Gelijkenis

Uit Christipedia

Een gelijkenis (Hebr. masal; Gr. parabel) of parabel is een vorm van beeldspraak, namelijk een spreek- en leervorm die een aanschouwelijke voorstelling van een waarheid of les geeft en het beeld ontleent aan het dagelijks leven. De Heer Jezus heeft verscheidene gelijkenissen aangaande het Koninkrijk van God gesproken.

Een voorbeeld is de gelijkenis van een koning die met zijn slaven afrekening hield. Met deze gelijkenis wilde de Heer aan zijn leerling Petrus iets leren over vergeving.
Mt 18:21 Toen kwam Petrus bij Hem en zei tot Hem: Heer, hoe vaak zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Mt 18:22 Tot zevenmaal? Jezus zei tot hem: Ik zeg je, niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zeven. Mt 18:23 Daarom is het koninkrijk der hemelen gelijk geworden aan een koning die met zijn slaven afrekening wilde houden. Mt 18:24 Toen hij nu begon af te rekenen, werd er een bij hem gebracht die tienduizend talenten schuldig was. Mt 18:25 Daar hij echter niets had om te betalen, beval zijn heer hem te verkopen met zijn vrouw en zijn kinderen en alles wat hij had, en dat er betaald moest worden. Mt 18:26 De slaaf dan viel smekend voor hem neer en zei: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. Mt 18:27 De heer van die slaaf nu werd met ontferming bewogen, liet hem vrij en schold hem de lening kwijt. Mt 18:28 Toen die slaaf echter naar buiten ging, vond hij een van zijn medeslaven, die hem honderd denaren schuldig was; en hij pakte hem beet, greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent. Mt 18:29 Zijn medeslaaf dan viel neer en smeekte hem aldus: Heb geduld met mij en ik zal je betalen. Mt 18:30 Hij wilde echter niet, maar ging weg en wierp hem in de gevangenis, totdat hij zou betalen wat hij schuldig was. Mt 18:31 Toen zijn medeslaven dan zagen wat er was gebeurd, werden zij zeer bedroefd; en zij gingen hun heer alles wat er gebeurd was uiteenzetten. Mt 18:32 Toen riep zijn heer hem bij zich en zei tot hem: Boze slaaf, die hele schuld heb ik je kwijtgescholden, daar je mij gesmeekt hebt; Mt 18:33 had ook jij je niet moeten erbarmen over je medeslaaf, zoals ook ik mij over jou erbarmd heb? Mt 18:34 En zijn heer werd toornig en leverde hem over aan de folteraars, totdat hij alles zou betalen wat hij hem schuldig was. Mt 18:35 Zo zal ook mijn hemelse Vader u doen, als u niet ieder zijn broeder van harte vergeeft. (TELOS)
Bij gelijkenissen denkt men allereerst en voornamelijk aan het onderwijs van de Heer Jezus.

Toch is deze spreek- en leervorm, voor Zijn prediking zo kenmerkend, niet Hem uitsluitend eigen. De Oosterling spreekt graag in gelijkenissen: hij drukt zich niet uit in afgetrokken (oftewel abstracte) denkbeelden, maar geeft vorm aan zijn gedachten in een concreet, pakkend beeld. Men vergelijke de parabel van Nathan (2 Sam. 12). Ook de Talmoed van de Joden bevat vele parabels.

De “gelijkenis" is nauw verwant aan de "spreuk", waarin de Israëlitische wijsheid haar praktische levenswijsheid vorm gaf (vgl. het Spreukenboek). Soms is de beeldspraak van deze "spreuken" duidelijk, soms ook lijkt zij een raadselspreuk, die door haar duisterheid de hoorder of lezer prikkelen wil om te vorsen naar de waarheid, die hem tegemoet treedt in het kleed van een gebeurtenis, gewoonte enz. uit het dagelijks leven.

Want dit is het karakter van spreuk en parabel, dat zij een waarheid van hoger orde hult in het gewaad van een beeld, ontleend aan het dagelijks leven.

Zo wordt begrijpelijk, dat juist en met name het onderwijs van de Heer Jezus zich zo bij uitstek kenmerkt door de "parabel"-vorm. De gelijkenis is voor Hem de natuurlijke, als vanzelfsprekende vorm voor hetgeen Hij aangaande het Koninkrijk Gods heeft te verkondigen. Immers ook de geschapen wereld, het leven van alledag, is voor Hem het werk en de werkplaats van de Vader. Met zijn door zonde niet vertroebelde blik ziet Hij in de wereld om Hem de Vader werken en regeren; voor Zijn zuiver bewustzijn verschijnt in alles de heerlijkheid van de Vader. Daardoor vallen voor Hem beeld en afgebeelde zaak niet uiteen, is er tussen deze beide geen tegenstelling, doch is de "gelijkenis” in Zijn mond in haar verheven en onnavolgbare eenvoud de natuurlijke inkleding voor de dingen van het Koninkrijk Gods. Begrijpelijk wordt hierdoor ook, dat soms op het eind van een gelijkenis de beeldspraak overgaat in een direct, beeldloos spreken (vgl. Matth. 12: 13).

Het doel van de "gelijkenis" is volgens Jezus' eigen verklaring tweeledig, namelijk verbergen en onthullen. De dingen van het Koninkrijk Gods zijn gehuld in het kleed van de parabel, waaronder de ongelovige de diepere waarheid vermoedt noch zoekt, en waarin de ontdekte de "geheimen van het koninkrijk" tegemoet treden. De grote parabelrede in Mattheüs (hfdst. 13) is juist op dat moment van 's Heeren leven geplaatst, waarin de splitsing in het volk zich begint af te tekenen: terwijl de Farizeeërs en de menigte zich afkeren, verzamelt Hij een kring om zich, die Hem hoort en aanhangt. Voor de eersten zijn de gelijkenissen een oordeel, voor de anderen een genade, die hen dieper inleidt in de verborgenheden van het Koninkrijk Gods (vgl. Matth. 13 : 10-17).

Vele gelijkenissen hebben op het Koninkrijk Gods betrekking, op zijn groei en aard in deze bedeling, of op de toekomst en volle heerlijkheid ervan. Sommige "gelijkenissen" met die naam genoemd, zijn na verwant aan spreuk of spreekwoord, bijvoorbeeld Luc. 4 : 23. Andere, die niet als gelijkenis worden aangediend, vallen toch zonder twijfel in deze rubriek bijv. Luc. 15: 11vv., al wordt zij niet zo genoemd, is even zeker een gelijkenis als de wèl met deze naam ingeleide van het verloren schaap (Luc. 15: 3vv.).

Begrijpelijk, dat de telling van de gelijkenissen verschilt, en afwisselend tussen 27 en 80 wordt opgegeven.

De uitlegging van de gelijkenis wordt bepaald door haar inhoud. Daarbij moet men bedenken dat niet elke gelijkenis in elk opzicht opgaat. Soms komt in een gelijkenis, die zeer kort is, één gedachte op de voorgrond, die de uitlegging heeft aan te wijzen, een ander maal nadert een gelijkenis tot de allegorie, zodat ieder onderdeel verklaring vereist: voorbeeld van dit laatste is Jezus' verklaring in Matth. 13: 36-43. Niet op alle grotere gelijkenissen is deze methode van uitlegging toepasselijk. Vals vernuft en zucht tot allegoriseren hebben dikwijls de uitlegging op een dwaalspoor geleid.

Meer informatie

Voor een opsomming van de gelijkenissen door de Heer Jezus gebruikt, zie Jezus Christus.

Bron

Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk (Kampen: Kok, 1925-1931) s.v. Gelijkenissen. Hieruit is op 11 jan. 2013 tekst genomen en verwerkt.