Baren

Uit Christipedia

Een kind baren is het ter wereld brengen. Ten gevolge van de zondeval gebeurt dat met pijn.

In figuurlijke zin betekent ‘baren’: ‘voortbrengen’ of ‘veroorzaken, teweegbrengen’. Het spreekwoord ‘oefening baart kunst’ betekent dat men door oefening het vakmanschap verkrijgt, voortbrengt. Iets of iemand kan schrik, zorg, angst, onrust, opzien baren, d.i. veroorzaken, teweegbrengen. ‘Dit baart mij kommer’ wil zeggen: dit brengt bij mij kommer teweeg.

De eerste maal wordt ‘baren’ in de Bijbel gebruikt in Gen. 3:16:

Ge 3:16  Tegen de vrouw zei Hij: Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar hij zal over u heersen. (HSV)

Letterlijk vertaald staat er volgens de grondtekst: uw zwoegen en uw zwangerschap. De zwangerschap zelf zou moeitevol zijn. En de bevalling, het baren van een kind, zou met pijn, smart gepaard gaan. Beide zijn gevolgen van de zondeval. De eerste vrouw die baarde was uiteraard onze oermoeder Eva.

Ge 4:1  En Adam had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn, en zei: Ik heb een man van de HEERE gekregen! (HSV)

De naam ‘Kaïn’ betekent ‘gekregen’. Eva zag haar eerstgeborene als een gave van God. Een geschenk met smart gekregen! Het tweede kind van Eva was eveneens een zoon, Abel.

Ge 4:2 En zij baarde opnieuw: zijn broer Abel. Abel werd herder van kleinvee en Kaïn werd bewerker van de aardbodem. (HSV)

In het Hebreeuws is het werkwoord yalad. Het wordt ook gebruikt met betrekking tot mannen. Zij gewinnen, verwekken, doen geboren worden.

Ge 4:18 Gebaard wordt aan Henoch: Irad,- stedeling, en Irad heeft Mechoejaël geboren doen worden; Mechiaël heeft Metoesjaël geboren doen worden en Metoesjaël heeft Lamech geboren doen worden. (Naardense vertaling)

Vergelijk:

Ge 4:18 En aan Henoch werd Irad geboren en Irad verwekte Mechujael, en Mechujael verwekte Metusael, en Metusael verwekte Lamech. (NBG51)

Zo wordt in het Hebreeuwse hetzelfde werkwoord yalad zowel voor Eva en Adam gebruikt. Eva baarde en Adam gewon, verwekte zonen en dochters

Ge 5:3 En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon [een] [zoon] naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth. Ge 5:4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. (SV)

Barensnood. Baren zou, als gevolg van de zondeval, gepaard gaan met smart.

Jes 13:8  En zij zullen verschrikt worden, smarten en weeën zullen hen aangrijpen, zij zullen bang zijn als een barende vrouw; ... (SV).

De Heer Jezus wist van de benauwdheid die het baren brengt.

Joh 16:21  Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kind heeft gebaard, denkt zij niet meer aan de benauwdheid, uit blijdschap dat een mens in de wereld is geboren. Joh 16:22  Ook u hebt dan nu wel droefheid; maar Ik zal u weerzien en uw hart zal zich verblijden en niemand neemt uw blijdschap van u weg. (Telos)

Figuurlijk, zinnebeeldig. Een vrouw in barensnood is een vaakgebruikt beeld van de grootste angst en benauwdheid (Jes. 13: 8; Jer. 4: 31; 6: 24; 13: 21; 22: 23; 30: 6; 48: 41; 49: 22. Hos. 13: 13; Mich. 4: 10).

Jes 13:6  Huilt gijlieden, want de dag des HEEREN is nabij; hij komt als een verwoesting van den Almachtige. Jes 13:7 Daarom zullen alle handen slap worden, en aller mensen hart zal versmelten; Jes 13:8 En zij zullen verschrikt worden, smarten en weeën zullen hen aangrijpen, zij zullen bang zijn als een barende vrouw; een iegelijk zal over zijn naaste verbaasd zijn; hun aangezichten zullen vlammende aangezichten zijn. (SV)

Vergelijk:

1Th 5:3  Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen. Ro 8:23  En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam. (Telos)

In barensnood is de schepping, die reikhalzend uitziet naar de open-baring van de zonen van God, de verheerlijkte heiligen.

Ro 8:19  Want de schepping verwacht reikhalzend de openbaring van de zonen van God. (...) Ro 8:22  Want wij weten, dat de hele schepping tezamen zucht en tezamen in barensnood is tot nu toe. Ro 8:23  En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam. (Telos)

In Jes. 66 heeft Sion een jongetje gebaard zonder weeën.

Jes 66:5 Hoor het woord van de HEERE, u die beeft voor Zijn woord: Uw broeders die u haten, die u verstoten vanwege Mijn Naam, zeggen: Laat de HEERE verheerlijkt worden! Maar Hij zal verschijnen tot uw blijdschap, zíj daarentegen zullen beschaamd worden. Jes 66:6 Een geluid van een gejoel uit de stad, een geluid uit de tempel, de stem van de HEERE! Hij vergeldt Zijn vijanden [naar] wat zij verdienen. Jes 66:7 Voordat zij weeën kreeg, heeft zij gebaard. [Nog] voor een wee over haar kwam, heeft zij een jongetje ter wereld gebracht. Jes 66:8 Wie heeft [ooit] zoiets gehoord? Wie heeft iets dergelijks gezien? Zou een land geboren kunnen worden op één dag? Zou een volk geboren kunnen worden in één keer? Maar Sion heeft [nauwelijks] weeën gekregen, of zij heeft haar zonen [al] gebaard. Jes 66:9 Zou Ík ontsluiting geven en niet doen baren? zegt de HEERE. Of zou Ik, Die doe baren, toesluiten? zegt uw God. (HSV)

Misschien ziet deze geboorte op de eerste komst van de Messias[1] en de geboorte genoemd in de hierna aangehaalde passage op zijn tweede komst. Vers 7 heeft 'een jongetje' en vers 8 spreekt van 'zonen', een 'volk' zelfs. Het meervoud ziet mogelijk op de gemeente die vervolgens geboren zou worden (op de Pinksterdag). In Opb. 12 ziet Johannes een zwangere vrouw in barendsnood. ‘Ze schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren’.

Opb 12:1  En er werd een groot teken gezien in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon en de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Opb 12:2 En zij was zwanger en schreeuwde in haar weeen en in haar pijn om te baren. Opb 12:3 En er werd een ander teken gezien in de hemel; en zie, een grote, vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen. Opb 12:4 En zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde. En de draak stond voor de vrouw die zou baren, om zodra zij haar kind zou baren, het te verslinden. Opb 12:5 En zij baarde een zoon, een mannelijk kind, die alle naties zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd weggerukt naar God en naar zijn troon. Opb 12:6 En de vrouw vluchtte de woestijn in, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat men haar twaalfhonderdenzestig dagen voedde. (TELOS)

De vrouw, Israël, baart de Messias, onze Heer Jezus Christus. Ze kan hem niet op aarde houden, maar moet hem afstaan aan de hemel. Vergelijk met wat de Heer Jezus zei tot zijn leerlingen. Zij zouden, gelijk een vrouw in barensnood, in benauwdheid zijn, totdat Hij hen, na zijn opstanding, zou weerzien.

Joh 16:21  Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kind heeft gebaard, denkt zij niet meer aan de benauwdheid, uit blijdschap dat een mens in de wereld is geboren. Joh 16:22  Ook u hebt dan nu wel droefheid; maar Ik zal u weerzien en uw hart zal zich verblijden en niemand neemt uw blijdschap van u weg. (Telos)

Trouwens, vlak voordat de gemeente worden weggenomen van de aarde om Hem te ontmoeten en te zien, zal zij in de mensenwereld een zware tijd doormaken.

2Ti 3:1  Maar weet dit, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen zijn; (Telos)

In de eindtijd zijn er drie barensnoden: 1. de barensnood van de schepping (Rom. 8:22), 2. de barensnood van de mensenwereld (1 Thess. 5:3), 3. de barensnood van (het overblijfsel van) Israël (Opb. 12:2). In de tegenwoordige tijd zijn sommigen in barensnood, namelijk zij die ernstig bidden dat de (plaatselijke) gemeente Christus openbaart in haar doen en laten.

Ga 4:19  mijn kinderen, van wie ik opnieuw in barensweeën ben, totdat Christus gestalte in u krijgt. (Telos)

Bron

Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie, jaar 2000.

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Barensweeën. Hieruit is op 4 nov. 2014 tekst genomen en verwerkt.

Voetnoot

  1. Hiëronymus verstaat dit van de Christus. Karl August Dächsel echter verstaat er de geboorte van de nieuwtestamentische gemeente uit het volk Israël onder. Zie August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jes. 66:7.