Handelingen 26

Uit Christipedia

Handelingen 26 is een hoofdstuk van Handelingen van de Apostelen, een geschrift in de Bijbel, en telt 32 verzen.

Hoofdstukken van Handelingen van de Apostelen samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28
Verzen van Handelingen 26 becommentarieerd: · 6 · 14 · 17 · 20 · 22 · 23 · 30
Onderwerpen van Handelingen van de Apostelen: Onderwerpen

Samenvatting

Paulus' verdediging voor Agrippa. 1-29 Paulus verdedigt zich te Caesarea tegenover Herodes Agrippa II, verhalend van zijn bekering en evangelieverkondiging. 30-32 Agrippa, Festus en Bernice oordelen dat Paulus niets doet wat dood of gevangenschap waard is.

6

6 En nu sta ik terecht wegens de hoop van de belofte door God aan onze vaderen gedaan, (Telos) 
Hnd 23:6 Daar nu Paulus wist dat het ene deel uit sadduceeen en het andere uit farizeeen bestond, riep hij in de Raad: Mannen broeders, ik ben een farizeeer, een zoon van farizeeen; over de hoop en de opstanding van de doden sta ik terecht. (Telos)
Hnd 24:15  en hoop op God heb - welke hoop zij ook zelf verwachten-dat er een opstanding zal zijn zowel van rechtvaardigen als van onrechtvaardigen. (...) Hnd 24:21 behalve aangaande dit ene woord dat ik riep toen ik in hun midden stond: Over de opstanding van doden sta ik vandaag voor u terecht! (Telos)

14

14 En toen wij allen op de grond vielen, hoorde ik een stem tot mij zeggen in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? Het valt je hard tegen de prikkels achteruit te slaan. (Telos)  

Tegen de prikkels achteruit te slaan. Saul wordt vergeleken met een trekdier, dat tegen de prikkels — de ijzeren punten aan de ploeg of aan de ossestok van de drijver — achteruit trapt. De prikkels moeten het dier afschrikken om achteruit te schoppen.[1]

17

17 terwijl Ik je wegneem uit het volk en uit de volken, tot welke Ik je zend om hun ogen te openen, (Telos)  

Wegneem. Het Griekse werkwoord is εξαιρεω, exaireo, dat drie betekenissen heeft: 1) iets ergens uit nemen, wegnemen, verwijderen; 2) uitkiezen (voor zichzelf), iemand uit velen kiezen; 3) uit iets slechts wegnemen: bevrijden[2]. Dat 'wegnemen' van Paulus door de Heer Jezus betekent óf ‘verlossen, bevrijden’ óf ‘uitkiezen, afzonderen’[1]. We weten dat Paulus in zijn dienstjaren menigmaal verlost is uit de handen van Joden en van heidenen.

20

20 maar ik heb eerst hun die in Damaskus en in Jeruzalem waren en in het hele land van Judea en aan de volken verkondigd, dat zij berouw moesten hebben en zich tot God bekeren en werken doen, de bekering waardig. (Telos)
Vergelijk de opdracht van de Heer Jezus aan zijn leerlingen:
Hnd 1:8 Maar u zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en u zult mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het einde van de aarde. (TELOS)

22

22 Daar ik nu hulp van God heb verkregen, sta ik tot op deze dag en getuig voor klein en groot, zonder iets te zeggen buiten wat de profeten en Mozes hebben gesproken dat zou gebeuren: (Telos)  

Daar ik nu hulp van God heb verkregen, sta ik tot op deze dag en getuig. Of ‘daar ik nu hulp van God verkregen heb tot op deze dag, sta ik [hier] te getuigen’[1].

23

23 dat de Christus moest lijden en dat Hij als eerste uit de opstanding van de doden een licht zou verkondigen zowel aan het volk als aan de volken. (Telos) 

Het volk. Van Israël.

30

30 En de koning stond op en de stadhouder en Bernice en zij die bij hen zaten; (Telos) 

De stadhouder. Festus.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 Het Nieuwe Testament; herziene Voorhoeve-uitgave (Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1982). Aantekening.
  2. Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.