Barmhartigheid

Uit Christipedia

Barmhartigheid is een hart hebben voor de ongelukkige, arme of ellendige en de inzet om hem of haar te helpen. Bij de barmhartige gebeuren drie dingen:

  • Hij neemt de nood van een ongelukkige waar.
  • Het gaat hem ter harte gaan en hij wordt innerlijk bewogen. Hij heeft een gevoel voor het lijden van de ander.
  • Hij helpt, “bewijst barmhartigheid”.
De barmhartige Samaritaan.

Barmhartigheid behelst, evenals deernis, mededogen, medelijden, erbarming en ontferming, een gevoel voor het lijden van iemand anders. Dat hebben ze alle gemeenschappelijk. Maar er is ook verschil. Deernis, medelijden en mededogen zijn meer passief, lijdend; barmhartigheid, ontferming en erbarming zijn meer actief, bedrijvend.

Barmhartigheid is meer dan een gevoel voor het lijden van iemand anders, is meer dan medelijden. Een voorbeeld in de Bijbel is te vinden in het boek Nehemia. Nehemia was de schenker van de Perzische koning Arthahsasta. Hij bad om "barmhartigheid van het aangezicht van deze man" (Neh. 1:2). Toen Arthahsasta de treurigheid van Nehemia opmerkte en vernam wat de reden was, gaf hij zijn schenker op diens verzoek verlof om de muren en poorten van Jeruzalem te bouwen, van de stad die Nehemia noemde 'de plaats der begrafenissen van mijn vaders' (Neh. 2: 3, 5). Hij gaf zijn schenker twee brieven, legeroversten en ruiters mee. Op deze wijze hielp de koning hem.

Een ander voorbeeld is in Lucas 10:30v, waar sprake is van een slachtoffer van een roofoverval. Een man, door rovers geslagen en beroofd, wordt halfdood langs de weg achtergelaten. Een priester en later een leviet zien hem liggen en gaan aan de overkant voorbij. Mogelijk hadden ze wel enig menselijk meegevoel, maar waren er redenen om niet te helpen. Dan komt een derde persoon:

Lukas 10:33 Een Samaritaan echter, die op reis was, kwam bij hem en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen.
Lukas 10:34 En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, terwijl hij daar olie en wijn op goot, zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.
Lukas 10:35 En de volgende dag haalde hij twee denaren tevoorschijn, gaf ze aan de herbergier en zei: Verzorg hem, en wat u meer ten koste mocht leggen, zal ik u vergoeden wanneer ik terugkom.

(TELOS)

De Samaritaan had medelijden èn kwam te hulp. Het bleef niet bij een gevoel voor het lijden van het slachtoffer.

De woorden deernis, medelijden en mededogen drukken voornamelijk het gevoel uit. Deernis, hoezeer een woord van de edelere stijl, is eigenlijk minder sterk dan medelijden en mededogen, waarmee het verwant is; het geeft alleen leed, leedwezen, over eens anders ongeluk te kennen.

In medelijden en mededogen versterkt het voorzetsel mede de kracht van de uitdrukking, en zet daaraan de betekenis bij, dat men metnevens de ongelukkige, en bijna op gelijke wijze als hij, diens leed ondervindt.

Het woord mededogen komt van het werkwoord dogen, dat thans verouderd, doch in het woord gedogen aanwezig is. Dogen betekende dulden, ook in de zin van lijden. Mededogen zou dus, in oorsprong, met medelijden overeenkomen; het woordgebruik heeft 'mededogen' tot de hogere schrijfstijl beperkt. Met iemand, die een klein, of kortstondig leed ondergaat, die bijvoorbeeld hoofd- of tandpijn heeft, voelt men medelijden, niet mededogen.


Het woord 'barmhartigheid' is een vertaling van het Latijnse woord 'misericordia'. ‘Miser’ betekent arm, ellendig, ongelukkig. ‘Cor’ betekent ‘hart’. Barmhartigheid is een aangelegenheid van het hart, dat uitgaat naar degene die arm, ellendig of ongelukkig is.

De woorden barmhartigheid, erbarming en ontferming hebben een gemeenschappelijke oorsprong, te weten het woord arm. In de vroegste tijden van de vorming of beschaving der talen die tot de Duitse stam behoren, heeft men de eerste helft van het Latijnse woord misericors vrij stijf en gebrekkig overgezet door 'arm'.

Lat. miser = ongelukkig, arm, ellendig
Lat. miseria = ellende, ongeluk, misère
Lat. cor = hart
Lat. misericors = barmhartig

Het 'arm' is door samensmelting met het voorzetsel be in barm veranderd.

Bij het woord ontferming is 'arm' door de tussenkomende t in ferm overgegaan. De uitgang ing van 'arm' een zelfstandig naamwoord en duidt de bedrijvende, dadelijke werking aan. Deze werking wordt wederom, door het voorzetsel ont, in zoverre gewijzigd, dat het gehele woord ontferming een begin der daad van medelijden te hebben en te betonen uitdrukt. Waar men dus wil te kennen geven, dat dit gevoel van medelijden niet reeds, op de eerste aanblik van de bedrukte, aanwezig is, maar eerst naderhand gewekt wordt, komt het woord ontferming wel inzonderheid te pas. Een vergramde baas bijvoorbeeld, of de beledigde Godheid, smeekt men om ontferming.

Vrij nabij aan deze betekenis komt die van het woord erbarming, waarin echter het eerste ontstaan van de aandoening minder sterk is uitgedrukt. Men erbarmt zich over een ongelukkige, dien geen bijzondere, of zogenaamde volkomene, maar slechts algemene mensenplicht ons gebiedt te helpen. 

Erbarming, zowel als ontferming, is voorts alleen het gewekt gevoel en de daaruit voortspruitende bereidwilligheid tot de daad van hulpbetoning; barmhartigheid toont deze bereidwilligheid, niet uit een tijdelijk gevoel, maar in haar blijvende bron, in de aan de barmhartige ziel reeds eigen en gewoon geworden vaardigheid om te helpen. Door de barmhartigheid worden wij bewogen, om ons over de ongelukkigen te erbarmen; en de barmhartige kan geen ongelukkige zien, zonder erbarming met hem te hebben. Barmhartigheid staat dus tot erbarming enigermate als deugd tot plicht. Wel is waar, dat in de H. Schrift van het doen en oefenen van barmhartigheid gesproken wordt, doch dan zijn daaronder werken van barmhartigheid verstaan.

Gods barmhartigheid

Tegenover Gods toorn staat Zijn barmhartigheid (Rom. 9:22-23). Gods barmhartigheid is groot. Zijn barmhartigheid beweegt Hem om overtredingen, als de dader ze belijdt, uit te delgen. Koning David, die overspel gepleegd had en daarover werd bestraft werd door de profeet Nathan, bad God: 'delg mijn overtreding uit, naar de grootheid van Uw barmhartigheden'.

Ps 51:1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (51-2) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (51-3) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden. (SV)

Christus is de belichaming van Gods barmhartigheid.

Romeinen 15:8 Want ik zeg, dat Christus een dienstknecht van de besnijdenis geworden is terwille van de waarheid van God, om de beloften van de vaderen te bevestigen, Romeinen 15:9 en opdat de volken God verheerlijken wegens de barmhartigheid, zoals geschreven staat: ‘Daarom zal ik U belijden onder de volken en uw naam lofzingen’.
(TELOS)

De oude Latijnse vertaling (Vulgaat) heeft hier 'misericordiam', Statenvertaling, Herziene Statenvertaling, Telosvertaling en NBV hebben 'barmhartigheid'; NBG51, Naardense bijbel en Willibrord-95 hebben 'ontferming'; Willibrord-78 heeft 'erbarming'. Deze vertalingen drukken alle de praktische uitwerking van Gods gevoel voor de ellende en het lijden van de mensen uit.

Voorwerpen van Zijn barmhartigheid. De gelovigen zijn voorwerpen van Gods barmhartigheid.

Ro 9:22 Als nu God, daar Hij zijn toorn wilde betonen en zijn macht bekend maken, met veel lankmoedigheid verdragen heeft [de] vaten van [de] toorn, tot het verderf toebereid; Ro 9:23 en om bekend te maken de rijkdom van zijn heerlijkheid over [de] vaten van [de] barmhartigheid, die Hij tevoren tot heerlijkheid heeft bereid … (Telos)

Genadegave

De dienst van barmhartigheid in de gemeente van Christus is een genadegave van God.

Ro 12:4 Want zoals wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werking hebben, Ro 12:5 zo zijn wij, de velen, een lichaam in Christus, en elk afzonderlijk leden van elkaar. Ro 12:6 Daar wij nu verschillende genadegaven hebben, naar de genade die ons gegeven is, (...) Ro 12:8 hetzij wie vermaant, in het vermanen; wie meedeelt, in eenvoudigheid; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid. (Telos)

Bron

In dit artikel is in januari 2011 tekst verwerkt uit: P. Weiland en G.N Landré , Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, bladzijde 27.