Hoereerder

Uit Christipedia

Een hoereerder is iemand die ontucht bedrijf, bordelen bezoekt, overspel doet en/of echtbreekt.

In het Nieuwe Testament is "hoereerder" de vertaling van het zelfstandig naamwoord πορνος, pornos (klemtoon op eerste lettergreep). Het strongnummer is G4205. Het woord komt 10x voor. Het komt van het werkwoord pernemi = verkopen. Het woord pornos heeft drie betekenissen[1]:

  1. een man die zijn lichaam verhuurt om de lusten van iemand anders te bevredigen
  2. een mannelijke prostitué
  3. een man die zich aan onwettige sexuele omgang overgeeft, bedrijver van ontucht, overspeler
Paulus onderscheidt hoereerders van overspelers, schandjongens en homoseksuelen.
1Co 6:10  Dwaalt niet! Geen hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, zij die bij mannen liggen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars of rovers zullen Gods koninkrijk beerven. (TELOS)
1Ti 1:10  hoereerders, hen die bij mannen liggen, mensenrovers, leugenaars, meinedigen en al wat verder ingaat tegen de gezonde leer, (TELOS)
Heb 13:4  Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksleven onbezoedeld, want hoereerders en overspelers zal God oordelen. (TELOS)
Een vermaning tegen hoereren:
Heb 12:16 dat niet iemand een hoereerder is of een ongoddelijke zoals Ezau, die voor een gerecht zijn eerstgeboorterecht verkocht, (TELOS)
Heb 13:4 Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksleven onbezoedeld, want hoereerders en overspelers zal God oordelen. (TELOS)
Geen hoereerder zal het koninkrijk van God beërven.
1Co 6:10  Dwaalt niet! Geen hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, zij die bij mannen liggen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars of rovers zullen Gods koninkrijk beerven. (TELOS)
Efe 5:5 Want dit weet en erkent u, dat geen hoereerder, onreine of hebzuchtige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het koninkrijk van Christus en van God. (TELOS)
Opb 21:8  Maar voor de bangen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt; dit is de tweede dood. (TELOS)
Opb 22:15  Buiten zijn de honden, de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet. (TELOS)
Gelovigen hebben de (vriendschappelijke) omgang met hoereerders te mijden.
1Co 5:9  Ik heb u in de brief geschreven, dat u geen omgang moet hebben met hoereerders; 1Co 5:10  niet in het algemeen met de hoereerders van deze wereld, of de hebzuchtigen en rovers, of afgodendienaars, want dan zou u wel de wereld moeten uitgaan. 1Co 5:11 Maar nu heb ik u geschreven, dat als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten. (TELOS)
Der hoeren min
rooft ziel en zin,[2]

Voetnoten

  1. Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  2. De liefde van/tot hoeren berooft een man van zijn ziel en verstand.