Gethsémané

Uit Christipedia

Gethsémané is de naam van een tuin op de flanken van de Olijfberg, direct ten oosten van Jeruzalem, waar Jezus volgens de Evangeliën in de nacht vóór zijn terechtstelling een aantal uren doorbracht.

Woord. Andere spellingen van de naam zijn Getsémané, Getsemane (NBG51, NBV2004, WV78, WV795, GNB) of Getsemanee (NaB). Het Griekse woord is γεθσημανη, Gethsemane.

Gethsémané

Het woord is van oorsprong Aramees en betekent 'oliepers' in de zin van 'olijvenpers', namelijk voor de verkrijging van olijfolie. Door het persen van de olijven komt de olijfolie vrij.

Vermelding. De naam van de olijfgaard wordt alleen genoemd in Mattheüs 26:36 en Markus 14:32; Lukas (22:39) spreekt eenvoudig van de Olijfberg en Johannes (18:1) heeft het over een Olijfgaard aan de overkant van de Kidronbeek.

Mr 14:32 En zij kwamen aan een plaats, Gethsemane geheten, en Hij zei tot zijn discipelen: Gaat hier zitten terwijl Ik bid. Mr 14:33 En Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met Zich mee. En Hij begon ontsteld en zeer beangst te worden, Mr 14:34 en Hij zei tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt. (TELOS)

Op deze plek werd de Heer zeer angstig, waarbij zijn zweet werd als bloed en Hij de Vader bad of de beker van zijn lijden Hem voorbij kan gaan, "doch niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede". Judas Iskariot, de verrader, wist dat hij Jezus hier kon vinden en wees de Romeinse soldaten en de Joodse leiders deze plaats, waarop zij Jezus gevangennamen.

Basiliek. Aan de droefheid, angst en smeekbede van Jezus herinnert de Basiliek van de doodsnood (ook: Church of all nations) die op de vermeende plaats gebouwd is. Links van de basiliek staan de olijfbomen van de huidige hof van Gethsémané.

Varia

Gethsémané

"In jenen letzten der Nächte"

Jezus, den laatsten der nachten,
ging naar den hof der olijven,
Liet zijn discipelen blijven
Buiten de duistere gaard;
Toen koos Hij drie uit hun midden,
Met Hem te waken, te bidden,
Maar door het bidden en wachten
Werden hunne ogen bezwaard.

Kon dan niet één met Hem waken?
Eén in die smartelijke uren
Met Hem de droefheid verduren
Van Zijn verwerping, Zijn smaad?
Moest Hij, dien zwartsten der nachten,
Eenzaam den kruisdood verwachten,
Eenzaam de bitterheid smaken
Van den triomf van het kwaad?

'k Wil bij Uw droefheid verwijlen,
In Uwe smarten verzinken,
Gij, die den beker moest drinken,
Die de verzoening bracht,
Wie zal de angsten doorgronden
Van deze nachtlijke stonden?
Wie zal de duisternis peilen
Van dezen duistersten nacht?

Gedicht van Jacqueline van der Waals
Uit: Iris (1918)