Fundament

Uit Christipedia

Een fundament is ondergronds, ondersteunend deel van een gebouw[1]. Jezus Christus is het fundament van het leven van een in Hem gelovig geworden mens (1 Cor. 3:11). Hij is ook het fundament van de Gemeente van God.

Wie Jezus' woorden hoort en ze doet, is als iemand die het fundament van zijn levenshuis op de rots legt.

Lu 6:47  Ieder die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is. Lu 6:48  Hij is gelijk aan een mens die een huis bouwde; hij groef, diepte uit en legde een fundament op de rots. Toen er nu een stortvloed kwam, sloeg de waterstroom tegen dat huis en was niet in staat het te doen wankelen, omdat het goed gebouwd was. Lu 6:49  Wie echter hoort en niet doet, is gelijk aan een mens die een huis bouwde op de aarde, zonder fundament, waar de waterstroom tegenaan sloeg; en het stortte terstond in, en de verwoesting van dat huis was groot. (Telos)

Fundament van de vuurtoren van Ens, Schokland

Discipelschap, navolging van Jezus, kost ons wat.

Lu 14:28  Want wie van u, die een toren wil bouwen, gaat niet eerst de kosten zitten berekenen, of hij wel genoeg heeft om hem te voltooien?  Lu 14:29  opdat niet misschien, wanneer hij een fundament heeft gelegd en hij niet in staat is het werk tot een einde te brengen, allen die het zien, hem beginnen te bespotten Lu 14:30  en zeggen: Deze mens begon te bouwen en was niet in staat het tot een einde te brengen. (Telos)

De evangelie en de leer van Christus is het fundament van een collectief, de gemeente van Christus.

1Co 3:10  Naar de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt erop. Maar laat ieder uitkijken hoe hij erop bouwt. 1Co 3:11  Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er ligt, dat is Jezus Christus. (Telos)

Ro 15:20  en er een eer in heb gesteld het evangelie te verkondigen daar waar Christus nog niet genoemd was, opdat ik niet op andermans fundament zou bouwen, (Telos)

De evangelie spreekt ook van bekering en geloof als iemands persoonlijk fundament.

Heb 6:1  Laten wij daarom het woord van het begin van Christus laten rusten en voortgaan tot het volkomene, zonder opnieuw een fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, (Telos)

De gemeente heeft als fundament Jezus Christus, maar ook 'het fundament van de apostelen en profeten'. De Heer is de hoeksteen, een fundamentele steen.

Efe 2:20  opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is, (Telos)

Weer een ander gebruik van het beeld bij Paulus vinden wij in 1 Tim. 6.

1Ti 6:17  Beveel de rijken in de tegenwoordige eeuw niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet gevestigd te hebben op de onzekerheid van de rijkdom, maar op God die ons alles rijkelijk geeft om te genieten, 1Ti 6:18  om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en mededeelzaam, 1Ti 6:19  om voor zichzelf een goed fundament weg te leggen voor de toekomst, opdat zij het werkelijke leven grijpen. (Telos)

Het evangelie, dat een woord van God is, is het vaste fundament van God, waarop de gemeente staat. Dat fundament heeft een zegel:

2Ti 2:15  Beijver je, je aan God beproefd voor te stellen als een arbeider die zich niet hoeft te schamen, die het woord van de waarheid recht snijdt.  2Ti 2:16  Maar onttrek je aan ongoddelijk gezwets;  2Ti 2:17  want zij zullen voortgaan tot toenemende goddeloosheid en hun woord zal als kanker voortwoekeren. Onder hen zijn Hymeneus en Filetus, 2Ti 2:18  die van de waarheid zijn afgeweken door te zeggen dat de opstanding al heeft plaatsgehad en die het geloof van sommigen omverwerpen.  2Ti 2:19  Evenwel, het vaste fundament van God staat en heeft dit zegel: De Heer kent hen die de zijnen zijn; en: Laat ieder die de naam van de Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid. 2Ti 2:19  Evenwel, het vaste fundament van God staat en heeft dit zegel: De Heer kent hen die de zijnen zijn; en: Laat ieder die de naam van de Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid. (Telos)

Fundament van een groepsschuilplaats aan de Lage Klompweg te Weesp

Dit fundament van God staat onwankelbaar, ondanks en in weerwil van alle menselijke inspanning, om het Godsgebouw aan het wankelen, ten val te brengen. Zoals het nu van oude tijden af gewoonte was, aan de deurposten als ook op de grondstenen opschriften te plaatsen (vgl. Deut. 6:9, Openb. 21:14), zo draagt ook dit Godsgebouw op zijn grondsteen een zegel of een opschrift, waardoor het eigenaardige van het daarop opgerichte gebouw uitgedrukt wordt en tevens een waarborg wordt gegeven voor zijn onvergankelijke duur.

Reeds in zeer oude tijd is het de gewoonte geweest om op de posten van de deuren of op de grondstenen van een gebouw spreuken aan te brengen, opdat door deze het eigenaardige van dat gebouw zou worden aangetoond; om de nadertredenaden te leren wat daarbinnen gevonden kan worden, of om de binnenkomenden te doen kennen wat zij in acht hadden te nemen, of om andere redenen. De ene zijde van het opschrift ("De Heer kent hen die de zijnen zijn") wijst op de hoogste troost van de gelovigen, de andere ("Laat ieder die de naam van de Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid") op hun heilige roeping, terwijl de vereniging van beide spreuken aanduidt, dat op deze weg de onwankelbare vastheid van het Godsgebouw, zowel van Gods kant, als van de kant van de mensen volkomen gewaarborgd is.

Het zegel maakt duidelijk, voor een ieder, die het wil binnengaan, dat de Heer niet te bedriegen is. Wil men ook binnendringen, als men daarin niet behoort, de Heer van het huis zal hem doen buiten werpen, want Hij kent de Zijnen; Hij onderscheidt ze dan ook, die Hem niet toebehoren. De mens brengt het vaak ver in die misleiding. Hij weet de naam te verkrijgen dat hij leeft en zie, hij is dood. Het lukt hem zichzelf te misleiden, zoals de leugenaar liegen kan, dat hij zijn eigen onwaarheden gelooft. Hij kan zich bedriegen, dat hij het waarachtig geloof valsheid of dwepen noemt en zichzelf voor anderen tot maatstaf neemt. Maar lukt het de mens ook anderen en zichzelf te bedriegen, de Heere is niet te misleiden; want de Heer Jezus Christus is die God, die harten en nieren proeft, voor wie alle dingen naakt en geopend zijn, die in ons binnenste leest als in een boek; ja, wie alle dingen van eeuwigheid bekend zijn. Hij kent de Zijnen en onderscheidt zo ook degenen, die Hem niet toebehoren.

Op dat fundament bouwen wij, zie Bouwen voor het hoofdartikel

Het toekomstige Nieuwe Jeruzalem heeft liefst twaalf fundamenten, die met allerlei edelgesteente versierd zijn.

Opb 21:19  De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd, (Telos)

Zie ook

Bouwen

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op 2 Tim. 2:19. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 31 juli 2020.

Voetnoot

  1. VanDale.nl s.v. Fundament. Geraadpleegd 31 juli 2020.