Genesis/Hoofdstuk 3

Uit Christipedia
Genesis > Hoofdstuk 3
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 3 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Gen. 3:1

Ge 3:1  De slang nu was listiger dan al het gedierte van het veld, dat de HEERE God gemaakt had; en zij zei tot de vrouw: Is het ook dat God gezegd heeft: Ulieden zult niet eten van alle boom van deze hof? (CP[1])

Listiger. Slangen zijn ‘voorzichtig’. Zie hierover Slang.

Mt 10:16  Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven, weest dan voorzichtig als de slangen en oprecht als de duiven. (Telos)

Paulus spreekt van de ‘sluwheid’ van de slang.

2Co 11:3  Maar ik vrees dat wellicht, zoals de slang Eva verleidde door haar sluwheid, uw gedachten bedorven en afgeweken zijn van de eenvoudigheid en de reinheid jegens Christus. (Telos)

Er is ook onder de mensen ‘sluwheid om door listen te doen dwalen’ (Ef. 4:14).

Efe 4:14  opdat wij niet meer onmondigen zijn, heen en weer bewogen en rondgedreven door elke wind van de leer, door bedriegerij van de mensen, door hun sluwheid om door listen te doen dwalen, Efe 4:15  maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus, (Telos)

Zij zei tot de vrouw. Een sprekende slang. Dat de slang niet uit zichzelf sprak, maar de spreekbuis was van een gevallen engel, de satan, blijkt later in de Bijbel, vooral in het laatste Bijbelboek. Daar treedt de slang, dan ‘de oude slang’, weer prominent op en daar blijkt het ‘de duivel en de satan’ te zijn.

Opb 12:9  En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan, die het hele aardrijk misleidt; hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. (…) Opb 12:14  En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, opdat zij in de woestijn zou vliegen naar haar plaats, waar zij gevoed wordt een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang. (…) Opb 12:15  En de slang wierp achter de vrouw water uit zijn mond als een rivier, om haar door de rivier te laten meesleuren.

Opb 20:2  En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem duizend jaren;

Het spreken van de slang was het eerste wonder van de duivel, de eerste misleiding van de mens. De sluwe satan heeft zich bediend van de listige slang om Manninne te verleiden tot het doen van een zonde.

Is het ook dat God gezegd heeft: Ulieden zult niet eten van alle boom van deze hof. De slang stelt een vraag. Daarmee wil zij Manninne’s denken sturen. Zij stuurt aan op de overtreding van het verbod. Wat God gezegd heeft, verwoordt de slang iets anders. De aandacht word gevestigd op het feit dat niet van alle bomen gegeten mocht worden. Haar verwoording klink anders dan: "Je mag eten van alle bomen, behalve één." Haar verwoording ziet op de beperking, haar nadruk ligt op de beperking, de vrijheidsgrens, niet op de vrijheid om van een rijk assortiment van vruchtbomen te plukken.

De slang (de satan) vond in het verbod aanleiding om een begeerte op te wekken. Vergelijk:

Ro 7:8  Maar de zonde heeft door het gebod aanleiding gevonden en in mij elke begeerte opgewekt; want zonder wet is de zonde dood. (…) Ro 7:11  Want de zonde heeft door het gebod aanleiding gevonden en mij verleid en door het gebod gedood. (Telos)

Gen. 3:2

Ge 3:2  En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; (SV)

De vrouw gaat eerst niet mee in de bewoording door de slang. Zij heeft nog besef van de vrijheid, om van alle bomen (op één na) te eten.

Ge 2:16  En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, Ge 2:17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. (HSV)

Gen. 3:3

Ge 3:3  Maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: U zult van die niet eten, noch die aanraken, opdat u niet sterft. (CP[1])

Die in het midden van de hof is. Dit is een nieuw gegeven. Volgens vers 9 stond de boom des levens in het midden.

Ge 2:9  En de HEERE God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad. (HSV)

Volgens Mannin stond ook de boom der kennis van goed en kwaad in het midden. Dat betekent dat zij bij elkaar stonden. Of stond alleen de levensboom in het midden en heeft Mannin het nu mis? Er is geen reden om te stellen dat zij het mis had.

Vergelijk de woorden van Mozes:

De 30:15  Zie, ik houd u heden het leven en het goede voor, maar ook de dood en het kwade: (…) De 30:19  Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, (NBG51)

Noch die aanraken. Ook dat is een nieuw gegeven. Heeft God dat gezegd?

Ge 2:16  En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, Ge 2:17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. (HSV)

Dat God het aanraken verboden heeft, kunnen wij niet uitsluiten. Maar we kunnen ook niet uitsluiten dat Mannin iets toevoegt aan de beperking, deze uitbreidt. Misschien heeft God het eten van de boom verboden en daarom het aanraken afgeraden.

Gen. 3:4

Ge 3:4  Toen zei de slang tot de vrouw: Ulieden zult de dood niet sterven; (CP[1])

Nu spreekt de slang het woord van God tegen. Immers, God had gezegd: “Als u daarvan eet, zult u sterven” (2:17).

Gen. 3:5

Ge 3:5  Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. Zo zullen uw ogen geopend worden. (SV)

Wat de slang zegt, is waar, zie 3:7, 22.

Ogen geopend. Vgl. 3:7

Ge 3:7  Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. (SV)

Gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. Vgl. 3:22.

Ge 3:22  Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer één, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. (SV)

Die kennis van God is echter niet uit zondigen, de kennis van de mens wel.

Gen. 3:6

Ge 3:6  En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. (SV)

Goed tot spijze. Ook vele andere bomen waren dat.

Ge 2:9  En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; en den boom des levens in het midden van den hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads. (SV)

Lust voor de ogen. Ook vele andere bomen waren dat. Zie Gen. 2:9, hierboven aangehaald.

1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding. (Telos)

Een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken. Dat scheen een onderscheidend kenmerk van deze boom. Dat was een toegevoegde waarde. Dat maakte de boom extra interessant.

En zij nam van zijn vrucht en at. Nu wordt zij ongehoorzaam en overtreedt het verbod.

Jak 1:15  Daarna, als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volwassen geworden is, brengt zij de dood voort. (Telos)

Merk de volgorde op: Zien > Waarderen > Begeren > Overtreden > Ander meetrekken in de overtreding. En vergelijk bij:

1Jo 2:16  Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. 1Jo 2:17  En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeewigheid. (Telos)

'Goed tot spijze': begeerte van het vlees. 'Lust voor de ogen': begeerte van de ogen. 'Verstandig te maken': hoogmoed van het leven.

En zij gaf ook haar man met haar, en hij at. Adam was in de buurt.

Deze overtreding heeft enorm grote gevolgen gehad.

Ro 5:12  Daarom, zoals door een mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en zo de dood tot alle mensen is doorgegaan, doordat allen gezondigd hebben (Telos)

Vijgenboombladeren in Jeruzalem.

Gen. 3:7

Ge 3:7  Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. (SV)

Toen werden hun beider ogen geopend. Dit had de slang voorzegd:

Ge 3:5  Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. (SV)

Ze kregen, door hun overtreding, kennis van goed en kwaad.; ze zagen nu wat goed en kwaad was. Het eerste dat ze schijnen te ontdekken is hun naaktheid = hun schande. Zonde maakt beschaamd.

Adam en Eva in schorten van vijgebladeren.

Zij werden gewaar dat zij naakt waren. Hun naaktheid bezagen ze opeens anders, als iets onwenselijks, als iets dat bedekt moest worden.

Ze stierven geestelijk en gingen lichamelijk een proces van (langzaam) afsterven in. Ze waren dood in hun misdaad en zonde (vg. Ef. 2:1, 5), en hun lichaam was dood vanwege de zonde (vgl. Rom. 8:10). Vergelijk de verloren zoon, wiens vader zei dat hij 'dood' was (Luk. 15:24). Over de soorten van dood, zie Dood.

Vijgeboombladeren. Dat zijn grote bladeren (zie foto). De vijgenboom is de eerst genoemde concrete boomsoort in de Bijbel en de enige soort in de hof van Eden die met name genoemd wordt. Over deze vruchtboom, zie Vijgenboom.

En maakten zich schorten. Om hun schaamdelen te bedekken. Zonde maakt beschaamd, maakt te schande. Er ontstaat behoefte aan bedekking. Verzoening is in het Hebreeuws een woord dat eigenlijk bedekking betekent.

Gen. 3:8

Ge 3:8  En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelend in de hof, aan de wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van de HEERE God, in het midden van het geboomte van de hof. (CP[1])

Zij hoorden. Adam zal dan ook zeggen: 'Ik hoorde uw stem in de hof' (vers 10).

De stem van de HEERE God. Hij riep.

Ge 3:9 En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? (SV)

Hij zocht de mensen op. Dat roepen en zoeken, dat deed de Heer Jezus ook.

Lu 5:32  Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering. (Telos)

Lu 19:10  Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te behouden. (Telos)

Mt 18:12  Wat denkt u? Als een mens honderd schapen heeft en een daarvan is afgedwaald, zal hij niet de negenennegentig op de bergen laten en het afgedwaalde gaan zoeken? (Telos)

Wandelend in de hof. God wandelt op aarde, op zoek naar de gevallen mens. Jezus heeft op aarde gewandeld, om verloren mensen te zoeken en te behouden.

Joh 1:36  En toen hij op Jezus zag, die daar wandelde, zei hij: Zie, het Lam van God. (Telos)

Joh 7:1  En daarna wandelde Jezus rond in Galilea; want Hij wilde niet in Judea rondwandelen omdat de Joden Hem trachtten te doden. (Telos)

Later is Hij wel naar Judea gegaan, om te Jeruzalem te sterven als zoenoffer voor de wereld.

Aan de wind des daags. De wind voerde het geluid van Gods stem naar de verloren mens. Het Hebreeuwse woord voor 'wind' is 'roeach'. Dit kan ook 'geest' betekenen. In het begin zweefde de roeach van God over de wateren (Gen. 1:2). Daar wordt meestal vertaald door 'Geest'. In Gen. 3:8 ligt de vertaling 'wind' voor de hand.

Joh 3:8  De wind waait waarheen hij wil, en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heengaat; zo is ieder die uit de Geest geboren is. (Telos)

Woord en Geest werken in een verloren mens tot zijn bekering.

Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van de HEERE God. Zij verborgen zich uit vrees voor God en omdat zij naakt waren (vers 10).

In het midden van het geboomte van de hof. Misschien is 'het midden van het geboomte' te onderscheiden van 'het midden van de hof'. In het midden van de hof was de boom van het leven en de boom der kennis van goed en kwaad. Daar hadden zij overtreden.

Gen 3:9

Ge 3:9  En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? (SV)

Waar zijt gij? God stelt enkele vragen. Dit is de eerste. God nu weet alle dingen. Hij wist waar Adam was. Maar Hij wil dat Adam zelf voor de dag komt en de reden van zijn verberging bekend maakt.

Gen. 3:10

Ge 3:10  En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik vreesde; want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.(SV)

Vrees, schaamte deed Adam zich verbergen.

Want ik ben naakt. Ondanks de schorten van vijgenboombladeren voelde hij zich naakt. Ze bedekten hem niet genoeg of namen zijn gevoel en gewaarwording van naaktheid niet weg. Straks zal God een andere bedekking geven, 'rokken van vellen' (vers 21).

Gen. 3:11

Ge 3:11   En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt? (SV)

Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? De tweede en derde vragen. Dat te kennen gegeven had niemand gedaan. Dat zij naakt waren, waren zij zelf gewaar geworden als gevolg van hun overtreding.

Gebood. Zie 2:16-17.

Gen. 3:12

Ge 3:12  Toen zeide Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten. (SV)

Adam antwoordt niet met 'Ja, daarvan heb ik gegeten'. Nee, Hij wijst op Eva, die hem de verboden vrucht gegeven had, en op God die hem de vrouw gegeven had. Hij wijst dus op 'verzachtende omstandigheden', op de betrokkenheid en toedoen van anderen in zijn overtreding. Hij heeft de laatste stap gedaan in een reeks stappen. Maar hij ontkent niet, hij stemt toe, 'ik heb gegeten'.

Bij mij gegeven hebt. Om bij hem te zijn. Hem ter hulpe. Want het was niet goed dat de mens alleen zou zijn (2:18).

Gen 3:13

Ge 3:13  En de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten. (SV)

De vierde vraag. Verwees Adam naar zijn vrouw, Mannin verwijst naar de slang.

Bedrogen. Mannin geloofde de leugen van de duivel en viel in overtreding. Haar vertrouwen in de slang was geschonden, haar verwachting teleurgesteld. Zie Bedriegen voor het hoofdartikel over dit begrip.

Gen. 3:14

Ge 3:14  Toen zeide de HEERE God tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte des velds! Op uw buik zult gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens. (SV)

De vragen zijn gesteld, het verhoor is ten einde; de schuld is erkend. De slang wordt niet verhoord. De duivel, die de slang als zijn werktuig gebruikt heeft, is al eerder gevallen.

Nu spreekt de Rechter zijn vonnis uit.

Vervloekt. God kondigt het onheil over de slang aan. Zie Vervloeken voor de betekenis van het woord.

Boven al ... Dat onderstelt dat ook het vee en het gedierte van het veld onder de vloek is gekomen. Ja, God gaat het héle aardrijk vervloeken (vers 17). Geheel de schepping zal lijden om en met de mens en aldus gebogen onder de vloek van God gaan. Maar "boven alles vervloekt" is de slang. Niet maar zij alleen draagt het teken en het onzalig gevolg van Gods rechtvaardige afschuw, maar zij ook, zij allereerst, zij het meest van alle schepselen. Daarom is zij vervloekt boven al het vee.

Op uw buik zult gij gaan. Dit onderstelt dat de slang toen poten had. Zie meer hierover bij Slang. De slang zou vernederd worden, in zijn gaan en eten. Inderdaad is tegenwoordig onder alle dieren, die een beenderenrif hebben, de slang het enige dier dat op de buik gaat, terwijl de hagedissoorten en andere amfibieën voeten hebben[2].

De Israëliet mocht het kruipend gedierte niet eten.

Le 11:42  Al wat op zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn vier voeten, of al wat vele voeten heeft, onder alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel. (SV)

Stof zult gij eten. De voortbeweging én de voeding van de slang was oorspronkelijk anders. De slang zou na de zondeval voortaan stof eten. Het kruipende beest moest zijn spijs noodzakelijk met stof en vuil vermengd eten. Met het gladde slijmspeeksel, waarmee zij thans haar prooi overtrekt, vermengt zich gemakkelijk aarde, en deze onreinheid moet zij mee eten.

De satan, die reeds uit het koor van engelen gestort was, zal onder alle schepselen vernederd en aan de diepste smaad en de grootste verachting prijs gegeven worden, totdat hij, die Mannin misleidde en later de volken der mensheid zal misleiden, op het laatst in de vurige poel (hel)zal gestoten worden.

Mt 25:41  Dan zal Hij ook zeggen tot hen die aan zijn linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen is bereid; (Telos)

Opb 20:10  En de duivel die hen misleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel waar zowel het beest als de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid. (Telos)

De heidenen zullen het stof lekken als de slang, een dergelijke smaad en vernedering ondergaan.

Mic 7:16  De heidenen zullen het zien, en beschaamd zijn, vanwege al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen doof worden. Mic 7:17  Zij zullen het stof lekken, als de slang; als kruipende dieren der aarde, zullen zij zich beroeren uit hun sloten; zij zullen met vervaardheid komen tot den HEERE, onzen God, en zullen voor U vrezen. (SV)

Jes 49:22  Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen tot de heidenen, en tot de volken zal Ik Mijn banier opsteken; dan zullen zij uw zonen in de armen brengen, en uw dochters zullen op den schouder gedragen worden. Jes 49:23  En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde, en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten. (SV)

De Heer Jezus heeft zichzelf vrijwillig vernederd, gehoorzaam worden tot de dood, tot de smadelijke en zeer smartelijke dood aan het kruis. In een andere hof dan die van Eden, in de hof van Gethsémané viel hij ter aarde.

Mr 14:35  En Hij ging iets verder, viel op de aarde en bad dat, als het mogelijk was, dat uur aan Hem mocht voorbijgaan. Mr 14:36  En Hij zei: Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt. (Telos)

God legde hem ín 'het stof van de dood'.

Ps 22:15  (22-16) Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods. (SV)

Het kruis met de plaatsvervangend lijdende Heiland is een tegenbeeld van de koperen slang, die Mozes in de woestijn verhoogde tot redding van de door slangen gebeten Israëlieten. Aan het kruis werd Jezus, alsof hij een zondaar was, door God geoordeeld. Maar door een blik op het kruis, door gelovig zien op de Heiland, is er redding.

Joh 3:14  En zoals Mozes de slang in de woestijn heeft verhoogd, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, Joh 3:15  opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. (Telos) Joh 12:32  En als Ik van de aarde ben verhoogd, zal Ik allen tot Mijzelf trekken. (Telos)

Gen. 3:15

Ge 3:15  En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en u zult het de hielen vermorzelen. (CP[1])

Haar zaad. Haar nageslacht. Dat zaad (enkelvoud) in diepere zin is de Christus, de Zoon des mensen.

1Sa 2:20  En Eli zegende Elkana, en zijn huisvrouw, en zeide: De HEERE geve u zaad uit deze vrouw voor de bede, die zij den HEERE afgebeden heeft. En zij gingen naar zijn plaats. 1Sa 2:21  Want de HEERE bezocht Hanna, en zij werd bevrucht, en baarde drie zonen en twee dochters; en de jongeling Samuël werd groot bij den HEERE. (SV)

Vijandschap. Deze vijandschap duurt nog voort.

In een enkele winkel in Nederland kan men (anno 2020) een slang als speelgoed zien liggen. In landen waar slangen gevreesde dieren zijn, zal zo'n artikel thans geen aftrek vinden.

In het laatste Bijbelboek (Opb. 12: 4-6, 13-17) vinden wij een strijd tussen 'de oude slang' (Opb. 12:9, vgl. verzen 14, 15), dat is de satan, met zijn zaad (het Beest) en een vrouw, die wellicht het gelovig overblijfsel van Israël voorstelt, met haar nageslacht, 'een mannelijk kind' (Opb. 12:5) en 'de overigen van haar nageslacht, dat zijn 'hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben' (Opb. 12:17).

De vijandschap tussen de vrouw met haar nageslacht en de biologische slang met haar nageslacht zal in het vrederijk eindigen, althans in het land Israël en mogelijk wereldwijd.

Jes 11:8  Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder, en in het nest van een gifslang zal een peuter zijn hand steken. (HSV)

U de kop morzelen. Wie een slang bij de kop vat, kan hem beheersen[3]. Wie haar kop vermorzelt, vernietigt haar. Zij is volkomen uitgeschakeld. Dood.

Een voorafbeelding vinden wij in het voorval van Goliath en David. David trof de reis met een steen in zijn voorhoofd en daarna onthoofde hij hem met diens eigen zwaard.

1Sa 17:49 En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen daaruit, en hij slingerde, en trof den Filistijn in zijn voorhoofd; zodat de steen zonk in zijn voorhoofd, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde. 1Sa 17:50 Alzo overweldigde David den Filistijn met een slinger en met een steen; en hij versloeg den Filistijn, en doodde hem; doch David had geen zwaard in de hand. 1Sa 17:51 Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam zijn zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en hij doodde hem, en hij hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen zagen, dat hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij. (SV)

Heb 2:14  Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, (Telos)

Schilderij door Jan van 't Hoff (GospelImages.nl).

Het zaad van de slang bij uitnemendheid, de Wetteloze (2 Thess. 2:8), zal de Heer Jezus vernietigen bij zijn komst.

2Th 2:8  En dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jezus zal verteren door de adem van zijn mond en ten niet doen door de verschijning van zijn komst; (Telos)

De satan zelf, de oude slang, zal, nadat hij een groot deel van de mensheid tot opstand verleid heeft, aan de vuurpoel van de hel worden prijsgegeven, aan een toestand die de de tweede dood wordt genoemd.

Wat de slang onderging en zal (als duivel) ondergaan, is in zekere vorm en mate ook de Heiland overkomen.

  • De slang zou over de aarde kruipen. Jezus verliet de hoogte van de hemel om in een nederige gestalte beneden op de aarde te gaan. In de hof van Gethsémané, met het oog op de straf die hem wachtte, 'viel' Jezus 'op de aarde' (Mark. 14:35), om ernstig tot God te bidden.
  • De kop van de slang zou vermorzeld worden. Het hoofd van de Heer Jezus werd niet vermorzeld, maar wel geslagen door mensen: een van de dienaars van de hogepriester gaf hem 'een slag in het gezicht' (Joh. 18:22); Romeinse soldaten sloegen hem met een rietstok op het hoofd (Matth. 27:3; Mark. 15:19) en gaven hem slagen in het gezicht (Joh. 19:6) en drukten een kroon van doornen op zijn hoofd. Jezus werd wel 'om onze ongerechtigheden verbrijzeld' (Jes. 53:5, cursivering toegevoegd).
  • De slang verloor tot straf zijn poten. De voeten en handen van de Heiland werden doorboord.
  • Het oordeel over de slang (de duivel), de oorsprong van de zonde, is een oordeel over de zonde. Jezus, voorafgebeeld door een verhoogde slang, hing (plaatsvervangend) als een boosdoener aan het kruis, verhoogd en en geoordeeld.
  • De slang zou stof eten. God legde Jezus 'in het stof des doods' (Ps. 22:15).

De hielen vermorzelen. Het Hebreeuwse woord, hier vertaald met 'hielen', komt 13x voor in het Oude Testament. De Statenvertaling vertaalt met 'verzenen' (5x), 'voetstappen' (3x), 'hiel' (2x), 'einde' (1x), 'lage' (1x), en, in combinatie met een ander Hebreeuws woord, 'paardenhoeven' (1x). De NBG51-vertaling heeft 'hiel' (7x), 'voetsporen' (2x), 'achterhoede' (1x), 'hoeven' (1x), 'schreden' (1x), 'sporen' (1x).

Dat de slang iemands hielen, voeten, onderbenen kan bijten, begrijpen wij uit de omstandigheid dat zij op haar buik over de aardbodem gaat. Haar kop is laag bij de grond, waar ook de voeten van mensen gaan.

Twee keer dat in dit vers sprake is van 'vermorzelen'. De voeten van het zaad van de vrouw, Jezus Christus, werden doorboord. Hij werd niet door de satan gedood. Hij gaf zijn geest, zijn leven, zelf over.

Joh 10:18  Niemand neemt het van Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af; Ik heb macht het af te leggen en heb macht het weer te nemen. Dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen. (Telos)

Gen. 3:16

Ge 3:16  Tot de vrouw zei Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk van uw dracht; met smart zult u kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. (CP[1])

Uw smart ... met smart. In het Hebreeuws twee verschillende woorden, die dezelfde stam hebben, namelijk het werkwoord atsab, dat onder meer betekent: pijn doen, smarten[4]. De NBG51-vertaling vertaalt door 'moeite' en 'smart'.

Ge 3:16  Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen. (NBG51)

De Herziene Statenvertaling heeft 'moeite' en 'pijn'.

Ge 3:16  Tegen de vrouw zei Hij: Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar hij zal over u heersen. (HSV)

De moeite van de zwangerschap sluit de pijn niet uit.

Namelijk van uw dracht. Van uw zwangerschap. Het Hebreeuwse woord betekent: ontvangenis (bevruchting), zwangerschap. Niet alleen het baren zal pijnlijk zijn, de zwangerschap zelf, het dragen (vandaar 'dracht') van de vrucht, zal met moeite en pijn gepaard gaan. Veel vrouwen zijn misselijk, hebben al moeite in het begin van hun zwangerschap.

Met smart zult u kinderen baren. Moeite en pijn in dracht èn baring. Na de zwangerschap, die moeite kent, volgt de baring met smart. Deze smart vinden wij terug in het laatste Bijbelboek:

Opb 12:2  En zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren. (Telos)

Daar is het Israël, het gelovig overblijfsel, dat - naar het schijnt - de Verlosser geestelijk baart.

In figuurlijke zin is ook de barensnood die over de wereld zal komen:

1Th 5:3  Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen. (Telos)

Meer nog, de héle schepping is in barensnood, in reikhalzende verwachting van de open-baring van de zonen van God, de verheerlijkte heiligen.

Ro 8:19  Want de schepping verwacht reikhalzend de openbaring van de zonen van God. (...) Ro 8:22  Want wij weten, dat de hele schepping tezamen zucht en tezamen in barensnood is tot nu toe. Ro 8:23  En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam. (Telos)

Tot uw man zal uw begeerte zijn. Ondanks dat uitzicht op die aanstaande smarten en bezwaren bij een zwangerschap, zal het verlangen van de vrouw naar haar man heentrekken.

Hij zal over u heerschappij hebben. Haar man wordt haar bestuurder, haar heer, die zij heeft te volgen en te gehoorzamen. De vrouw zou voortaan van haar man veel meer afhankelijk zijn, meer aan hem onderworpen zijn, dan Gods oorspronkelijke ordening was. Oorspronkelijk stelde God weliswaar een gezagsverhouding in en is de man nog altijd het hoofd van de (zijn) vrouw, maar door de zonde is de verhouding tussen man en vrouw aangetast en zucht de vrouw onder de heerschappij van haar man. Een getrouwde christenman echter moet er werk van maken zijn vrouw te behagen.

1Co 7:33  maar de getrouwde wijdt zijn zorg aan de dingen van de wereld, hoe hij zijn vrouw zal behagen. (Telos)

Gen. 3:17

Ge 3:17   En tot Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw hebt geluisterd en van die boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: U zult daarvan niet eten, zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult u daarvan eten al de dagen van uw leven, (CP[1])

Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw. Wij weten niet wat zij heeft gezegd.

Ge 3:6  En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. (SV)

In elk geval heeft zij de vrucht niet zwijgend gegeven. Misschien heeft zij (deels) herhaald wat de slang haar gezegd had. "Volgens de slang worden wij hierdoor verstandig en zullen wij niet sterven." Misschien heeft zij ook meegedeeld dat er een bijzondere gewaarwording over haar gekomen was.

Het woord van God maakte als het ware plaats voor het woord van de slang en de vrouw. In de gemeente van God is het niet toegestaan dat een vrouw leert of over een man heerst[5]. Deze beperking heeft te maken met haar plaats als vrouw ten opzichte van de man en haar meerdere vatbaarheid voor dwaling.

1Ti 2:11  Een vrouw moet zich stil, in alle onderdanigheid laten leren;  1Ti 2:12  maar ik sta aan een vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst, maar zij moet stil zijn.  1Ti 2:13  Want Adam is eerst geformeerd, daarna Eva;  1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding. (Telos)

Zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt. Adam was het hoofd van de aardse schepping. Daarom zou ook het aardrijk, dat onder zijn heerschappij stond, vervloekt zijn.

Ge 1:28 En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! (SV)

Deze vervloeking merken wij aan het voorkomen van doornen en distels (vers 18), waaraan wij ons bezeren, de natuurrampen (aardbevingen, overstromingen) die niet zelden tot een 'humanitaire crisis' leiden, en het gedrag van dieren, die andere dieren en ook mensen bijten (bijvoorbeeld slangebeten).

Met smart zult u daarvan eten. Heeft de Statenvertaling 'smart', de Leidse vertaling heeft 'moeite', de NBG51-vertaling heeft 'al zwoegende', de Herziene Statenvertaling heeft 'zwoegen'. Het Hebreeuwse woord vertaald met 'smart' is hetzelfde als dat wat van de zwangerschap van de vrouw gezegd wordt. Zij zal met moeite en pijn haar ongeboren kind dragen, hij zal met moeite en pijn, na moeitevolle arbeid, eten van de vrucht van de aardbodem. Niet alleen de vrouw heeft moeite en lijdt pijn, ook de man draagt dat lot.

Gen. 3:18

Ge 3:18  Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en u zult het kruid van het veld eten. (CP[1])

Doornen en distelen. Stekelige planten zijn dat, waaraan wij ons kunnen bezeren. Jezus kreeg een kroon van doornen op zijn hoofd gedrukt. Mensen kunnen als doornen en distelen zijn.

U zult het kruid van het veld eten. Voorheen aten zij van de vruchtbomen in de hof van Eden. Van het graad zullen zij brood maken en dat eten (vers 19).

Gen. 3:19

Ge 3:19  In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren. (SV)

Zweet uws aanschijns. Als gevolg van de moeitevolle arbeid. "Met smart zult u daarvan eten" (vers 17).

Lu 22:44  En terwijl Hij in zware strijd raakte, bad Hij des te vuriger. En zijn zweet werd als grote bloeddruppels, die op de aarde vielen. (Telos)

Dewijl gij daaruit genomen zijt. Uit het stof der aarde, dus niet uit het vlees en bloed van een dier, zoals de theistische evolutieleer zegt.

Gen. 3:20

Ge 3:20  Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is. (SV)

Heva. Ook geschreven Eva. In het Hebreeuws Chavva. Zie Eva voor het hoofdartikel over onze oermoeder.

Omdat zij een moeder aller levenden is. 'Heva' betekent: Levengeefster. Zie Eva. Adam had God geloofd, dat zijn vrouw zwanger zou worden en nageslacht zou voortbrengen.

Gen. 3:21

Ge 3:21  En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan. (SV)

Rokken van vellen. 'Kleren van huiden', vertaalt de Herziene Statenvertaling. Kennelijk waren de schorten van vijgebladeren niet voldoende in de ogen van God.

Huiden van dieren, dus bekleding die zijn oorsprong vindt bij andere wezens. Zijn deze hiervoor geslacht? Dat is voor ons verborgen. Eerst bedekten Adam en zijn vrouw zichzelf, nu werden zij door God bekleed. Hun naaktheid, hun 'schande', waarvoor zij zich schaamden, werd bedekt. Verzoenen betekent in het Hebreeuws eigenlijk bedekken. De bedekking door God spreekt van verzoening. De verzoening was mogelijk doordat er huiden van dieren waren genomen.

Wij, gelovigen, zijn bekleed met de kleren van het heil, met de mantel der gerechtigheid van het geloof. Wij hebben 'het beste kleed' (Luk. 15:22) aangetrokken gekregen. Hiervoor moest het Lam van God worden geslacht. Dat was toen, in Gen. 3, nog een verborgenheid.

Wij moeten ons door het geloof laten bekleden met de heilsklederen van Christus. Zij maken ons geschikt voor de hemel en voor de bruiloft van het Lam. Zie Matth. 22:11v.

Gen. 3:22

Ge 3:22  Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer één, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. (SV)

Als Onzer één, kennende het goed en het kwaad. 'Ons' verwijst naar de drie-enige God, die de mens gemaakt heeft en Zijn beeld.

Ge 1:26  En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. (SV)

De slang had gezegd dat zij, door te eten, als God zouden wezen, kennende het goed en het kwaad.

Ge 3:5  Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. (SV)

Dat was uitgekomen en wel als gevolg van een daad van ongehoorzaamheid. Door kwaad te doen, deden zij kennis van goed en kwaad op.

Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. Dan zou de mens voor eeuwig een zondaar blijven. Hij was geestelijk gestorven in de overtreding met de verboden vrucht, de lichamelijke dood zou volgen als de voltooiing van een stervensproces. God wilde niet dat de gevallen staat van de mens voor altoos zou voortduren. De dood moest voltrokken worden, maar God zou door Christus, die dood geweest en nu leeft, zorgen voor eeuwig leven voor een nieuw schepsel, een nieuwe mens.

Gen. 3:23

Ge 3:23  Zo zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. (CP[1])

Zo zond de Heer God hem weg uit ... om ... Het is niet slechts een verdrijving (vers 24) uit de hof, maar ook een missie met betrekking tot de wereld daarbuiten: de aardbodem bouwen.

Om de aardbodem te bouwen. De mens zou 'over de gehele aarde' heerschappij hebben (Gen. 1: 26). Hij moest haar vervullen en onderwerpen (1:28). Van het bouwen van de aardbouwen spreekt voor het eerst 2:5.

Ge 2:5  En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was. geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen. (SV)

Hij zou eten van zaadzaaiend kruid en van boomvruchten (1:20). Aanvankelijk had God de mens de opdracht gegeven om de hof van Eden te bouwen en te bewaren.

Ge 2:15  Zo nam de HEERE God den mens, en zette hem in den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren. (SV)

Het woord 'bewaren' mist nu. Had de mens de aarde verloren aan de duivel, de overste van deze wereld? Of was het omdat de aardbodem vervloekt was vanwege de overtreding van Adam?

Waaruit hij genomen was. God had Adam geformeerd uit het stof der aarde.

Ge 2:7  En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. (SV)

Gen. 3:24

Ge 3:24  En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten van de hof van Eden, en een gloeiend zwaard, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens. (SV)

Cherubim. Cherubim schijnen Gods kracht in de schepping en zijn rechtvaardig bestuur te vertegenwoordigen. Hier staan zij als wachters, bewakers.

Gloeiend zwaard. Het Hebreeuwse woord heeft de gedachte van branden, gloeien. Het gaat dus om een vurig, brandend, gloeiend zwaard.

De weg van de boom des levens. De weg tot het leven is thans de Heer Jezus; Hijzelf is de weg en het leven (Joh. 14:6). Hij zal te eten geven van de boom van het leven (Opb. 2:7).

Joh 14:6  Jezus zei tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. (Telos)

Opb 22:14  Gelukkig zij die hun lange kleren wassen, opdat zij recht hebben op de boom van het leven en zij door de poorten de stad binnengaan. (Telos)

Opb 2:7  Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik te eten geven van de boom van het leven die in het paradijs van God is. (Telos)

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 3. Hiervan is enige tekst onder wijziging verwerkt.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. Zo merkte Delitzsch op in de 19e eeuw, aangehaald in het commentaar van Dächsel. Mogelijk zijn er thans ook andere dieren bekend, die een beenderenrif hebben en op de buik gaan.
  3. Zie Slang en de video daar, waarin een man een grote slang bedwingt door hem bij de kop te grijpen en vast te houden.
  4. Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
  5. Desondanks staat sommige kerken en kerkverbanden een vrouw als predikant op de kansel.