Hebreeën 11

Uit Christipedia

Hebreeën 11 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd. De volgende hoofdstukken van de Brief aan de Hebreeën zijn op Christipedia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Hebreeën: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13
Onderwerpen uit de brief: Allerlei · Priester · Tabernakel · Verbond

De schrijver handelt over geloven en geeft historische voorbeelden van geloven, van - kan men zeggen - 'geloofshelden'. De reden is het risico van geloofsafval in een vijandige omgeving. Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen (Hebr. 11:6).

Samenvatting

Om de joodse gelovigen in Christus te beter tot standvastigheid in het geloof te bewegen, beschrijft de auteur hun het geloof met zijn eigenschappen en werken (1-3). Tot dat einde wijst hij op de voorbeelden van het geloof der voorvaders[1], en vooreerst van Abel, van Henoch en van Noach (4-7). Daarna van Abraham en van Sarah (8-12). Die met hun nageslacht de beloften van het land Kanaän wel hebben ontvangen, maar de volbrenging van die, niet slechts op de aarde, maar bovenal in de hemel hebben te verkrijgen (13-16). Verder noemt hij het voorbeeld van het geloof van Abraham in het offeren van zijn zoon Izak (17-19). En van Izak in het zegenen van zijn zoon Jakob (20). En van Jakob in het zegenen van de beide zonen van Jozef (21). En van Jozef op zijn sterfbed (22). Daarna van de ouders van Mozes (23). En van Mozes zelf in het verachten van eer en gemak aan het hof van Farao (24-26). 27 En in het weggaan uit Egypte, het houden van het pascha en het doorgaan door de Rode Zee (27-29). Daarna van het rondgaan om Jericho en van Rachab in het innemen van de stad (30-31). Alsook van de richters en koningen, die door het geloof grote dingen verricht hebben (30-34). Daarna van enige vrouwen, die zware tegenheden hadden doorstaan, gelijk ook verscheiden andere profeten en martelaars (35-38). Besluit dat deze allen gestorven zijn in het geloof, opdat zij niet zonder ons volmaakt zouden worden (39-40).

1

Heb 11:1  [Het] geloof nu is [de] zekerheid van wat men hoopt, [de] overtuiging van wat men niet ziet. (Telos)

De schrijver richt de aandacht op het geloof als zijnde gericht op toekomstige dingen, op de vervulling van Gods beloften.

Geloof nu. Dit vers sluit aan bij 10:38-39.

Heb 10:37  Want nog een zeer korte tijd en ‘Hij die komt, zal komen en niet uitblijven. Heb 10:38  Maar mijn rechtvaardige zal op grond van geloof leven; en als iemand zich onttrekt, heeft mijn ziel in hem geen behagen’. Heb 10:39  Wij echter behoren niet tot hen die zich onttrekken tot verderf, maar tot hen die geloven tot behoud van de ziel. (Telos)

Zekerheid van wat men hoopt. Wat men hoopt, het voorwerp van de hoop, ligt in de toekomst.

In 10:23 vermaant de schrijver "de belijdenis van de hoop onwankelbaar" vast te houden, "want Hij die beloofd heeft, is getrouw".

Hopen zonder geloven is, naar het Nederlandse woordgebruik van 'hopen', slechts een wensen. "Ik hoop dat jullie een fijne vakantie zullen hebben".

Overtuiging van wat men niet ziet. Geloven en hopen richten zich op onzienlijke dingen. Wij geloven in een Heer die we niet met onze fysieke ogen gezien hebben, wij geloven aan een toekomst die ons is beloofd en die wij (uiteraard) nog niet zien, en wij geloven in een historische schepping van de wereld door het woord van God (vs. 3). Noach geloofde aan het oordeel van de zondvloed (vs. 7). Abraham ging in geloof op weg naar een beloofd land dat hij niet gezien had (vs. 8). Mozes "zag op de beloning" (vs. 26); hij "bleef standvastig, als zag hij de Onzichtbare" (27).

2

Heb 11:2  Want in dit [geloof] hebben de ouden getuigenis verkregen. (Telos)

In. Dit is: in de kracht van[2].

Getuigenis verkregen. Zie ook vers 39.

Heb 11:39  En deze allen die door hun geloof getuigenis hebben verkregen, hebben de belofte niet ontvangen, (Telos)

Dat geloof was Gode welbehaaglijk. Van Zijnentwege werd hun geloofd bevestigd, zoals bij Abraham. Hun geloof droeg Gods goedkeuring weg, behaagde Hem (vgl. vers 5). Zonder geloof is het onmogelijk Hem te behagen (vers 6). God gaf getuigenis over de gaven van de gelovige Abel (vers 4) en over de wandel van de gelovige Henoch (vers 5).

3

Heb 11:3  Door het geloof begrijpen wij dat de werelden door Gods woord bereid zijn, zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is. (Telos)

Het geloof heeft niet alleen toekomstige zaken tot voorwerp, maar ook gebeurtenissen in het verleden, zoals de schepping van de wereld.

Door het geloof begrijpen wij. Door het geloof aan Gods woord, dat ons het ontstaan van de wereld heeft geopenbaard. Door het geloof, niet door de moderne wetenschap, die om methodologische reden niet wil weten van een bovennatuurlijke oorsprong.

Door Gods woord bereid. In Genesis, het boek van de wording van de wereld en de mensheid, spreekt God meermaals "Er zij ....". Zijn scheppen begint met een spreken.

Zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is. Als het heelal ontstaan is door een 'oerknal', dan weten wij - in tegenstelling tot de sterrenkundige die God in zijn verklaring wil buitensluiten en nog steeds op zoek is naar een antwoord - de oorzaak: de onzienlijke God.

4

Heb 11:4  Door [het] geloof offerde Abel aan God een beter offer dan Kain, waardoor hij getuigenis verkregen heeft dat hij rechtvaardig was, daar God over zijn gaven getuigenis gaf; en daardoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. (CP[3])

Abel.Abel.

Een beter offer dan Kaïn. Abel offerde een bloedig offer, Kaïn een onbloedige gave. Deze broer van Abel was "uit de boze", zijn werken waren boos (1 Joh. 3:12). Het beter-zijn van het slachtoffer kan in de áárd van het offer gelegen zijn, maar waarschijnlijk meer of alleen in het geloof waarin het offer werd aangeboden.

Dan Kaïn. Kennelijk ontbrak het hem aan geloofsvertrouwen op God. → Kaïn.

Getuigenis verkregen. Zie verzen 2 en 4.

Dat hij rechtvaardig was. Zijn werken waren rechtvaardig.

1Jo 3:11  Want dit is de boodschap die u van het begin af hebt gehoord, dat wij elkaar zouden liefhebben; 1Jo 3:12 niet zoals Kain uit de boze was en zijn broer doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broer rechtvaardig. (Telos)

Heb 10:38  Maar mijn rechtvaardige zal op grond van geloof leven; en als iemand zich onttrekt, heeft mijn ziel in hem geen behagen’. (Telos)

En daardoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. Daardoor, door dat geloof, spreekt hij nog, nadat hij gestorven is, daar God van zijn bloed zei dat de stem ervan tot Hem van de aarde riep (Gen.4:10).

Ge 4:10  En Hij zei: Wat hebt u gedaan! Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept. (HSV)

Ps 116:15  Kostbaar is in de ogen van de HEERE de dood van Zijn gunstelingen. (HSV)

5

Heb 11:5  Door het geloof werd Henoch weggenomen opdat hij de dood niet zag, en hij werd niet gevonden, omdat God hem had weggenomen; want voor zijn wegneming heeft hij getuigenis verkregen dat hij God behaagd had. (Telos)

Henoch. De zoon van Jered en de vader van Methusalem. → Henoch.

Weggenomen opdat hij de dood niet zag. Evenals vroeger Henoch zullen eens gelovigen worden weggenomen zonder de dood te zien. De poorten van het dodenrijk zullen de gemeente van Christus niet overweldigen (Matth. 16:18). → Opname van de gemeente.

Getuigenis verkregen. Zie verzen 2 en 4.

Dat hij God behaagd had. Zie vers 6.

7

Heb 11:7  Door het geloof heeft Noach, toen hij een Goddelijke aanwijzing ontvangen had over de dingen die nog niet gezien werden, eerbiedig een ark gereed gemaakt tot behoudenis van zijn huis, waardoor hij de wereld veroordeelde en een erfgenaam werd van de gerechtigheid die naar het geloof is. (Telos)

Over de dingen die nog niet gezien werden. Geloof heeft als voorwerp onzienlijke dingen (vs. 1). Er waren nog helemaal geen tekenen dat er een overweldigende zondvloed zou komen.

Zijn huis. Zijn huisgezin, met de schoondochters.

Waardoor hij de wereld veroordeelde. Door de bouw van de ark drukte hij uit, het oordeel over de wereld te verwachten.

Erfgenaam van de gerechtigheid die naar het geloof is. Een gerechtigheid die hem als een blijvend bezit zou worden toegerekend op grond van zijn geloof.

8

Heb 11:8  Door het geloof gehoorzaamde Abraham toen hij geroepen werd, om uit te gaan naar de plaats die hij als erfdeel zou ontvangen; en hij ging uit zonder te weten waar hij komen zou. (Telos)

Zonder te weten waar hij komen zou. Ook hier wederom een geloof dat gericht was op dingen die nog niet gezien werden.

9

Heb 11:9  Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land van de belofte als in een vreemd land en woonde in tenten met Izaak en Jakob, de medeerfgenamen van dezelfde belofte; (Telos)

Woonde in tenten. Niet in een stad. Hij leefde in de verwachting van een stad die God zou maken (vs. 10)

10

Heb 11:10 want hij verwachtte de stad die de fundamenten heeft, waarvan God ontwerper en bouwmeester is. (Telos)

Want hij verwachtte de stad die ... Daarom blijf hij in tenten wonen, gelovig uitziend naar wat God zou doen.

Vergelijk:

Heb 11:16 maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad bereid. (Telos)

De stad die de fundamenten heeft, waarvan God ontwerper en bouwmeester is. Het nieuw, hemels Jeruzalem.

17

Heb 11:17  Door [het] geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izaak geofferd, en hij die de beloften aangenomen had, offerde zijn eniggeborene, (Telos)

Door [het] geloof. Zijn verstand werd daarbij niet uitgeschakeld. Het was een redenerend geloof, hij heeft "overwogen" (18) om een verstandelijke moeilijkheid op te lossen.

De beloften. Van een talrijk nageslacht, van een land, van een bron van zegen voor de geslachten van de wereld. Over de belofte van een nageslacht spreekt vers 18.

Zijn eniggeborene. Men kan zich afvragen waarom Izaäk de eniggeborene wordt genoemd, want Ismaël werd vóór hem geboren en leefde nog. Hierop is het antwoord, dat Izaäk de [enige zoon] was die hij had bij zijn wettige vrouw. Deze zoon was erfgenaam van zijn bezit en erfgenaam van de beloften van God. Ismaël, die zich jegens Izaäk misdroeg, werd op Gods uitdrukkelijke bevel uit de familie verdreven.

Vergelijk:
Ge 22:16  Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, (NBG51)
Wat 'enige' in Gen. 22:16 betreft, Abraham had, praktisch gesproken, slechts één kind bij zich.

18

Heb 11:18  van wie gesproken was: ‘In Izaak zal uw nageslacht genoemd worden’. Hij heeft overwogen, dat God machtig was hem zelfs uit de doden op te wekken, (Telos)

Een van de beloften gemeld in vs. 17.

19

Heb 11:19  waaruit hij hem ook bij gelijkenis terug gekregen heeft. (Telos)
Opdat Izak nageslacht zou zien. Vergelijk de Heer Jezus, die geofferd werd, stierf en opgewekt werd, "dan zal Hij zaad zien" (Jes. 53:10)
Jes 53:10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft [Hem] ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich [tot] een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn. (HSV)

21

Heb 11:21  Door [het] geloof zegende Jakob bij zijn sterven elk van de zonen van Jozef en hij aanbad leunend op het uiteinde van zijn staf. (Telos)

Elk van de zonen van Jozef. Jakobs kleinzonen Manasse en Efraïm.

En hij aanbad. Hij, die lange tijd gemeend had dat Jozef gestorven was. Jakobs God had Jozef bewaard, verhoogd en gesteld tot onderkoning over heel Egypteland. Ook Jakob had bij gelijkenis (vgl. vs. 19) een zoon uit de dood teruggekregen. En die God had hem ook de zonen van Jozef doen zien en genieten.

22

Heb 11:22  Door [het] geloof maakte Jozef bij zijn levenseinde melding van de uittocht van de zonen van Israël en gaf bevel aangaande zijn gebeente. (Telos)
Ge 50:24  En Jozef zeide tot zijn broederen: Ik sterf; maar God zal u gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land, in het land, hetwelk hij aan Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft. Ge 50:25  En Jozef deed de zonen van Israël zweren, zeggende: God zal u gewisselijk bezoeken, zo zult gij mijn beenderen van hier opvoeren! (SV)
Jozef geloofde dat het volk Israël eens terug zou keren naar het beloofde land Kanaän. Hij wilde in dat land begraven worden. Zijn graf in het land van Israël bestaat nog altijd.

23

Heb 11:23 Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang door zijn ouders verborgen, omdat zij zagen dat het kind mooi was; en zij vreesden het gebod van de koning niet. (Telos)

Door zijn ouders verborgen. Geloofsvertrouwen op God sluit handelen niet uit.

Zij vreesden het gebod van de koning niet. Geloof kan vrees verminderen of wegnemen. En zelfs leiden tot burgerlijke ongehoorzaamheid aan een overheid die God ongehoorzaam is.

24

Heb 11:24  Door het geloof weigerde Mozes, toen hij groot geworden was, een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden, (Telos)

Hij verkoos niet als een zoon van Farao's dochter met de hieraan verbonden voorrechten en rijkdom (vgl. vs. 26 'schatten van Egypte') door het leven te gaan.

26

Heb 11:26 en de smaad van Christus groter rijkdom achtte dan de schatten van Egypte, want hij zag op de beloning. (Telos)

Smaad van Christus. Mozes ijverde voor zijn volk en deszelfs belangen, zoals de Heer Jezus later zou doen. Beiden ontmoetten onbegrip en afwijzing. Mozes werd gesmaad door de Egyptenaren. En door een mede-Israëliet werd zijn optreden in het begin bekritiseerd en later ook tijdens de wonderen en teken in Egypteland, toen Farao de slavendienst verzwaarde.

Hij zag op de beloning. Op de bevrijding van zijn volk uit de slavernij in Egypte. Dat was de hoop die hem bezielde. Ook de Heiland zag op de beloning.
Heb 12:2  terwijl wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God. (Telos)

27

Heb 11:27 Door het geloof verliet hij Egypte, zonder de toorn van de koning te vrezen; want hij bleef standvastig, als zag hij de Onzichtbare. (Telos)

Verliet hij Egypte. Met het volk van God, bij de uittocht; anders, gezien het volgende vers, de vlucht naar Midian, 40 jaar voor de uittocht.

Zonder te vrezen. Vgl. vers 23.
Heb 11:23 Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang door zijn ouders verborgen, omdat zij zagen dat het kind mooi was; en zij vreesden het gebod van de koning niet.
Als zag hij. Vgl. 12:1, "terwijl wij zien op Jezus". "Als" zag hij, niet met de lijfelijke ogen:
Heb 11:1 [Het] geloof nu is [de] zekerheid van wat men hoopt, [de] overtuiging van wat men niet ziet. (Telos)

28

Heb 11:28 Door het geloof heeft hij het pascha gevierd en het sprenkelen van het bloed, opdat de verderver van de eerstgeborenen hen niet aanraakte. (Telos)

Sprenkelen van het bloed: het bloed doen aanbrengen, zoals hem bevolen was, aan de posten van de deuren (Exod.12:7, 22v.)

Door het geloof vielen de muren van Jericho.

30

Heb 11:30 Door het geloof vielen de muren van Jericho, nadat men er zeven dagen omheen getrokken was. (Telos)

Ze handelden in gehoorzaamheid aan God, ze hadden hun verwachting op Hem gesteld. Hoewel God de muren deed omvallen, wordt de instorting toegeschreven aan het geloof van de Israëlieten.

31

Heb 11:31  Door het geloof kwam Rachab de hoer niet om met de ongelovigen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen. (Telos)
Daar zij de verspieders met vrede had opgenomen. Haar woorden getuigden van geloof aan het voornemen en de macht van de God van Israël, Joz. 2:9v.
Joz. 2:11 ... want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel, en beneden op de aarde. (CP[4])

32

Heb 11:32 En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken als ik vertel van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuel en de profeten, (Telos)

Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuël. De volgorde is niet van tijd. In de tijd is de volgorde: Barak, Gideon, Jefta, Samuël, David.

Gideon versloeg de Midianieten, Barak de Kanaänieten, Simson de Filistijnen, Jefta de Ammonieten.

33

Heb 11:33 die door middel van het geloof koninkrijken onderwierpen, gerechtigheid oefenden, de beloften ontvingen, leeuwemuilen toestopten, (Telos)

De beloften ontvingen. Gideon ontving de belofte dat hij de Midianieten zou verslaan. Manoach en zijn onvruchtbare vrouw ontvingen een zoon, die hen door de engel van Jahweh beloofd was.

Leeuwemuilen toestopten. Dat deed Daniël, maar deze beleed:
Da 6:22  (6-23) Mijn God heeft Zijn engel gezonden, en Hij heeft den muil der leeuwen toegesloten, dat zij mij niet beschadigd hebben, omdat voor Hem onschuld in mij gevonden is; ook heb ik, o koning! tegen u geen misdaad gedaan. (SV)
Opmerkelijk is dat het toestoppen van de leeuwemuilen aan Daniël wordt toegeschreven, terwijl een engel dat deed. Maar dit zien wij ook elders in dit hoofdstuk en de Heilige Schrift. Door het geloof hebben wij een werkzaam aandeel in Gods handelen!

34

Heb 11:34 de kracht van het vuur blusten, de scherpte van het zwaard ontvluchtten, uit zwakheid krachten verkregen, in de oorlog sterk werden, legers van vreemden op de vlucht dreven. (Telos)

De kracht van het vuur blusten. Daniëls drie vrienden, Dan. 3:23v.

Ontvluchten: niet altijd standhouden dus.

Uit zwakheid kracht verkregen: Simson.

In de oorlog sterk werden: Barak, Gideon.

35

Heb 11:35 Vrouwen kregen hun doden door opstanding terug; anderen echter werden gefolterd zonder de verlossing aan te nemen, opdat zij een betere opstanding verkregen. (Telos)

Vrouwen kregen hun doden door opstanding terug: die van Zarfath en de Sunamitische, door het geloof in Gods macht die met de profeten Elia en Eliza was.

Anderen echter werden gefolterd. Wellicht een verwijzing naar de geschiedenis van de Makkabeeëen.
2Ma 6:18 Een zekere Eleazar, een van de voornaamste schriftgeleerden, een man die verre op zijn dagen gekomen was, en zeer schoon was van aangezicht, werd genoodzaakt zijn mond open te doen, en varkensvlees te eten. 2Ma 6:19 Deze, liever hebbende een dood met ere, dan het leven met haat, kwam zelf tot de pijnigingsplaats, (...) 2Ma 6:30 En als hij nu door de slagen sterven zou, zeide hij al zuchtende: Aan de Here, die een heilige wetenschap heeft, is bekend dat ik, kunnende van de dood bevrijd worden, zware pijnen in mijn lichaam verdrage, gegeseld zijnde, en dat ik naar de ziel dit gewillig lijde, om zijner vreze wil. (SV)
2Ma 7:1 Het gebeurde ook dat zeven broeders, met de moeder gegrepen zijnde, door de koning gedwongen werden varkensvlees, hetwelk ongeoorloofd is, te proeven; en werden met geselen en pezen geslagen. (...) 2Ma 7:41 En de moeder is ook ten laatste na de zonen gestorven. (SV)
Zonder de verlossing aan te nemen. Ze zouden van hun lijden verlost worden als ze zouden toegeven aan de eis van de vijand.

Een betere opstanding. Geen opstanding in een afgestorven lichaam, dat later weer zou sterven, maar een opstanding in een nieuw, verheerlijkt lichaam.

36

Heb 11:36 En anderen ondergingen de beproeving van bespottingen en geselingen; ja zelfs van boeien en gevangenschap. (Telos)
Bespottingen. De Heer Jezus werd bespot. In de geschiedenis van de Makkabeeën valt te lezen:
1Ma 9:26 En zij zochten de vrienden van Judas, en spoorden hen op, en brachten hen tot Bacchides, die hen strafte en bespotte. (SV)
Geselingen. Zie vers 35: "gefolterd". Jezus werd gegeseld, ook enkele van zijn discipelen in het boek Handelingen. Boeien en gevangenschap. De profeet Jeremia werd in gevangenis gezet:
Jer 20:2 Zo sloeg Pashur den profeet Jeremia, en hij stelde hem in de gevangenis, dewelke is in de bovenste poort van Benjamin, die aan het huis des HEEREN is. (SV)
Jer 37:15 En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver; want zij hadden dat tot een gevangenhuis gemaakt. (SV)
Jer 38:6 Toen namen zij Jeremia en wierpen hem in den kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, die in het voorhof der bewaring was, en zij lieten Jeremia af met zelen; in den kuil nu was geen water, maar slijk; en Jeremia zonk in het slijk. (SV)
De Heer Jezus werd gebonden en kort gevangen gehouden.

37

Heb 11:37 Zij werden gestenigd, in stukken gezaagd, verzocht, met het zwaard vermoord, zij liepen rond in schapevachten, in geitevellen, leden gebrek, werden verdrukt, mishandeld- (Telos)
Gestenigd. Stefanus werd gestenigd. Zacharia, de zoon van Jojada, werd gestenigd.
2Kr 24:20 En de Geest Gods toog Zacharia aan, den zoon van Jojada, den priester, die boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo zegt God: Waarom overtreedt gij de geboden des HEEREN? Daarom zult gij niet voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt, zo zal Hij u verlaten. 2Kr 24:21 En zij maakten een verbintenis tegen hem, en stenigden hem met stenen door het gebod des konings, in het voorhof van het huis des HEEREN. (SV)
In stukken gezaagd. Volgens een Joodse overlevering werd de profeet Jesaja, die zich in een boom had verstop, op bevel van Manasse met de boom in stukken gezaagd. Deze overlevering en gedachte vinden wij ook bij oude christelijke schrijvers, zoals Justinus Martelaar, Origenes, Tertullianus, Lactantius, Athanasius, Hieronymus en anderen. Met het zwaard vermoord. Elia klaagde daarover:
1 Kon 19:10 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. (SV)
Jer 26:23 Die voerden Uria uit Egypte, en brachten hem tot den koning Jojakim, en hij sloeg hem met het zwaard, en hij wierp zijn dood lichaam in de graven van de kinderen des volks. (SV)
In schapevachten, in geitevellen. Elia was "een man met een harig kleed".
2Kon 1:8 En zij zeiden tot hem: Hij was een man met een harig [kleed], en met een lederen gordel gegord om zijn lenden. Toen zeide hij: Het is Elia, de Thisbiet. (SV)
Johannes de Doper droeg een kleed van kamelhaar.
Mt 3:4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een leren gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honing. (Telos)
Leden gebrek.
Mr 2:25  En Hij zei tot hen: Hebt u nooit gelezen wat David deed toen hij gebrek leed en honger had, hij en zij die bij hem waren? (Telos)
Flp 4:12  Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd zijn als in honger lijden, zowel in overvloed hebben als in gebrek lijden. (Telos)
2Co 11:8  Andere gemeenten heb ik beroofd door vergoeding aan te nemen om u te dienen. En toen ik bij u was en gebrek had, ben ik niemand tot last geweest 2Co 11:9  (want in mijn gebrek voorzagen de broeders die van Macedonie kwamen); en ik heb mijzelf in elk opzicht ervoor gewacht u te belasten, en zal mij ervoor wachten. (Telos)

38

Heb 11:38  de wereld was hen niet waard —, zij dwaalden rond in woestijnen, bergen, spelonken en de holen van de aarde. (Telos)

De wereld was hen niet waard. De rijkdom en eer die de wereld geeft, als zij de wereld zouden gehoorzamen (vgl. Mozes), hebben zij veracht.

Zij dwaalden rond in woestijnen, bergen, spelonken en de holen van de aarde. David verborg zich in de spelonk van Adullam.

Johannes de Doper:
Mt 3:1  In die dagen nu trad Johannes de doper op en predikte in de woestijn van Judea (Telos)
Mt 11:7  Toen nu dezen weggingen, begon Jezus tot de menigten te zeggen over Johannes: Wat bent u in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet door wind bewogen? (Telos)
Jezus:
Mt 8:20  En Jezus zei tot hem: De vossen hebben holen en de vogels van de hemel nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar hij het hoofd kan neerleggen. (Telos)
Mt 4:1  Toen werd Jezus naar de woestijn omhooggeleid door de Geest om verzocht te worden door de duivel. (Telos)

39

Heb 11:39  En deze allen die door hun geloof getuigenis hebben verkregen, hebben de belofte niet ontvangen, (Telos)

Getuigenis hebben verkregen. Zie vers 2. Want op hun geloof handelde God en werkte in hun leven en in hun levensomstandigheden. Hun God liet Zich niet onbetuigd!

De belofte. Zie volgende vers.

40

Heb 11:40  daar God voor ons iets beters had voorzien, opdat zij niet zonder ons tot volmaaktheid zouden komen. (Telos)

Voor ons iets beters. Een beter verbond, een beter offer, een volmaakte hogepriester, een eeuwig gelukzalig leven in de hemel.

Voetnoten

  1. Deze voorouders noemt hij "een grote wolk van getuigen rondom ons" (12:1).
  2. Het Nieuwe Testament; herziene Voorhoeve-uitgave (Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1982), voetnoot.
  3. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Telos-vertaling.
  4. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.