Handelingen van de Apostelen

Uit Christipedia

Handelingen van de Apostelen, kortweg Handelingen, is een boek in het Bijbel. In het Nieuwe Testament volgt het op de evangeliën. Het Bijbelboek is, evenals het evangelie naar Lukas, door Lukas geschreven en aan dezelfde Théofilus opgedragen. Het telt 28 hoofdstukken.

De benaming "De Handelingen van de Apostelen" geeft niet geheel juist de inhoud van dit boek weer. Want de twaalf apostelen worden alleen in de eerste hoofdstukken genoemd en na hoofdstuk 15 wordt van hen geen melding meer gemaakt. Het is vooral het werk van de apostel Paulus en zijn medearbeiders dat beschreven wordt.

Schrijver

Evenals het evangelie naar Lukas is Handelingen van de Apostelen door Lukas geschreven en door hem aan dezelfde Théofilus opgedragen. De nederigheid van de schrijver blijkt daaruit dat, hoewel hij Paulus vergezelde bij vele gelegenheden, waarvan in de Handelingen gesproken wordt, hij nimmer in dit hele boek enige melding maakt van zichzelf, tot staving van zijn eigen gezag, hoewel Paulus telkens met grote lof van hem spreekt (Col. 4: 14; 2 Tim. 4: 11; zie ook Spr. 27: 2).

Plaats onder de boeken van het Nieuwe Testament

De Evangeliën eindigen met een profetische zinspeling op verschillende gebeurtenissen in de Handelingen meegedeeld, en met een belofte omtrent de uitstorting van de Heiligen Geest, die in dit boek wordt verhaald (Luk. 24: 47—49; Mark. 16: 17-18; Joh. 14: 12-17).

Ook uit de brieven blijkt het dat de schrijvers overtuigd waren dat de gebeurtenissen, in de Handelingen vermeld, waarlijk geschied waren. Aldus vormt het boek Handelingen als het ware een gewichtig toevoegsel aan de Evangeliën en een inleiding tot de brieven, en kan het tot een leidraad bij de lezing daarvan strekken.

Ontwikkeling van de nieuwe bedeling

Evenals de Evangeliën slechts onvolledig vermelden hetgeen de Heer sprak en deed, alleen een bericht behelzen van zijn Zeven en Zijn bediening in verband met de aanvang van de christelijke bedeling, waarvan Hij het middelpunt is (Dan. 9:24; 2 Cor. 1:20; 1 Joh. 5:11), zo hebben wij in het boek Handeling geen volledige geschiedenis van de apostelen, maar slechts de mededeling van zulke gebeurtenissen, die de ontwikkeling van die bedeling hebben teweeggebracht. Daarom wordt breedvoerig stil gestaan bij hetgeen deze bedeling van de Mozaïsche (de bedeling van de wet van Mozes) onderscheidt en waardoor zij zo hevig werd bestreden. De christelijke bedeling ofwel de bedeling van Gods genade onderscheidt zich door de verkondiging van het evangelie van Gods genade en van „de onnaspeurlijke rijkdom van Christus”, eerst aan de Joden, maar ook aan de heidenen.

Werk van de Heilige Geest

Aangezien de apostelen en andere heiligen zich door de Heilige Geest lieten gebruiken, zou men ook kunnen spreken van "De Handelingen van de Heilige Geest". Het boek beschrijft de komst en werkzaamheid van de Heilige Geest. De naam "Geest" of "Heilige Geest" komt dan ook meer dan 50 keer in dit geschrift voor. Uit de brieven van Paulus blijkt, dat Lukas niet álles heeft vermeld wat in het leven van deze grote dienstknecht van de Heer heeft plaatsgevonden. De "Handelingen van de Heilige Geest" gaan tot op heden door en hebben zich uitgebreid over de gehele aarde.

Zie verder bij Handelingen van de Apostelen/Onderwerpen: Heilige Geest

Indeling en samenvatting

Dit boek bestaat uit 28 hoofdstukken, die als volgt kunnen worden verdeeld:

Hand. 1: De periode tussen de opstanding van de Heer en de uitstorting van de Heilige Geest.

Hand. 1: 1-12 Bijzonderheden betreffende de hemelvaart van de Heer Jezus en de belofte van zijn wederkomst.
Hand. 1: 13-26 De verkiezing van Matthias als apostel in de plaats van Judas Iskariot.

Hand. 2-7: De komst van de Heilige Geest, de verkondiging van het evangelie aan de Joden en de steniging van Stefanus.

Hand. 2: De uitstorting van de Heilige Geest, die woning maakt in de gelovigen. Het ontstaan van de christelijke gemeente. De verkondiging van het evangelie in allerlei talen.
Hand. 3: De genezing van de kreupele door tussenkomst van Petrus en Johannes.
Hand. 4: Het getal gelovige mannen groeit aan tot 5.000. De apostelen voor de Joodse raad. De praktische gemeenschap van de gelovigen.
Hand. 5: Het bedrog van Ananias en Saffira; hun straf. De afzondering van gelovigen. De apostelen in de gevangenis, hun bevrijding en vrijmoedig openbaar getuigenis.
Hand. 6: Ontevredenheid onder de gelovige armen. De aanstelling van zeven diakenen.
Hand. 7: Het getuigenis van Stefanus en zijn martelaarsdood.

Hand. 8-12: De vervolging van joodse zijde; de prediking aan Samaritanen en heidenen.

Hand. 8: De vervolging vanuit Jeruzalem. Filippus predikt het woord onder de Samaritanen. De gelovigen onder hen ontvangen de Heilige Geest door tussenkomst van Petrus en Johannes. De bekering en doop van de kamerling uit Ethiopië.
Hand. 9: De bekering van Paulus van Tarsus op de weg naar Damaskus; zijn doop en zijn getuigenis.
Hand. 10: De bekering van een romeins officier in Cesaréa; hij ontvangt de Heilige Geest en laat zich dopen op bevel van Petrus.
Hand. 11: De verantwoording van Petrus. De prediking van de verstrooiden. De gemeente te Antiochië. De naam christenen.
Hand. 12: Jakobus door Herodes gedood. Petrus in de gevangenis en zijn verlossing door een engel als verhoring van de gebeden die voor hem waren opgezonden tot God.

Hand. 13-15: De arbeid van Paulus en Barnabas.

Hand. 13-14: De roeping van Barnabas en Saulus door de Heilige Geest tot evangelisatiearbeid. Bar Jezus de tovenaar. Hun reis via Seleucië, Cyprus, (Sálamis, Pafos), Perge in Pamfylië, Antiochië in Pisidië, Lycaónië (Lystre en Derbe). Zij verkondigen de Heer Jezus aan Joden en heidenen. Op hun terugreis stellen ze in de ontstane gemeenten oudsten aan en brengen verslag uit aan de gemeente te Antiochië. De eerste zendingsreis.
Hand. 15: Grote bijeenkomst te Jeruzalem om te spreken over de plaats, die gelovig geworden heidenen hebben in te nemen tegenover de wet van Mozes.

Hand. 16-20: De prediking van Paulus en zijn medearbeiders onder de heidenen en de Joden in Azië en Europa.

Hand. 16-18: Het evangelie wordt door Paulus e.a. in Europa verkondigd: de bekering van Lydia en de gevangenbewaarder met hun gezinnen. De tweede zendingsreis. Paulus e.a. in Thessalonika, Beréa, Athene, Korinthe. De derde zendingsreis.
Hand. 19: Paulus e.a. in Efeze. De doop der bekering en de christelijke doop. Twee jaren in de school van Tyrannus. De tegenstand van Demétrius.
Hand. 20: Paulus e.a. in Griekenland, in Asia, in Troas, in Miléte, waar hij de oudsten van de gemeente van Efeze toespreekt. Een afscheidsrede.

Hand. 21-28 De reis van Paulus naar Jeruzalem, de vervolging door de Joden, zijn beroep op de keizer en zijn reis als gevangene naar Rome.

Hand. 21: Paulus e.a. in Tyrus, Ptolemaïs, Caesaréa, waar zij Filippus de evangelist bezoeken en tenslotte in Jeruzalem. Vele tienduizenden Joden zijn tot het geloof gekomen gedurende de zendingsreizen van Paulus en anderen.
Hand. 22: Paulus spreekt de menigte toe in de hebreeuwse taal en vertelt zijn bekeringsgeschiedenis.
Hand. 23: Paulus voor het Sanhedrin. Hij wordt overgebracht naar Caesaréa.
Hand. 24: Paulus' verantwoording tegenover stadhouder Felix.
Hand. 25-26: Paulus' verantwoording tegenover koning Agrippa.
Hand. 27: Paulus als gevangene op reis naar Rome; de storm en de schipbreuk.
Hand. 28: Paulus in Rome.

Naar de bereikten

Naar de groepen mensen die met het evangelie werd bereikt[1]:

Hand. 1—2 vermelden de opstanding en hemelvaart van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest als grondslag van het christendom; gebeurtenissen waaraan de uitbreiding van Gods koninkrijk mag worden toegeschreven, en waarop de hoop van de zegepraal van het christendom.

Hand. 2—9 bevat een verhaal van de uitbreiding van het christendom onder de Joden (van het jaar 33—40).

Hand. 10—12 vermeldt de wijze waarop het christendom is aangenomen door de godsdienstige heidenen: dat is te zeggen, door dezulken die — gelijk Cornelius — reeds voorheen de enige ware God hadden gediend; verder de uitbreiding van Gods koninkrijk onder de Joden (het jaar 40—45).

Hand. 20—28 verhaalt de verspreiding van het Evangelie onder de afgodische heidenen en de vorderingen bij de Joden en de heidens proselieten (van het jaar 44—62).

Naar de plaatsen van handeling

Naar plaatsen van zendingsarbeid kan men de volgende indelingen maken:

Hand. 1-7 zendingsarbeid in Jeruzalem.

Hand. 8-12 zendingsarbeid in Judea en Samaria.

Hand. 13-28 zendingsreizen van Paulus in het Romeinse rijk.

Hieruit zien wij dat het werk zich uitbreidde vanuit Jeruzalem, volgens de woorden van de Heer Jezus die Hij bij Zijn afscheid sprak:
Hnd 1:8  Maar u zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en u zult mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het einde van de aarde. (Telos)

Samenvatting per hoofstuk

Voor een uitgebreide samenvatting per hoofdstuk, zie Handelingen van de Apostelen/Samenvatting.

Commentaar

Hoofdstukken van dit Bijbelboek samengevat en/of verzen ervan becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28


Onderwerpen

Onderwerpen of aspecten van het boek Handelingen worden hier behandeld: Handelingen van de Apostelen/Onderwerpen

Varia

Een alles beheersende tekst is: "Maar gij zult kracht ontvangen, als de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn, zowel te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot het einde der aarde." (Hand. 1:8)

De uitdrukking "het woord van God" komt elf keer voor in het boek.

Zevenmaal wordt in de prediking erop gewezen, dat God de Heer Jezus heeft opgewekt uit de doden.

Meer informatie

Bronnen

Voor de eerste versie van dit artikel is, onder toestemming, gebruik gemaakt van tekst uit H. Moll, Wat zegt Gods Woord over ...?, deel 3, blz. 101-104. Oostburg: uitgeverij W.J Pieters, z.j.

Benjamin Elliott Nicholls, Handleiding bij het lezen van den Bijbel. Uit het Engelsch (Amsterdam: H. Höveker, 1863), blz. 377-382. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 17 dec. 2023.

Voetnoot

  1. Benjamin Elliott Nicholls, Handleiding bij het lezen van den Bijbel. Uit het Engelsch (Amsterdam: H. Höveker, 1863), blz. 378.