Godsdienst

Uit Christipedia

Godsdienst is het dienen en vereren van God. Het woord ‘godsdienst’ wordt ook gebruikt voor een bepaalde dienst en verering van God: de gezamenlijke leerstellingen en plechtigheden van de godsverering van een kerkgenootschap (‘de rooms-katholieke godsdienst’, ‘de heersende godsdienst’).

Er is in de mens iets dat hem dringt tot het erkennen en vereren van een bovenzinnelijke macht, waarvan hij zich afhankelijk gevoelt.

Hnd 17:28 Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, zoals ook enigen van de dichters onder u hebben gezegd: ‘Want wij zijn ook zijn geslacht’. (TELOS)

Heb 11:1  Het geloof nu is de zekerheid van wat men hoopt, de overtuiging van wat men niet ziet. (TELOS)

Heb 11:6 Zonder geloof echter is het onmogelijk Hem te behagen; want wie tot God nadert, moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken. (TELOS)

Natuurlijke grond van de godsdienst

De godsdienst is gegrond in de menselijke natuur zelf en behoort dus tot het wezen van de mens.

Augustinus zei: „Gij hebt ons hart, o God! tot U geschapen, en het is onrustig in ons, totdat het rust heeft gevonden in U." Tertullianus noemde 's mensen ziel „christinne van natuur."

Sommigen echter verklaren het ontstaan van de godsdienst uit priesterlist, of uit staatkundige berekening, of uit vrees.

Bestanddelen van de godsdienst

Tot elke godsdienst behoren:

  1. begrippen, overtuigingen, voorstellingen, leerstellingen, die men zich van de Godheid vormt;
  2. gezindheden of gevoelens, die men Hem toedraagt;
  3. handelingen of gebruiken, waarin men die gezindheden openbaart.

Mic 6:6  Waarmee zal ik de HEERE tegemoetgaan [en] mij buigen voor de hoge God? Zal ik Hem tegemoetgaan met brandoffers, met eenjarige kalveren? Mic 6:7 Zou de HEERE behagen scheppen in duizenden rammen, in tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven [voor] mijn overtreding, de vrucht van mijn [moeder] schoot [voor] de zonde van mijn ziel? Mic 6:8 Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is en wat de HEERE van u vraagt: niets anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God. (HSV)

Bronnen van godsdienstige kennis

Bronnen van godsdienstige kennis zijn voor ons de Schrift, de Heilige Geest, goddelijke openbaring, onze opvoeding en omgeving, de natuur, de geschiedenis en ons eigen binnenste (hart, rede, verstand, geweten).

Door onze (gelovige) ouders en leraars komen wij tot godsdienstige kennis. Ook de natuur, Gods schepping, is een bron van godsdienstige kennis. Want uit Zijn werken die wij rondom waarnemen doorzien wij Gods eeuwige kracht en Goddelijkheid.

Ro 1:20 -want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien-,opdat zij niet te verontschuldigen zijn, (TELOS)

Jes 40:26 Sla uw ogen op naar omhoog, en zie Wie deze dingen geschapen heeft; Hij is het Die hun leger voltallig tevoorschijn brengt, ze alle bij name roept door [Zijn] grote vermogen en [Zijn] sterke kracht; er ontbreekt er niet één. (HSV)

Ook de geschiedenis leert ons God kennen. In haar zien wij blijken van Gods gerechtigheid en voorzienigheid.

Ga 6:7 Dwaalt niet, God laat zich niet bespotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten. Ga 6:8 Want wie voor zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar wie voor de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten. (TELOS)

Mt 13:31 Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mens nam en in zijn akker zaaide; Mt 13:32 het is wel kleiner dan alle zaden, maar als het is opgegroeid, is het groter dan de groenten en wordt een boom, zodat de vogels van de hemel in zijn takken komen nestelen. (TELOS)

Ons binnenste is een bron van godskennis. Wij hebben allen een geweten, dat ons spreekt van goed en kwaad. Een gelovige in Christus heeft bovendien de Heilige Geest, die in zijn hart woont en getuigt.

Ro 8:16 De Geest Zelf getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn. (TELOS)

Zonde kan ons in de weg staan om door die bronnen tot kennis van God te komen? Mt. 5:8; Lk. 11:34 v; 1 Kor. 2 :14.

Mt 5:8 Gelukkig de reinen van hart, want zij zullen God zien. (TELOS)

Lu 11:34 De lamp van uw lichaam is uw oog; wanneer uw oog eenvoudig is, is ook uw hele lichaam verlicht; als het echter boos is, is ook uw lichaam duister. Lu 11:35 Zie dan toe, dat het licht dat in u is, geen duisternis is. Lu 11:36 Als dan uw hele lichaam verlicht is, zonder enig duister deel te hebben, zal het geheel verlicht zijn, evenals wanneer de lamp u met haar stralen verlicht. (TELOS)

1Co 2:14 Maar de natuurlijke mens neemt niet aan wat van de Geest van God is, want het is hem dwaasheid, en hij kan het niet begrijpen, omdat het geestelijk beoordeeld wordt. 1Co 2:15 Maar wie geestelijk is, beoordeelt alle dingen, maar hijzelf wordt door niemand beoordeeld. (TELOS)

De christenen hebben hun godsdienstige kennis vooral te danken aan Jezus en aan de Heilige Geest.

Heb 1:1  Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon, (TELOS)

Joh 14:6 Jezus zei tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. (TELOS)

De Heer Jezus kwam in de wereld om de waarheid te betuigen.

Joh 18:37 Pilatus dan zei tot Hem: Bent U dus toch een koning? Jezus antwoordde: U zegt het, Ik ben een koning. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik van de waarheid zou getuigen. Ieder die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem. (TELOS)

De Heer Jezus heeft de Vader verheerlijkt op de aarde. Door zijn woorden, houding en werken heeft Hij God de Vader geopenbaard.

Joh 17:4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde, terwijl Ik het werk heb voleindigd dat U Mij te doen hebt gegeven; (...) Joh 17:6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld hebt gegeven. … (TELOS)

De Heer Jezus is “de voleinder van het geloof” (Hebr. 12 :2).

Belang van de godsdienst

Een zondig, goddeloos leven leidt dikwijls tot een te vroege dood. Naar aanleiding hiervan schreef de Amerikaanse predikant T. De Witt Talmage: "Welnu, de godsdienst, in praktijk gebracht, is een middel tegen te vroege dood, tegen verwoesting van alle soort. 'Neen maar,' zegt u, 'godsdienstige mensen zijn ook wel gevallen; godsdienstige mensen zijn ook wel dronkaards geworden; godsdienstige mensen slaan ook wel vals bankroet, en zijn ook wel onzedelijk geworden.' Zeker, zeker; maar zij ontdeden zich van hun godsdienst vóór zij zich van zedelijkheid ontdeden. Als een man aan boord van een der stoomschepen van de White Star Line, op weg naar Liverpool midden op de Atlantischen Oceaan in het water springt en verdrinkt, pleit dat iets tegen de White Star Line, en zal men van haar zeggen, dat zij geen mensen over zee kan vervoeren? En als een man over de verschansing van zijn godsdienst heen te water springt, en nooit, nooit weer boven komt, is dat een argument voor uw geloof, dat ook de godsdienst een mens niet door zijn zonden heen helpt? In het eerste geval: als hij aan boord was gebleven, zou zijn lichaam bewaard zijn gebleven; in het laatste geval: als hij zich aan de godsdienst gehouden had, zouden zijn zedelijke beginselen ook bewaard zijn gebleven."[1]

Vruchteloze godsdienst

Menig man zit 's zondags in zijn bank in de kerk, en zingt: „Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot," en slaat vroom de ogen ten hemel; die, bij het eindigen van de godsdienstoefening, de deur van zijn bank dicht sluit en zegt: ,,dag, godsdienst! de volgenden zondag kom ik weer terug!" - Een godsdienst die niet de gehele week door zich openbaart, even zo goed als op zondag, is helemaal geen godsdienst. — Thomas De Witt Talmage (1832-1902)[2].

Bron

K. G. F. W. Ham, Leerboekje over den christelijken godsdienst. Dit is deel D van de serie Handleidingen bij het godsdienstonderwijs (Schoonhoven: S. & W.N. van Nooten, 1880), blz. 3-4. Hieruit is op 26 juni 2015 tekst genomen en verwerkt. 

Voetnoten

  1. T. de Witt Talmage, Spranken (Utrecht: C.H.E. Breijer, 1892), blz. 4-5. Voor Christipedia is de spelling in het citaat gemoderniseerd.
  2. T. de Witt Talmage, Spranken (Utrecht: C.H.E. Breijer, 1892), blz. 17. Voor Christipedia is de spelling en de taal van het citaat gemoderniseerd.