, ‘woestijn’, of ook ‘sterkte Gods’, van het werkwoord Azôz, ‘sterk, machtig zijn’ en El, ‘God’. Deze opvatting is onwaarschijnlijk omdat het volk niet steeds bij de Sinaï bleef.

  2. Anderen menen, dat Azazel de naam van de bok zelf was, ‘de bok is weggegaan’, van Az voor Ez, ‘geitenbok’ en het werkwoord Azôl, ‘weggaan’.

  3. Weer anderen zijn van gevoelen, dat Azazel een afgod of boze geest was, aan welke deze bok gewijd werd.  Volgens het bijbels woordenboek van Riehm (red.) wordt met ‘Azazel’ een demon aangeduid die zich ophield in de woestijn van het Sinaïtische schiereiland, geheel overeenkomstig het volksgeloof, dat woeste streken met allerlei boze geesten bijv. de seïrim (in de gedaante van een bok) en het nachtspook (lilith) bewoond waren (vgl. Lev. 17:7; Jes. 13: 21; 34:14) en zelfs nog in het N.T. de woestijn het eigenlijke verblijf der demonen is (vgl. Matth. 12:43) . Nog in de 19e eeuw vreesden de Arabieren van het Sinai-schiereiland de woestijndemon schîbe. De in het oog vallende tegenstelling van Azazel en Jahweh in een van de meest gewichtige godsdienstplechtigheden en de nauwe betrekking, waarin zij tot de zonden van het volk staat, maken het – zegt het woordenboek - waarschijnlijk dat Azazel misschien de gebrekkige voorstelling van een of anderen Semitischen of Egyptischen afgod is, die tot woestijndemon geworden is. Toch is men er tot heden, geeft Riehms woordenboek toe, niet in geslaagd om aan dit vermoeden voldoende vastheid te geven.  Deze opvatting is echter met recht voldoende weerlegd, onder andere door het verbod op het offeren aan demonen in Lev. 17:7:

    Le 17:7 Zij mogen hun offers niet meer aan de demonen brengen, waar zij als in hoererij achteraangaan. Dit is voor hen een eeuwige verordening, [al] hun generaties door.(HSV)

    God kan niet op de één plaats het offeren aan afgoden en demonen verbieden en op een andere plaats een zondoffer aan een demon doen wijden. De gedachte van een wettig offer aan een afgod of demon is geheel vreemd aan de Bijbel.

  4. Weer anderen vereenzelvigen Azazel met een van de eersten onder de gevallen engelen. De latere Joodse theologie maakt Azazel (Azael, Azazel en Azalzel) tot een van de eersten onder de gevallen engelen (Gen. 6, 1 vv. wordt met hun val in betrekking gebracht), die de mensen allerlei leerde, dat voor de oorlog en de weelde bevorderlijk was, hun Goddelijke geheimen openbaarde en van wien voornamelijk het verderf, dat in de wereld heerst, is uitgegaan, waarom hij ook aan een duistere plaats in de woestijn gekluisterd, voor het gericht bewaard wordt (Vgl. Boek Henoch 6:7; 8:1vv; 9:6; 10:4vv; 13:1vv; 69:2). Nog later wordt hij door vele Joden met Sammaël, d.i. de Satan vereenzelvigd. Ook de Christenen vanaf de kerkvaders hebben in hem de Satan gezien.

Voor het goed verstaan van het ritueel op de grote verzoendag is de vraag naar het wezen en de natuur van Azazel gelukkig van weinig belang. Het denkbeeld verbonden met de bok voor Azazel is evenwel dat van het wegdoen van de zonden. Ze werden door de zondebok weggedragen in de woestijn. De wegzending van de met zonden beladen bok symboliseert de algehele verwijdering van de zonden van het volk.

Met het feit van de verwijdering der zonden stemmen overeen de betekenissen van de Hebreeuwse werkwoorden Azal, ‘verwijderen’ en Azôl, ‘weggaan’. Misschien betekent 'het lot voor Azazel' (Lev. 16:8, 10) of 'de bok voor Azazel' (Lev. 16:10, 28) daarom, naar de bestemming van dit zondoffer: het lot en de bok voor de 'algehele wegdoening', de algehele verwijdering van de zonden.

Le 16:22 Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrijlaten. (NBG51)

Vergelijk:

Jer 50:20 In die dagen en in die tijd, spreekt de HEERE, zal gezocht worden naar de ongerechtigheid van Israël, maar die zal er niet zijn, en naar de zonden van Juda, maar ze zullen niet gevonden worden, want Ik zal vergeving schenken aan wie Ik laat overblijven. (HSV)

Ps 103:8 Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid. Ps 103:9 Hij zal niet voor altijd ter verantwoording roepen, niet voor eeuwig handhaaft Hij [Zijn toorn]. Ps 103:10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Ps 103:11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, [zo] is Zijn goedertierenheid machtig over wie Hem vrezen. Ps 103:12 Zo ver het oosten is van het westen, [zo] ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan. Ps 103:13 Zoals een vader zich ontfermt over [zijn] kinderen, [zo] ontfermt de HEERE Zich over wie Hem vrezen. Ps 103:14 Want Híj weet wat voor maaksel wij zijn [en] blijft bedenken dat wij stof zijn. (HSV)

De beide geitenbokken stellen twee zijden van de verzoening voor. De ene zijde, de genoegdoening aan God, wordt door de eerste bok voorgesteld. De andere zijde van de verzoening, de algehele ‘wegdoening’ (Zuid-Afrikaans woord) van onze zonden, wordt door het beladen en wegzenden van de zondebok verzinnebeeldt. Genoegdoening èn wegdoening. De beide geitenbokken zijn schaduwbeelden, de werkelijkheid is het verzoeningswerk van onze Heiland. Hij heeft onze zonden in zijn lichaam gedragen aan het kruis en ze volkomen weggedaan.

1Pe 2:24 die Zelf onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout, opdat wij, voor de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid leven: ‘door zijn striemen bent u gezond geworden’. (TELOS)

De Verzoendag zelf is als ceremonieel gebeuren een symbool van de toekomstige grote Verzoendag van Israël, wanneer onze Heiland, door zijn broeders naar het vlees eens verworpen, aan hen geopenbaard zal worden. Zij zullen over hem bitter kermen en rouw dragen (Zach. 12:10), doch Hij zal voor hen een bron ter ontzondiging zijn (Zach 13:1). De gevoelens van het volk worden vertolkt door Jesaja (Jes. 53:13v). De gedachte van het dragen van de zonden van het volk komt in de woorden van de profeet sterk naar voren:

Jes 53:4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Jes 53:6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Jes 53:11 Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Jes 53:12 Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft. (NBG51)

Bronnen

S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Azazel. Hieruit is op 9 mrt. 2013 tekst genomen en verwerkt. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.

Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften, s.v. Azazel. Utrecht: Kemink & Zoon, z.j. Hieruit is op 9 maart 2013 tekst genomen en verwerkt.

Voetnoten

  1. De Latijnse Vulgaat-vertaling heeft ‘capro emissario’, ‘weggezonden bok’. De Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling vertalen ‘weggaande bok’. De Engelse Authorized Version heeft ‘scapegoat’. De NBG51-vertaling, de NBV2004-vertaling, de Luther-vertaling, de vertaling van Petrus Canisius, de Engelse Darby-vertaling, de Engelse Revized Standard Version, de Duitse Elberfelder-vertaling, de Duitse Schlachter-vertaling laten het woord onvertaald, ‘Azazel’ of ‘Asasel’. De Luther-vertaling van 1545 heeft ‘ledige bok’.
  2. Zo Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften, s.v. Azazel. Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.
  3. De etymologische duiding door Gesenius en door het woordenboek van Brown, Driver en Briggs wordt vermeldt in het artikel Scapegoat op Wikipedia.