Daniël (profeet)

Uit Christipedia

Daniël (ca. 621 — 535 v. Chr.) was een van de profeten die in de tijd van het Oude Testament het woord van God ontvingen en doorgaven. Hij bracht het grootste gedeelte van zijn leven door in ballingschap in Babylon, waar hij hoge politieke functies uitoefende aan het hof van diverse koningen. Hij schreef het naar hem genoemde Bijbelboek Daniël.

Naam. Zijn naam betekent "Mijn Rechter is God" of "Mijn Advocaat is God"[1]. Uit zijn boek komt naar voren dat God de heidense wereldrijken oordeelt. Het rijk van de Mensenzoon (onze Heer Jezus Christus) zal het geheel van de rijken vernietigen. In het leven van Daniël zien we hoe God het einde van het Babylonische rijk beslist.

Informatiebronnen. Wij weten van de persoon Daniël niets anders dan wat in het boek Daniël en in Ez. 14 :14, 18, 20; 28 :3 wordt vermeld.

Afkomst. Daniël behoorde tot een voorname familie in Jeruzalem, misschien zelfs verwant met de koninklijke familie.

Ballingschap. Na de eerste verovering van Jeruzalem werd met koning Jojakim en vele vorsten en vooraanstaande personen uit het land ook Daniël naar Babel gevoerd. Volgens Dan. 1:1 werd hij in het 3e regeringsjaar van koning Jojakim, dus in 605[2] of 606 vóór Christus, naar Babel overgebracht. Daniël was toen nog erg jong, waarschijnlijk 16 jaar oud. In Babel werd zijn Hebreeuwse naam vervangen door een Chaldeeuwse: Beltsazar.

Bestuurder. Daniël was een man van grote wijsheid en innige vroomheid. Hij werd door Nebukadnezar tot stadhouder van Babel benoemd (2 :48), en hij was onder Darius de Meder de eerste in het koninkrijk (6 :4), welke waardigheid hij ook nog enige tijd behield onder Kores (Cyrus), de koning van Perzië (6 :29, 10 :1). Hij trad op in het eind van de 7e eeuw vóór Chr. In de eerste helft van de 6e eeuw vóór Chr. is hij te midden van de heidense wereld en aan het machtigste hof tot een getuige gesteld van de Naam van Jahweh, en voor het volk van de joden, dat enkele jaren na hem ook naar Babel werd weggevoerd, om een profeet te zijn van de grote daden Gods, die aanstaande waren.

Schilderij 'Daniels antwoord aan de koning' ('Daniel's answer to the King') door Briton Riviere, 1890. 

Darius de Meder stelde over zijn rijk 120 stadhouders aan en over hen drie vorsten, van wie Daniël de eerste was. Daniël overtrof hen, omdat een voortreffelijker geest in hem was. Toen de koning hem daarom dacht te stellen over heel zijn koninkrijk (Dan. 6:4), beraamden zij een plan om Daniël ten val te brengen. Ze misleidden koning Darius en lieten hem een wet uitvaardigen, op grond waarvan zij Daniël konden aanklagen.

Daniël was gewoon drie maal daags tot zijn God te bidden. Volgens de nieuwe wet, die onherroepelijk was, mocht niemand gedurende 30 dagen iets aan een god of mens vragen, dan alleen aan de koning (Dan. 6:8). Een overtreder moest in een kuil met leeuwen geworpen worden. Darius werd van Daniëls gebedsgewoonte op de hoogte gesteld en zag zich tot zijn grote verdriet genoodzaakt Daniël in de leeuwenkuil te laten werpen. De kuil werd daarna met een steen afgesloten en tevens verzegeld.

Daniël verklaart aan Belsazar het wonderschrift op de muur

De koning Darius kon er niet van slapen, omdat hij Daniël graag hadden willen behouden. Een wet van de Meden en de Perzen was echter onherroepelijk. De volgende dag stond Darius vroeg op en ging met haast naar de leeuwenkuil. Tot zijn opperste verbazing was Daniël niets overkomen, de leeuwen hadden hem met rust gelaten. Daniël, door zijn God bewaard, mocht weer uit de kuil komen. Hierop gaf Darius bevel dat allen in zijn koninkrijk de God van Daniël zouden vrezen.

Zijn tegenstanders hadden Daniël tegenover de koning Darius genoemd: "een van de gevankelijk weggevoerden uit Juda" (Dan. 6:14). De koning echter, daags nadat Daniël in de kuil was geworpen, noemde Daniël: "knecht van de levende God" (Dan. 6:21).

Profeet. Daniël heeft in zijn leven verscheidene openbaringen van Godswege ontvangen. Zijn laatste ontving hij in het 3e jaar van koning Kores (Dan. 10:1), ca. 536[3] voor Christus.

De Heer Jezus noemt hem 'de profeet Daniël':

Mt 24:15 Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarvan gesproken is door de profeet Daniel, zult zien staan in de heilige plaats, -laat hij die het leest, erop letten! -laten dan zij die in Judea zijn, (TELOS)

Geschrift. Het boek Daniël, geheel of deels van zijn hand, is opgeschreven over een periode van bijna 70 jaar.

Leeftijd. Waarschijnlijk is hij ruim 80 jaar oud geworden[3].

Tijdgenoten. Daniël was een tijdgenoot van Ezechiël en Jeremia. Ezechiël noemt Daniël in zijn boek een rechtvaardige (Ez. 14:12-20) en een wijze (Ez. 28:3.)

700 — 650 v.C. < Israël 650 — 600 v.C.[4] > 600 — 550 v.C.
HabakukNebukadnezar7e eeuw voor Chr.#605JojakimJoahazNechoZefanja (boek)Daniël (profeet)Jeremia (profeet)JosiaAmonAsnapparManasse (koning)
650 — 600 v.C. < Israël 600 — 550 v.C.[5] > 550 — 500 v.C.
BelsazarKoresEvilmerodachHofraEzechiël (Bijbelboek)ZedekiaJojachinRechabietenNebukadnezarJojakimNechoDaniël (profeet)Jeremia (profeet)
600 — 550 v.C. < Israël 550 — 500 v.C.[6] > 500 — 400 v.C.
Zacharia (Bijbelboek)Darius IKoresDarius de MederBelsazarKoresDaniël (profeet)

Daniël en Jezus

Er zijn enkele overeenkomsten tussen Daniël en Jezus en tussen hun lotgevallen. Beiden waren profeten. De Heer Jezus, die zelf een profeet was, noemde hem 'de profeet Daniël' (Matth. 24;15).

Daniël viel op door de voortreffelijke geest die in hem was, 'de geest der goden' zoals men zei. De Babylonische koning Belsazar zei tegen Daniël.

Da 5:14 Ik heb toch van u gehoord, dat de geest der goden in u is, en dat er licht, en verstand, en voortreffelijke wijsheid in u gevonden wordt. (SV)

De Heer Jezus, die geleid werd door de Heilige Geest, viel eveneens op door de geest die in hem was, door zijn wijsheid.

Joh 7:46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens zo gesproken als deze mens spreekt. Mt 7:28 En het gebeurde toen Jezus deze woorden had geeindigd, dat de menigten versteld stonden over zijn leer; Mt 13:54 En Hij kwam in zijn vaderstad en leerde hen in hun synagoge, zodat zij versteld stonden en zeiden: Waar heeft Deze die wijsheid en die krachten vandaan? Mt 22:33 Hij is niet de God van doden maar van levenden. En toen de menigten dit hoorden, stonden zij versteld over zijn leer. (TELOS)

Aan Daniël kon door zijn tegenstanders, die hem benijdden en niet wilden dat hij het hele rijk zou besturen (Dan. 6:4-5), geen misdaad of vergrijp worden ontdekt. Daarop spannen zij samen om Daniël ten val te brengen, ja, te doden.

Da 6:4 (6:5) Daarop gingen de rijksbestuurders en de stadhouders zoeken naar een grond voor een aanklacht tegen Daniël inzake het koninkrijk, maar zij konden geen enkele grond voor een aanklacht, of iets verkeerds vinden, omdat hij betrouwbaar was en er geen nalatigheid of iets verkeerds bij hem te vinden was. Da 6:5 (6:6) Toen zeiden deze mannen: Wij zullen tegen deze Daniël geen enkele grond voor een aanklacht vinden, tenzij wij [iets] tegen hem vinden in de wet van zijn God. (HSV)

De Heer Jezus werd eveneens benijd door zijn tegenstanders. Zij wilden niet dat Hij koning zou worden. Zij stelden strikvragen om Hem ergens op te kunnen vangen en beraamden een plan om hem uit de weg te ruimen. De Heer Jezus was trouw aan Zijn God, zonder zonde. Uiteindelijk vonden zij gronden om Hem te beschuldigen en ter dood te laten brengen. De kuil waarin Daniël geworpen was en die met een steen en een zegel werd afgesloten, "opdat de wil aangaande Daniël niet zou veranderd worden" (Dan. 6:18), doet denken aan het graf van de Heiland, dat eveneens met een steen werd afgesloten en werd verzegeld.

Mt 27:66 Zij nu gingen heen en beveiligden het graf met de wacht, na de steen verzegeld te hebben. (TELOS)

Darius haastte zich vroeg in de ochtend naar de kuil van Daniël:

Da 6:19 (6:20) Vroeg in de morgen, toen het licht werd, stond de koning op. Haastig vertrok hij naar de leeuwenkuil. (HSV)

Naar het graf van Jezus haastten zich vrouwen, vroeg in de ochtend:

Mr 16:2 En zeer vroeg op de eerste dag van de week kwamen zij bij het graf, toen de zon opging. (TELOS)

De koning werd "zeer vrolijk" (Dan. 6:24) toen hij ontdekte dat Daniël nog leefde. De discipelen van de Heer waren verblijd toen zij bemerken dat Jezus weer leefde. Daniël was onschuldig ter dood veroordeeld, want hij had tegen de koning noch tegen het volk enige misdaad begaan. Uit de leeuwenkuil sprak Daniël tot de koning:

Da 6:21 (6:22) Toen sprak Daniël tot de koning: O koning, leef in eeuwigheid! Da 6:22 (6:23) Mijn God heeft Zijn engel gezonden en Hij heeft de muil van de leeuwen toegesloten. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden. Ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan. (HSV)

Darius had Daniël willen sparen, maar hij kon niet meer terug. Hij moest de rijksbestuurders en de stadhouders hun zin geven. Pilatus had Jezus willen vrijlaten, omdat hij geen schuld in hem vond, maar hij gaf toe aan de overpriesters en de dienaars:

Joh 19:6 Toen dan de overpriesters en de dienaars Hem zagen, riepen zij aldus: Kruisig, kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Neemt u Hem en kruisigt Hem, want ik vind geen schuld in Hem. (TELOS)

God betoonde zich als de redder en verlosser. Hij verlost Daniël "uit het geweld der leeuwen" (Dan. 6:28, Statenvertaling). Darius schreef een brief aan alle volken, naties en talen die op de aarde woonden, waarin hij van God betuigde:

Da 6:28 Hij verlost en redt, Hij doet tekenen en wonderen in de hemel en op de aarde, Hij, Die Daniël heeft verlost uit de klauwen van de leeuwen. (HSV)

Ook Jezus is door God verlost:

Heb 5:7 Hij die tijdens zijn dagen in het vlees met sterk geroep en tranen zowel gebeden als smekingen geofferd heeft aan Hem die Hem uit de dood kon verlossen (en Hij is verhoord om zijn godsvrucht), (TELOS)

Wij, zovelen wij evenals Darius heidenen zijn, erkennen God als Verlosser, die de Heiland heeft opgewekt en Hem uit de dood heeft verlost. En ook ons zal verlossen (vgl. Rom 7:24; 8:23; 2 Cor. 1:10; Hebr. 2:15).

De naam van God moest op bevel van Darius aan iedereen bekend worden gemaakt, opdat men voor Hem ontzag zou hebben. Darius schreef een brief aan alle volken, natiës en talen die op de aarde woonden. Het evangelie maakt Gods verlossing door Jezus Christus bekend en moet aan de hele wereld verkondigd worden, opdat mensen behouden worden en God dienen.

Bron

C. Lindeboom, Bijbelgids, of Handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis (Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2009; bewerking door J. Pluimers van de uitgave uit 1929), blz. 53. Hieruit is, onder toestemming, op 2 maart 2013 tekst gebruikt.

Voetnoten

  1. Volgens Roger Liebi, Das Buch Daniël, hoofdstukken 2 t/m 5 (2013). Transcript van een toespraak.
  2. ESV Study Bible. Crossway Bibles, 2008.
  3. 3,0 3,1 Geoffrey W. Bromiley, The International Standard Bible Encyclopedia, Revised. Wm. B. Eerdmans, 1988, 2002.
  4. De jaartallen zijn meerendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  5. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  6. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).