Genesis/Hoofdstuk 31

Uit Christipedia
Genesis > Hoofdstuk 31
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 31 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Kort: Jakobs vertrek (1-21). Laban jaagt Jakob na en achterhaalt hem (22-42). Laban en Jakob sluiten een verbond (43-55).

Jakob, Labans afgunst bemerkend, trekt met al wat hij had, op Gods bevel, en met toestemming van zijn vrouwen, buiten Labans weten, naar het land Kanaän, en Rachel steelt de afgoden van haar vader (1-21). Laban, dit vernemend, jaagt Jakob na, en achterhaalt hem op het gebergte Gilead, maar wordt door God gewaarschuwd, hem niet dan vriendelijk te bejegenen. Laban maakt Jakob verwijt over diens heimelijk vertrek, en het stelen van zijn afgoden (22-30) Jakob verontschuldigt zich, en, toen Laban zijn afgoden nergens vond, berispt Jakob hem hevig, met verwijt van al het onbehoorlijke hij bij zijn schoonvader heeft geleden (31-42). Zij maken toch eindelijk een verbond, en scheiden in vrede van elkaar (43-55).

Gen. 31:13

Ge 31:13  Ik ben die God van Beth-el, alwaar gij het opgerichte teken gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte beloofd hebt; nu, maak u op, vertrek uit dit land, en keer weder in het land uwer maagschap. (SV)

Waar gij mij een gelofte beloofd hebt. Zie Gen. 28:18-22.

Gen. 31:37

Ge 31:47  En Laban noemde hem Jegar-sahadutha; maar Jakob noemde denzelven Gilead. (SV)

Jegar-sahadutha. Of 'Jegar Sahadoeta'. D.i. 'hoop van de getuigenis'[1], 'puinhoop-oorkonde'[2]

Gilead. Of 'Galeed'. D.i. 'Een steenhoop is getuige'[2].

Laban gaf de naam in zijn, dat is, in de Syrische taal, maar Jakob noemde deze, die naam in zijn taal overzettend, 'Galeed'. "Beiden geven een naam, in hun eigen taal, maar van dezelfde betekenis, aan de steenhoop" (Calvijn)[3].

Gen. 31:49

Ge 31:49  En Mizpa; omdat hij zeide: Dat de HEERE opzicht neme tussen mij en tussen u, wanneer wij de een van den ander zullen verborgen zijn! (SV)

Vgl. de NBG51-vertaling:

Ge 31:49  en ook Mispa, want hij zeide: De HERE houde wacht tussen mij en u, wanneer wij van elkander gescheiden zullen zijn.

Mizpa. Dit is 'Wachttoren' of 'Wacht'. De precieze ligging ten noorden van de Jabbok is onbekend. Zie Mizpa.

Gen. 31:55

Ge 31:55  De volgende morgen vroeg kuste Laban zijn zonen en dochters en zegende hen, en Laban keerde terug naar zijn woonplaats. (SV)

Laat ons niet vergeten dat niet alleen Jakob, maar ook Laban door God gezegend was.

Ge 30:27  Daarop zeide Laban tot hem: Mocht ik uw genegenheid gewonnen hebben! Ik heb waargenomen, dat de HERE mij om uwentwil gezegend heeft. (NBG51)

Bron

Statenvertaling. De tekst van de samenvatting van het hoofdstuk is onder wijziging verwerkt op 5 okt. 2020.

Voetnoten

  1. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  2. 2,0 2,1 Naardense Bijbelvertaling
  3. Aangehaald in: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).