Ebal

Uit Christipedia

De berg Ebal is een berg in Samaria, een rots van het gebergte Efraïm, tegenover de berg Gerizim gelegen. God gebood de Israëlieten om de vloek voor de overtreders op de berg Ebal uit te spreken (Deut. 11:29).

Ligging. De Ebal ligt 940[1] meter boven de zeespiegel. Het is de hoogste berg in het centrale en noordelijke deel van Samaria. Tegenover de Ebal ligt de berg Gerizim, die 881[2] meter hoog is. Beide schijnen echter lager, omdat Sichem, gelegen in het dal tussen deze bergen, zelf op een hoogte van 570[3] meter ligt.

Ebal is de noordelijke bergtop van het gebergte Efraïm, Gerizim heette de zuidelijke. Mozes duidde hun ligging aan, toen het volk Israël in de vlakke velden van Moab (in het tegenwoordige Jordanië) gelegerd was:

De 11:30 Die liggen immers aan de overzijde van de Jordaan, achter de weg naar de zonsondergang, in het land van de Kanaänieten die in de Vlakte wonen, tegenover Gilgal, bij de eiken van More. (HSV)

De Ebal en de Gerizim vormen een mooi dal, waarin de stad Nabloes, het Bijbelse Sichem, ligt. De berg ligt in het gebied van de Palestijnse Autoriteit.

Links de berg Gerizim en rechts de berg Ebal. Daartussen in het dal (niet zichtbaar) het dorp Nabloes (= Sichem) en de Jacobsbron. 

Foto boven: links de berg Gerizim en rechts de berg Ebal. Daartussen in het dal (niet zichtbaar) het dorp Nabloes (= Sichem) en de Jacobsbron.

Foto boven: De Berg Gerizim gezien vanaf de berg Ebal, ca. 1915. Op de weg die om de berg slingert heeft vermoedelijk[4] de Heer Jezus met zijn leerlingen gelopen, op weg van Judea naar Galilea. Aan de voet van de Gerizim ligt het dorp Askar, misschien gelijk aan het Nieuwtestamentische Sichar, waar de leerlingen voedsel gingen kopen (Joh. 4:8). In kleine ommuurde plek links van het dorp is 'de bron van Jacob' (Joh. 4), waar de Heer met de Samaritaanse sprak.
Ligging van de Ebal, noordelijk van de Gerizim. Zie onder het midden van vak B2.

Uitzicht. Op de Ebal staat aanschouwt het gehele (omringende) land. Wie noordwaarts blikt, ziet over Samaria's bergen eerst de lange bergkam van de Karmel, van de zeekust tot waar hij neerdaalt in de heuvels van En Gannim, waarachter iets kan gezien worden van de wonderlijk vruchtbare vlakte van Jizreël (= God zaait). Aan de andere zijde van de vlakte ziet hij, in nevelen gehuld, de bergen van Galiléa zich verheffen, waarboven de met eeuwige sneeuw bedekte toppen van de Hermon uitsteken als schouders en hoofd van een geweldigen reus. Wie vandaar naar het Oosten zich wendt, aanschouwt eerst boven de diepte van Gennésarets meer de hoog­vlakte, waarachter de rijke oase van Damaskus zich uitstrekt. En als hij zijn oog dan steeds meer zuidwaarts laat gaan, ziet hij eerst op de verre achter­grond het gebergte van de Hauran, en dichterbij achter het dal van de Jordaan eerst de bergen van Gilead met de diepe kloven van de Jarmoek en de Jabbok, en vervolgens die van Ammon en Moab, waartussen de Arnon zich zijn bedding heeft ge­graven. Wie van de Ebal zuidwaarts blikt, ziet aan zijn voet Sichem liggen, waarachter de helling van de Geri­zim opwaarts golft. En daarachter ziet hij een wirwar van bergen, ook die, waarop Mispa ligt, welke Jeru­zalem en het gebergte van Juda voor de speurende blik verbergt.

En eindelijk, wie zijn oog van het zuiden westwaarts laat dwalen, kan eerst iets vermoeden van de kust­vlakte, waaraan de onbesneden Filistijnen voorgoed hun naam hebben verbonden, en ziet dan hoe Kanaäns bergen in onregelmatige terrassen zeewaarts dalen. En daarachter schouwt hij het diepblauwe watervlak van de Middellandse zee, „de Groote zee" met haar kust, die Israëls westelijke grens is (Num. 34 : 6).

Naam. De naam 'Ebal' betekent, naar het Arabisch, 'bladerloos'[5]. De berg is onvruchtbaar, en misschien werden ook daarom de vloekwoorden tegen de overtreders, van Ebal, en de zegeningen voor de onderhouders der wet, van de vruchtbare en bronrijke Gerizim uitgesproken, Deut. 11:29.

Deze plaatsen zijn voor de Israëliet, wegens de herinneringen, die zij opwekken, heilig en eerwaardig. In deze omgeving woonde vermoedelijk Melchizedek[6], en sloeg Abraham het eerst zijn tenten op. Hier kocht Jakob een stuk land van de kinderen van Hemor, en is zijn zoon Jozef begraven.

Op de berg Ebal moesten stenen gedenktafels, met de wetten van Mozes beschreven, worden opgericht. Ze moesten met kalk worden bepleisterd, weliicht om ze tegen de invloed van lucht en weer te beschutten, Deut. 27 : 2-4.

Hier werd, na de verovering van Kanaän, de zegen over hen, die de wet zouden houden, op de Gerizim, de vloek over de overtreders op de Ebal uitgesproken (Deut. 11:29; 27:12),

De 11:26 Zie, ik houd u heden zegen en vloek voor: De 11:27 de zegen, als u luistert naar de geboden van de HEERE, uw God, die ik u heden gebied; De 11:28 de vloek, als u niet luistert naar de geboden van de HEERE, uw God, en van de weg die ik u heden gebied, afwijkt om achter andere goden aan te gaan, die u niet gekend hebt. De 11:29 Het zal gebeuren, wanneer de HEERE, uw God, u gebracht heeft in het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen, dat u de zegen uit zult spreken op de be rg Gerizim en de vloek op de berg Ebal. (HSV)

De 27:12 Wanneer u de Jordaan overgestoken bent, moeten de volgende [stammen] op de berg Gerizim gaan staan om het volk te zegenen: Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Jozef en Benjamin.  De 27:13 En de volgende [stammen] moeten op de berg Ebal gaan staan voor de vervloeking: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali. (HSV)

De genoemde stammen die voor de vervloeking stonden zijn van Lea's eerste zoon (Ruben), van Lea's dienstmaagd Zilpa (Gad, Aser), van Lea's laatste zoon (Zebulon), en van Rachels dienstmaagd Bilha (Dan, Naftali). Daar bouwde Jozua een altaar[7] en sprak hij het laatst tot de duizenden van Israël (Jos. 8:33).

Joz 8:30 Toen bouwde Jozua een altaar voor de HEERE, de God van Israël, op de berg Ebal, Joz 8:31 zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, aan de Israëlieten geboden had, overeenkomstig wat in het wetboek van Mozes geschreven staat: een altaar van hele stenen die men niet met een ijzeren [voorwerp] bewerkt had. Daarop brachten zij brandoffers aan de HEERE. Ook brachten zij dankoffers. Joz 8:32 Vervolgens schreef hij daar op stenen een afschrift van de wet van Mozes, die hij geschreven heeft voor [de ogen van] de Israëlieten. Joz 8:33 Heel Israël met zijn oudsten, beambten en rechters stond aan deze en aan de andere [zijde] van de ark, vóór de Levitische priesters, die de ark van het verbond van de HEERE droegen, zowel vreemdelingen als ingezetenen. Eén helft daarvan [stond] tegenover de berg Gerizim en één helft daarvan [stond] tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, vroeger geboden had om het volk Israël te zegenen. Joz 8:34 Daarna las hij al de woorden van de wet voor, de zegen en de vloek, in overeenstemming met alles wat in het wetboek geschreven staat. Joz 8:35 Er was niet één woord van alles wat Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas voor heel de gemeente van Israël, de vrouwen, de kleine kinderen en de vreemdelingen die in hun midden meetrokken. (HSV)

Bronnen

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Gerizim' is op 10 okt. 2014 verwerkt.

S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Ebal. Hieruit is op 18 maart 2015 tekst genomen en verwerkt.

A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Tekst van blz. 25-26 is onder wijziging verwerkt op 17 dec. 2020

Voetnoten

  1. Een hoogte van 938 noemt: A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 24.
  2. Een hoogte van 868 meter noemt: A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 24.
  3. A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 24.
  4. Dat de Heer daar gelopen heeft, zegt de oude beschrijving bij de foto, zie https://www.flickr.com/photos/osucom...n/photostream/.
  5. Aldus S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Ebal. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler. 
  6. Aldus P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling (Haarlem: De erven F. Bohn, 1866), s.v. Gerizim.
  7. In de 19e eeuw hebben christenarcheologen vergeefs naar het altaar gezocht, maar in de 20e eeuw zei de Israëlische archeoloog Adam Zertal (1936-2015) het altaar op Ebal gevonden te hebben. Zie 1. Adam Zertal, A Nation Born: the birth of Ancient Israel (2018). 2. Aaron Lipkin: Secret Archaeology of Israel. Youtube.com: Prophecy Watchers, 13 dec. 2017. Duur: 28 min. 30 sec. De mening van de Israëlische archeoloog Zertal dat de vondst op de berg Ebal het altaar van Jozua is, is onzeker. Zie Hans Volker Kieweler, Ebal, op Bibelwissenschaft.de.