Eerstgeborene

Uit Christipedia

Eerstgeborene of eerstgeboorte heet de mens die of het dier dat het eerst uit zijn ouders geboren is. Het eerstgeboorterecht is het recht of de voordelen van de eerstgeboren zoon. Het woord 'eerstgeborene' wordt ook in figuurlijke zin gebruikt.

De mannelijke eerstgeborene of eerstgeboorte wordt in de oudheid voornamelijk een groot voorrecht genoemd; want in haar woont „de eersteling van mijn kracht", zoals Jacob zei van zijn eerstgeboren zoon Ruben, Gen. 49: 3 (NBG51).

Ge 49:3 Ruben, mijn eerstgeborene zijt gij, mijn sterkte en de eersteling mijner kracht, de voornaamste in hoogheid, de voornaamste in vermogen. (NBG51)

Ge 49:3 Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene, mijn kracht, en het begin mijner macht; de voortreffelijkste in hoogheid, en de voortreffelijkste in sterkte! (SV)

Daarom moesten de eerstgeborenen onder het volk van God, naar een gewoonte, die ouder is dan de wetgeving op Sinai, de Heer heilig zijn. Bij het uittrekken uit Egypte kwam er nog een andere oorzaak bij (Exod. 13: 1-16), dat de Heer de eerstgeborenen van Israël verschoond had, terwijl hij die van Egypte doodde, daar hij zijn eerstgeboren zoon Israel sparen wilde. Deze wijding van de eerstgeboorte tot het eigendom van de Heer was geldig voor mensen en dieren. Op de dag dat God het volk Israël uit Egypte leidde, zei Hij tot Mozes:

Ex 13:2 Heilig voor Mij alle eerstgeborenen: alles wat de baarmoeder opent onder de Israëlieten, van de mensen en van het vee, dat behoort Mij toe. (...) Ex 13:11 Het zal gebeuren, als de HEERE u in het land van de Kanaänieten gebracht heeft, zoals Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u gegeven heeft, Ex 13:12 dat u alles wat de baarmoeder opent, aan de HEERE zult afstaan. Ook alles wat [de baarmoeder] opent van de dracht van het vee dat u toebehoort: de mannetjes zullen voor de HEERE zijn. Ex 13:13 Maar alles wat [de baarmoeder] van een ezelin opent, moet u vrijkopen met een lam. Als u het niet vrijkoopt, moet u het de nek breken. Maar wat de mensen betreft, moet u alle eerstgeborenen onder uw zonen vrijkopen. Ex 13:14 Het zal gebeuren, als uw zoon u morgen vraagt: Wat is dit? dat u tegen hem zult zeggen: De HEERE heeft ons met sterke hand uit Egypte, uit het slavenhuis, geleid. Ex 13:15 Want toen de farao zich verhardde [en weigerde] ons te laten gaan, gebeurde het dat de HEERE alle eerstgeborenen in het land Egypte doodde, van de eerstgeborene van de mens tot de eerstgeborene van het vee toe. Daarom offer ik aan de HEERE de mannetjes van alles wat de baarmoeder opent, maar alle eerstgeborenen van mijn zonen koop ik vrij. (HSV)

Op de achtste dag van hun leven moesten de eerstgeborenen aan de Heer gegeven worden.

Ex 22:29 U mag van uw volheid en [van] uw overvloed niet achterhouden. De eerstgeborene van uw zonen moet u Mij geven. Ex 22:30 U moet hetzelfde doen met uw runderen [en] uw kleinvee; zeven dagen mogen ze bij hun moeder blijven, op de achtste dag moet u ze Mij geven. (HSV)

De eerstgeboren zonen der mensen moesten, zoals reeds in vroegere tijd, beschouwd worden als de familiepriesters (dat waren misschien ook de jongelingen genoemd in Exod. 24:5). Later werd weliswaar de stam Levi in de plaats van de eerstgeborenen in de priesterdienst van Israel gesteld (Num. 3:12 vv.; 8: 11-19) maar een voortdurende herinnering aan hun oorspronkelijke priesterwaardigheid en verplichting was het losgeld, waardoor iedere eerstgeboren zoon volgens de schatting der priesters (niet boven 5 sikkels) moest losgekocht worden (Num. 18: 15, vgl. Luk. 2: 22, 27).

Eerstgeborene mannelijke dieren moesten als zij rein waren, na de eerste maand dat zij door de moeder geworpen waren, geofferd worden, waarbij slechts het bloed gesprengd en het vet moest aangestoken worden, maar het vlees aan de priesters bleef toebehoren; hadden zij een gebrek, dan moesten zij tot een huiselijke maaltijd gebezigd worden. Waren het onreine dieren, die niet geofferd mochten worden, dan moesten zij volgens de schatting van de priester met eenvijfde boven de waarde gelost worden (Num. 18: 15 vv. Lev. 27: 26 vv). Volgens een andere bepaling (Exod. 13: 13), toen de wet over de onreine dieren nog niet gegeven was, moest een ezel of met een schaap gelost worden of men moest hem de nek breken(vgl. Exod. 34: 20).

Aan de eerstgeboren zoon kwam het eerste gezag in de familie toe, „mijn kracht, mijn eerste macht" (Gen. 49 : 3). Daarin ligt

1. het dubbele erfrecht door de wet bepaald (Deut. 21: 15 vv.) met de verplichting om voor de nagelaten weduwen te zorgen.

De 21:17 Maar den eerstgeborene ... zal hij kennen, gevende hem het dubbele deel van alles, wat bij hem zal worden gevonden; want hij is het beginsel zijner kracht, het recht der eerstgeboorte is het zijne. (SV)

De eerstgeborene verkreeg een dubbel gedeelte van de erfenis; de overige zonen ontvingen slechts gelijke delen;  zo erfde b.v. wanneer er vijf zonen waren, de oudste 2/6 van de gehele vaderlijke nalatenschap, terwijl zijn broeders  ieder slechts 1/6 erfden.

De eerstgeborene had echter als hoofd van de familie niet alleen zijn moeder tot haar dood te verzorgen, maar hij moest ook zijn nog ongehuwde zusters tot aan hun huwelijk van voedsel, kleding en al het nodige voorzien.

Hierbij werd naderhand (Deut. 21:15-17) bepaald, dat, wanneer de vader twee vrouwen heeft, waarvan hij de ene meer liefde toedraagt dan de andere, hij niet de jongere zoon van de geliefde vrouw boven de oudere zoon van de minder geliefde mag voortrekken; hij moet volstrekt het eerstgeboorterecht met de twee delen van zijn gehele nalatenschap, ongeschonden laten aan de eersteling van zijn kracht.

Stierf de eerstgeborene vóór de vader en had hij kinderen, dan ging op deze het erfdeel over en niet op de volgende broer. 

Voorstelling van Jezus in de tempel. Jozef, Maria, Simeon en Anna.

2. Het grootste aanzien en het recht van opzicht over de familie. In de tijd van de koninklijke heerschappij geldt daarom ook de eerstgeboren prins als natuurlijke troonopvolger (2 Kron. 21:3). Door dit ouderdomsrecht dat van de tijden der aartsvaders af onder het volk in Egypte voortduurde, werd de band der families en de voortplanting der overleveringen, de vaderlijke tucht en zeden bevorderd en het volk voor verstrooiing bewaard. De vader mocht, uitgenomen op bijzondere goddelijke aanwijzing (Gen. 49, deling van het eerstgeboorterecht tussen Jozef en Juda, 1 Kron. 6: 1), het eerstgeboorterecht niet op een andere zoon overdragen, op de later geborenen van zijn meer geliefde vrouw. Het tot een spreekwoord geworden verkopen daarvan strekt Esau (Gen. 25:31, vgl. Hebr. 12 : 16) tot groot verwijt.

Figuurlijk heet Israël de eerstgeboren zoon van God onder de volkeren, als het uit alle volkeren der oudheid door God verkoren openbaringsvolk (Exod. 4: 22, vgl. Rom. 3: 1 vv., Ef. 2: 12).

In Jes. 14:30 wordt geschreven van 'de eerstgeborenen der armen'.

Jes 14:30  En de eerstgeborenen der armen zullen weiden, en de nooddruftigen zullen zeker nederliggen; uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal hij ombrengen. (SV)

Hier wordt 'eerstgeborene' in de figuurlijke zin van 'voornaamste' of 'meeste' gebezigd: de meest armen, de armsten onder de armen. De profeet wijst hier op de grote tegenstelling, dat Gods volk, zelfs de armsten onder de armen, gerust en veilig zullen neerliggen, terwijl de Filistijnen aan allerlei ellende ten prooi zullen zijn.[1]

Jezus Christus heet, in figuurlijke zin van ‘eerstgeborene’: “de eerstgeborene onder vele broeders” (Rom. 8: 29) en voor alle schepselen (Kol. 1: 15) is Hij “de eerstgeborene uit de doden” (Kol. 1: 18. Openb. 1: 5).

Hij verenigt in zich de twee voornaamste delen van het eerstgeboorterecht, het priesterdom en de koninklijke heerschappij, hij is de opperste bij het offer, de opperste in het rijk, de zichzelf ten offer brengende hogepriester en de ter rechterhand van God zittende koning der schepping, de priesterkoning en erfgenaam, aan wie alle macht gegeven is in de hemel en op aarde (Matth. 21: 3; 28: 18; Rom. 8: 17; Ps. 2: 8; 110).

In figuurlijke zin spreekt de Schrift ook van de gemeente der eerstgeborenen, die in de hemel opgeschreven zijn (Hebr. 12: 23 vgl. Luk. 10: 20), dat is de verzameling van de het eerst in Christus gelovig geworden, maar nog op aarde strijdende broeders, in tegenstelling met de geesten der volmaakt rechtvaardigen (geloofshelden in Hebr. 11).

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Eerstgeboorte, eerstgeboren. Hieruit is op 22 sept. 2013 tekst genomen en verwerkt.

Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Deut. 27:11. Hieruit is op 22 sept. 2013 tekst genomen en verwerkt. 

Voetnoot

  1. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).