Farizeeën

Uit Christipedia

Farizeeën (ook geschreven Farizeeërs) waren een invloedrijke, streng-wettische sekte ten tijde van de Heer Jezus. Ze waren de strengste sekte van het Joodse godsdienst, aldus de ex-Farizeeër Paulus:

Hnd 26:5 daar zij van vroeger, van de eerste tijd af, van mij weten (als zij het willen getuigen) dat ik naar de strengste sekte van onze godsdienst heb geleefd: als farizeeer.

Naam. De naam Farizeeën betekent letterlijk afgescheidenen. Ze waren afgescheiden van het gewone volk dat de wet onvoldoende kende en naleefde.

Wetsgetrouw. Kennis en naleving van de wet waren hoofdzaak voor hen.  

Joh 7:45 De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en farizeeën, en die zeiden tot hen: Waarom hebt u Hem niet meegebracht? Joh 7:46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens zo gesproken als deze mens spreekt. Joh 7:47 De farizeeën dan antwoordden hun: Bent u soms ook misleid? Joh 7:48 Heeft soms iemand van de oversten in Hem geloofd, of van de farizeeën? Joh 7:49 Maar deze menigte die de wet niet kent, is vervloekt! Joh 7:50 Nicodemus, die vroeger ‘s nachts naar Hem toe was gekomen, die een van hen was, zei tot hen: Joh 7:51 Veroordeelt onze wet soms de mens, tenzij zij eerst van hem hoort en weet wat hij doet? (TELOS)

Mr 2:23 En het gebeurde dat Hij op de sabbat door de korenvelden ging, en zijn discipelen begonnen onder het lopen de aren te plukken. Mr 2:24 En de farizeeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat wat niet geoorloofd is?

Saulus van Tarsus was, voordat hij tot bekering kwam, wat zijn verhouding tot de wet betreft een farizeeër:

Flp 3:6 een Hebreeër uit de Hebreeën; wat de wet betreft een farizeeër; wat de ijver betreft een vervolger van de gemeente; wat de gerechtigheid betreft die in de wet is, onberispelijk.

Toevoegingen. De farizeeën waren niet alleen gericht op het houden van de wet van Mozes, maar leefden ook geboden na die daaraan waren toegevoegd en zij voegden zelf nieuwe geboden toe. Al sinds de ballingschap werkten de Joden nieuwe geboden uit voor nieuwe omstandigheden. Deze regels vormden 'de overlevering van de ouden'.

Mt 15:1 Toen kwamen er tot Jezus farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem en zeiden: Mt 15:2 Waarom overtreden uw discipelen de overlevering van de ouden? Mt 15:3 Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten.

De toevoeging van menselijke geboden was niet zonder gevolgen. Deze geboden van mensen maakten bij de Farizeeën Bijbelse geboden krachteloos.

Mt 15:1 Toen kwamen er tot Jezus farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem en zeiden: Mt 15:2 Waarom overtreden uw discipelen de overlevering van de ouden? Mt 15:3 Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. Hij echter antwoordde en zei tot hen: Waarom overtreedt ook u het gebod van God ter wille van uw overlevering? Mt 15:4 Want God heeft gezegd: ‘Eer uw vader en moeder’ en: ‘Wie vader of moeder vloekt, moet de dood sterven’. Mt 15:5 Maar u zegt: ‘Wie tot zijn vader of moeder zegt: Het is een gave, wat u ook van mij ten nutte zou kunnen komen’, -die zal zijn vader of zijn moeder geenszins eren. Mt 15:6 En u hebt zo het woord van God krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering. Mt 15:7 Huichelaars, treffend heeft Jesaja over u aldus geprofeteerd: Mt 15:8 ‘Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij vandaan; Mt 15:9 en tevergeefs vereren zij Mij, door leringen te leren die geboden van mensen zijn’.

Bovendien verzwaarden ze de godsdienstplichten, ze belasten de mensen met 'zware lasten' (woorden van de Heer Jezus):

Mt 23:1 Toen sprak Jezus tot de menigten en tot zijn discipelen Mt 23:2 en zei: De schriftgeleerden en de farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes. Mt 23:3 Alles dan wat zij u ook zeggen, doet en bewaart dat, maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen en doen niet. Mt 23:4 Zij nu binden zware [en moeilijk te dragen] lasten en leggen ze op de schouders van de mensen; maar zijzelf willen ze met hun vinger niet verroeren. (TELOS)

Rechtzinnig. In tegenstelling tot de vrijzinnige Sadduceeën waren de Farizeeën rechtzinnig in de leer. Ze hielden vast aan het geloof in de opstanding van de doden. Deze hoop had Saulus van Tarsus als Farizeeër en na zijn bekering tot Jezus Christus had deze hoop rijker inhoud gekregen.

Hnd 23:6 Daar nu Paulus wist dat het ene deel uit sadduceeën en het andere uit farizeeën bestond, riep hij in de Raad: Mannen broeders, ik ben een farizeeër, een zoon van farizeeën; over de hoop en de opstanding van de doden sta ik terecht.

Hoewel orthodox in de leer dachten zij zeer lichtvaardig over echtscheiding. De Heer Jezus corrigeerde hun opvatting in dezen:

Lu 16:14 Dit alles nu hoorden ook de farizeeën, ... Lu 16:15 En Hij zei tot hen: (...) Lu 16:17 Nu is het gemakkelijker dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel van de wet vervalt. Lu 16:18 Ieder die zijn vrouw verstoot en met een andere trouwt, pleegt overspel; en wie met een door haar man verstotene trouwt, pleegt overspel.

Vasten. De Farizeeën stonden er ook om bekend dat zij vasten.

Mt 9:14 Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de farizeeën, maar uw discipelen vasten niet? (TELOS)

Afzondering. De Farizeeën - letterlijk afgescheidenen - waren afgescheiden van het gewone volk dat de wet onvoldoende kende en naleefde. Het was hun dan ook onbetamelijk met zondaars te eten.

Mt 9:10 En het gebeurde dat Hij in het huis aanlag, en zie, vele tollenaars en zondaars kwamen en lagen mee aan met Jezus en zijn discipelen. Mt 9:11 En toen de farizeeën het zagen, zeiden zij tot zijn discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars? Mt 9:12 Toen Hij nu dit hoorde, zei Hij tot hen: Zij die gezond zijn, hebben geen arts nodig, maar zij die ziek zijn. Mt 9:13 Gaat dan heen en leert wat het is: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offer’; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. (TELOS)

Aanzien. De Farizeeën waren in aanzien bij het volk.

Lu 16:15 En Hij zei tot hen: U bent het die u rechtvaardig voordoet voor de mensen, maar God kent uw harten; want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.

Afbeelding: Christus beschuldigd door Farizeeën. Schilderij van Duccio di Buoninsegna (ca. 1255 - 1318/1319)

Joodse Raad. De Joodse Raad, die godsdienstige aangelegenheden behartigde, bestond voor een belangrijk deel uit farizeeën.

Hnd 23:6 Daar nu Paulus wist dat het ene deel uit sadduceeën en het andere uit farizeeën bestond, riep hij in de Raad: Mannen broeders, ik ben een farizeeër, een zoon van farizeeën; over de hoop en de opstanding van de doden sta ik terecht.

Wettisch met tekortkomingen

Met de strenge wetsbetrachting raakten sociale deugden als liefde en barmhartigheid, hoewel door de wet bevolen, op de achtergrond. De Farizeeën vonden het veel belangrijker dat de wet van de sabbat gehouden werd (volgens hun strenge opvatting), dan dat op de sabbat een mens genezen werd (Marc 2:23v).

Mr 2:23 En het gebeurde dat Hij op de sabbat door de korenvelden ging, en zijn discipelen begonnen onder het lopen de aren te plukken. Mr 2:24 En de farizeeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat wat niet geoorloofd is? Mr 2:25 En Hij zei tot hen: Hebt u nooit gelezen wat David deed toen hij gebrek leed en honger had, hij en zij die bij hem waren? Mr 2:26 Hoe hij het huis van God binnenging onder hogepriester Abjathar en de toonbroden at die men niet mag eten behalve de priesters, en ook gaf aan hen die bij hem waren? Mr 2:27 En Hij zei tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat. Mr 2:28 Daarom is de Zoon des mensen Heer ook van de sabbat. Mr 3:1 En Hij kwam opnieuw in de synagoge; en daar was een mens met een verschrompelde hand. Mr 3:2 En zij letten op Hem of Hij hem op de sabbat zou genezen, om Hem te kunnen aanklagen. Mr 3:3 En Hij zei tot de mens met de verschrompelde hand: Kom in het midden staan! Mr 3:4 En Hij zei tot hen: Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te behouden of te doden? Maar zij zwegen. Mr 3:5 En Hij keek hen rondom met toorn aan, bedroefd over de verharding van hun hart, en zei tot de mens: Strek uw hand uit. En hij strekte die uit en zijn hand werd hersteld. Mr 3:6 En de farizeeën gingen terstond naar buiten met de herodianen en beraadslaagden tegen Hem, hoe zij Hem zouden ombrengen.

Ze schoten te kort in barmhartigheid. Toen ze aanmerkten dat Jezus met tollenaars en zondaars at, zei de Heer:

Mt 9:13 Gaat dan heen en leert wat het is: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offer’; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. (TELOS)

Ze schenen wetsgetrouw, maar van binnen waren zij vol wetteloosheid.

Mt 23:25 Wee u, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid. Mt 23:26 Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, opdat ook de buitenkant daarvan rein wordt. Mt 23:27 Wee u, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want u lijkt op witgepleisterde graven, die van buiten wel fraai schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. Mt 23:28 Zo ook u, van buiten schijnt u de mensen wel rechtvaardig, maar van binnen bent u vol huichelarij en wetteloosheid. (TELOS)

Ondeugden

De strenge wetsbetrachting ging bij de Farizeeën gepaard met zekere ondeugden. Ze waren eerzuchtig, huichelachtig en geldzuchtig.

Mt 23:5 Al hun werken nu doen zij om door de mensen gezien te worden; want zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot; Mt 23:6 en zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en de eerste zetels in de synagogen Mt 23:7 en de begroetingen op de markten, en houden ervan zich door de mensen Rabbi te laten noemen. U echter, laat u niet Rabbi noemen; (TELOS)

Er werd bij hen roof en onmatigheid gevonden:

Mt 23:24 ... Blinde leidslieden, die de mug uitzift maar de kameel doorzwelgt. Mt 23:25 Wee u, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid. Mt 23:26 Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, opdat ook de buitenkant daarvan rein wordt. (TELOS)

Ze deden zich beter voor dan ze in hun harten waren.

Lu 12:1 Toen intussen de duizenden van de menigte bijeengekomen waren, zodat zij elkaar verdrongen, begon Hij allereerst tot zijn discipelen te zeggen: Past u op voor het zuurdeeg, dat is de huichelarij van de farizeeën.

Mt 15:7 Huichelaars, treffend heeft Jesaja over u aldus geprofeteerd: Mt 15:8 ‘Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij vandaan; Mt 15:9 en tevergeefs vereren zij Mij, door leringen te leren die geboden van mensen zijn’.

Lu 16:14 Dit alles nu hoorden ook de farizeeen, die geldzuchtig waren, en zij beschimpten Hem. Lu 16:15 En Hij zei tot hen: U bent het die u rechtvaardig voordoet voor de mensen, maar God kent uw harten; want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.

Mt 23:25 Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid. Mt 23:26 Blinde farizeeer, reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, opdat ook de buitenkant daarvan rein wordt. Mt 23:27 Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u lijkt op witgepleisterde graven, die van buiten wel fraai schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. Mt 23:28 Zo ook u, van buiten schijnt u de mensen wel rechtvaardig, maar van binnen bent u vol huichelarij en wetteloosheid. (TELOS)

Koninkrijk der hemelen

De farizeeën geloofden Johannes de Doper en de Heer Jezus niet. Zij beletten mensen het koninkrijk der hemelen, dat door Johannes en Jezus verkondigd werd, binnen te gaan.

Matth 23:13 Wee u echter, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u sluit het koninkrijk der hemelen voor de mensen; want uzelf gaat niet naar binnen, en hun die willen binnengaan, laat u niet toe binnen te komen. (TELOS)

De gelovigen werden door hen aangepakt. Vergelijk:

Joh 12:42 Toch geloofden ook zelfs velen van de oversten in Hem; maar om de farizeeen beleden zij Hem niet, opdat zij niet uit de synagoge werden gebannen; (TELOS)

De Farizeeër Saulus bekende:

Hnd 26:11 En in alle synagogen dwong ik, door hen te straffen, hen dikwijls te lasteren; en bovenmate woedde ik tegen hen en vervolgde hen tot zelfs in de buitenlandse steden. (TELOS)

Bekende Farizeeërs

Door de Bijbel bekende Farizeeërs zijn Nicodemus, Gamaliël en Saulus van Tarsus (Paulus). De Farizeeën die met dienaars spraken, toen deze van Jezus terugkwamen zonder hem gegrepen te hebben, beweerden dat niemand van de Farizeeën in Jezus geloofde (Joh. 7:45v). Nicodemus, die een van hen was, was echter 's nachts in het geheim tot Jezus gekomen, had hem met de eretitel 'Rabbi' aangesproken en zijn geloof aan de goddelijke zending van Jezus uitgesproken (Joh. 3). Nicodemus nam het tegenover de andere Farizeeën voor Jezus op (Joh. 7:50v). 

De apostel Paulus was vroeger een Farizeeër die de wet betrachtte en daarin onberispelijk was.

Flp 3:6 een Hebreeer uit de Hebreeen; wat de wet betreft een farizeeer; wat de ijver betreft een vervolger van de gemeente; wat de gerechtigheid betreft die in de wet is, onberispelijk. Flp 3:7 Maar wat winst voor mij was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. (TELOS)

Hnd 23:6 Daar nu Paulus wist dat het ene deel uit sadduceeen en het andere uit farizeeen bestond, riep hij in de Raad: Mannen broeders, ik ben een farizeeer, een zoon van farizeeen; over de hoop en de opstanding van de doden sta ik terecht. (TELOS)