Jaargetijden

Uit Christipedia

Jaargetijden zijn natuurlijke tijdperken waarin het jaar wordt verdeeld als gevolg van de geleidelijk veranderende stand van de aarde t.o.v. de zon[1]. Een synoniem van ‘jaargetijde’ is ‘seizoen’.

Wij onderscheiden de vier jaargetijden lente, zomer, herfst en winter.

De Joden verdeelden het jaar niet alleen in vier seizoenen, zoals wij gewoon zijn te doen, maar ook op een andere manier in zes jaargetijden. Deze zijn, verbonden aan de namen van de Joodse maanden:

  1. De zaaitijd duurde half Tisri tot de eerste helft van Kisleew, dat is zo’n twee maanden, ongeveer van oktober tot november.
  2. Daarop volgde de winter in de tweede helft van Kisleew, de dagen van de regens genoemd (Ezr.10:13, ‘een tijd van plasregen’) en duurde tot half Sjewat, dat is zo’n twee maanden, ongeveer van december tot januari.
  3. De koude viel in het overige van Sjewat, Adar en de helft van Abib (Nisan), dat is zo’n twee maanden, ongeveer van februari tot maart
  4. De oogst begon in het tweede deel van Abib (Nisan) en duurde tot de helft van Siewan, dat is zo’n twee maanden, ongeveer van april tot mei.
  5. De zomer viel in het overige van Siewan, tot de helft van Ab, dat is zo’n twee maanden, ongeveer van juni tot juli.
  6. Ten slotte de hitte gedurende het overige van Ab, geheel Elzil en de eerste helft van Tisri, dat is zo’n twee maanden, ongeveer van augustus tot september.

De Heer Jezus wandelde eens in de winter, ten dage van het feest van de Tempelwijding (Chanoeka), de 25e van de Joodse maand Kisleew, dat is rond midden december, in de tempel.

Joh 10:22 En het was het feest van de tempelwijding in Jeruzalem; het was winter. Joh 10:23 En Jezus wandelde in de tempel in de zuilengang van Salomo. (TELOS)

Bron

Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Joh. 10:22, tekst van Johannes van Nuys Klinkenberg (1744-1817) betreffende de jaargetijden.

Voetnoot

  1. Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie, jaar 2000.