Genesis/Onderwerpen

Uit Christipedia
Genesis > Onderwerpen

Onderwerpen uit het Bijbelboek Genesis worden hier behandeld, in alfabetische volgorde.

Andere volken

De (verbasterde) herinneringen aan gebeurtenissen beschreven in Genesis vinden we ook terug in documenten van oude culturen, zie de lezing door Paul James Griffiths: film (Engels).

Betrouwbaarheid van Genesis 1-2

Onder invloed van filosofische en wetenschappelijke ontwikkelingen in de laatste eeuwen (evolutietheorie, hypothesen over de ouderdom van het heelal en de aarde) wordt veel getwijfeld aan het historische karakter van het scheppingsbericht van Gen. 1 en 2. Is het allemaal wel echt gebeurd wat daar beschreven is?

Het was God die alles maakte

De Bijbel zelf laat op andere plaatsen zien dat de gebeurtenissen werkelijk hebben plaatsgevonden: God heeft het heelal, de hemel en de aarde, de mensen, man en vrouw geschapen. 
Jesaja 40:26 Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heer daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat Hij geweldig van kracht is; er blijft niet één achter.
Jesaja 42:5 Zo zegt God, de HERE, die de hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, de adem gaf en de geest aan hen die daarop wandelen:
Jesaja 43:7 ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb.
Maleachi 2:10 Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? 
Markus 10:6 Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt
1 Kolossenzen 1:16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen
In korte tijd, door Gods woord God kan in zeer korte tijd grote en vele dingen scheppen. Dat blijkt uit het scheppingsverslag. En dat wordt bevestigd door de woorden van Ps 33:9:
Ps. 33:9  Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er. (SV)
Uit Genesis 1 blijkt dat de geschapen dingen door Gods woord ontstaan zijn. Bijvoorbeeld: "En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht" (Gen. 1:3). Dit wordt bevestigd door de woorden van Ps. 33:9 (zie hierboven) en Hebr. 11:3
Ps 33:6 Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht. (HSV)
Ps 148:5 Laten zij de Naam van de HEERE loven, want toen Híj het gebood, werden zij geschapen. (HSV)
Heb 11:3 Door het geloof begrijpen wij dat de werelden door Gods woord bereid zijn, zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is. (TELOS)
Zes dagen

Velen willen nog wel aannemen dat God de hemel en de aarde en hun volheid geschapen heeft, maar twijfelen aan de volgorde en de tijdsorde die de Schrift meedeelt, geven de tekst slechts een grove symbolische betekenis, "God is de grote Schepper die alles gemaakt heeft", of nemen de Scheppingsdagen als grote tijdvakken in plaats van zes gewone dagen.

In Gen. 1 wordt voor 'dag' het Hebreeuwse woord 'yom' gebruikt. In verbinding met een hoofdtelwoord ('één dag', 'dag één') of rangtelwoord ('eerste dag', 'tweede dag') betekent het in de Schrift altijd een gewone dag.

In Genesis 1 lezen we steeds: "het was avond geweest en het was morgen geweest". Deze herhaalde toevoeging van avond (Hebr ”erev”) en morgen (Hebr. ”boker”) pleit nog eens te meer voor een letterlijke duiding van 'dag'. 

Dat God in zes gewone dagen de hemel en de aarde gemaakt heeft, wordt elders in de Bijbel bevestigd:  
Ex. 20:9 Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen.  Ex. 20:10 Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. Ex. 20:11 Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die. (HSV)
Zoals God in zes dagen werkte en op de zevende dag rustte, zo moesten de Israelieten Hem daarin navolgen en evenzo doen. Er is geen reden om de ene reeks van dagen letterlijk en de andere reeks symbolisch te verstaan.

Exodus en Genesis zijn boeken van Mozes. De uitdrukking "zes dagen" komt 12 maal in de boeken van Mozes voor, waarvan 2 keer in Ex. 20:9-11. Er is geen goede bijbelse reden om de woorden "zes dagen" in 11 van de 12 gevallen letterlijk te nemen en alleen in het ene geval van Ex. 20:11, dat over de scheppingsdagen spreekt, symbolisch te verstaan. Alle 12 keren zijn die "zes dagen" letterlijk te verstaan. 

Op grond van de Schrift geloofde iemand als Calvijn aan een schepping in zes dagen. 

Grammaticaal-statistisch onderzoek wijst uit dat Gen 1 letterlijke geschiedschrijving is[1].

De eerste verzen van Genesis 1 zijn voorgelezen door de bemanning van de Apollo 8, als kerstboodschap op 24 december 1968: boodschap. Apollo 8 was de eerste bemande ruimtevaart in een baan om de aarde.

Het scheppingsbericht is niet in tegenspraak met de wetenschappelijke aardkunde (geologie). Wat de vorming van de aardbol betreft, deze wordt in het Mozaïsche verhaal slechts in algemene termen vastgesteld: "In het begin schiep God de hemel en de aarde." In het gehele eerste hoofdstuk van Genesis moet men nauwkeurig letten op het onderscheid tussen de woorden "schiep" en "maakte". De zesdaagse arbeid heeft geheel en al betrekking op de werking Gods op de oppervlakte der aarde, en de voorwerpen, die van daar uit gezien worden, aldus:

  1. De schepping van het licht en de scheiding tussen licht en duisternis.
  2. De scheiding der wateren boven de aarde en onder op de aarde door tussenvoeglng van een uitspansel.
  3. Een verdere verdeling van de wateren beneden, in zee en land, gevolgd door de wasdom van het plantaardige leven.
  4. Het maken van de zon, de maan en de sterren.
  5. Voortbrenging van levende schepselen in het water en in de lucht.
  6. Voortbrenging van dieren en van de mens uit de stoffelijke aarde.

De korte beschrijving van de schepping in het vierde gebod (Exod. 20) heeft slechts, in algemene bewoordingen, betrekking op het door Goddelijke macht in aanzijn roepen van zichtbare verschijnselen boven de oppervlakte der aarde; maar nergens wordt enige toespeling gemaakt op de wijze, waarop hetgeen zich onder de aardkorst bevindt, werd gevormd. 

Meer informatie

Hoe moeten, gezien de strijd der meningen over schepping-of-evolutie, de eerste hoofdstukken van Genesis gelezen worden? Zie Mart-Jan Paul, Genesis 1-3: Hoe moeten de eerste hoofdstukken van de Bijbel gelezen worden? Toespraak in Drachten, 21 febr. 2009. Internet: http://www.nd.nl/images/library/File/Drachten%20-%2021%20febr%2009.doc

Genesis in het Nieuwe Testament 

In het Nieuwe Testament worden tal van gebeurtenissen aangehaald, die in de periode vóór de zondvloed hebben plaatsgevonden. Bijv.:

  • de verhouding tussen Adam en Eva, als type van Christus en de gemeente (Efeze 5: 25-32).  
  • Adam als type van Christus (1 Kor. 15: 45 - 47)
  • De zondeval met de vreselijke gevolgen (Rom. 5: 12).
  • Het bloedige offer van Abel, dat welgevallig was voor God (Hebr. 11: 4).
  • De weg van Kaïn, die eindigt in het verderf (Judas: 11).
  • De profetie van Henoch over het eindoordeel van de levenden (Judas: 14, 15).
  • De opname van Henoch, zonder te sterven (Hebr. 11: 5).
  • De toestand van de mensen vóór de vloed; de zondvloed als een oordeel van God ( Matth. 24 : 38, 39). 

In het Nieuwe Testament komen veel teksten voor  die betrekking hebben op Abraham. Bijvoorbeeld:

  • Abraham (Gen. 12) als vader van de Joden (Joh. 8: 33 - 58),
  • Abraham (Gen. 15) als vader van de gelovigen uit de Joden en uit de heidenen (Rom. 4: 1-22; Gal. 3:7).
  • Abraham als vreemdeling in het beloofde land· (Gen. 20; Hebr. 11: 9).
  • Abraham als offeraar van zijn zoon Isaäk in gehoorzaamheid aan God. (Gen. 22; Hebr. 11 : 17 - 19)
  • Abrahams geloof werd door zijn werken zichtbaar en dit geloof werd hem tot gerechtigheid gerekend (Gen. 15; Jak. 2: 20 - 23)

Ook Isaäk wordt in het Nieuwe Testament genoemd (Hebr. 11: 20 Gal. 4: 28) als iemand, die een geloofsdaad verrichtte, door zijn zonen te zegenen (Gen. 27) en wordt gezien als zoon van de belofte; hierin is hij een schaduwbeeld van gelovige christenen.

Jakobs naam wordt in verband met het wezen van de verkiezing (Gen. 25) genoemd en ook omdat hij als grootvader de zonen van Jozef zegende. (Gen. 45; Rom. 9: 10 - 13; Hebr. 11: 21)

Jozef wordt vermeld, omdat hij door het geloof rekening hield met de uittocht uit Egypte (Gen. 50: 24; Hebr. 11: 22).

Voetnoten