Jesaja (boek)/Hoofdstuk 13

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 13 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

De last van Babel, over de ondergang van dat rijk. De dag van Jahweh stelt de aarde tot verwoesting en verdelgt de zondaren daaruit. God zal de Meden verwekken tegen Babel. De stad zal volkomen verwoest en vervolgens door wilde dieren bewoond worden.

Jes. 13:1

Jes 13:1   De last van Babel, dien Jesaja, de zoon van Amoz, gezien heeft. (SV)

Last. Godsspraak, hier wat de profeet heeft gezien en moet verkondigen, namelijk betreffende, naar zal blijken, de verwoesting van het Babylonische rijk. Zie Last voor het hoofdartikel over dit begrip.

Babel. Vergelijk:

Jes 13:19  Alzo zal Babel, het sieraad der koninkrijken, de heerlijkheid, de hovaardigheid der Chaldeën, zijn gelijk als God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft. (SV)

Jes. 13:2

Jes 13:2  Heft op een banier, op een hogen berg; verheft een stem tot hen; beweegt de hand omhoog, dat zij intrekken door de deuren der prinsen. (SV)

De deuren der prinsen. De poorten of deuren waardoor de edelen van Babel ingaan.

Jes. 13:3

Jes 13:3  Ik heb aan Mijn geheiligden bevel gegeven; ook heb Ik tot Mijn toorn geroepen Mijn helden, de vrolijken Mijner hoogheid. (SV)

Mijn geheiligden. De instrumenten van Gods gramschap, die Hij daartoe heeft bestemd.

Tot Mijn toorn geroepen. Om werktuigen, 'instrumenten van Zijn gramschap' (vers 5) te zijn,

De vrolijken Mijner hoogheid. Herziene Statenvertaling: "zij die uitgelaten zijn over Mijn majesteit." Kan dat op andere mensen slaan dan op de heiligen? Sommigen zien hierin een aanduiding van de hemelse legermacht die met Christus uit de hemel zal neerdalen (Opb.19)[1]. Zie een vergelijkbare passage in Joël 2:2-3.

Joe 2:1 Blaast de bazuin te Sion, en roept luide op den berg Mijner heiligheid; laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij. Joe 2:2  Een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks van ouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten. Joe 2:3  Voor hetzelve verteert een vuur, en achter hetzelve brandt een vlam; het land is voor hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve. Joe 2:4  De gedaante deszelven is als de gedaante van paarden, en als ruiters zo zullen zij lopen. Joe 2:5  Zij zullen daarhenen springen als een gedruis van wagenen, op de hoogten der bergen; als het gedruis ener vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is. Joe 2:6  Van deszelfs aangezicht zullen de volken in pijn zijn; alle aangezichten zullen betrekken [als] een pot.  Joe 2:7  Als helden zullen zij lopen, als krijgslieden zullen zij de muren beklimmen; en zij zullen daarhenen trekken, een iegelijk in zijn wegen, en zullen hun paden niet verdraaien. Joe 2:8  Ook zullen zij de een den ander niet dringen; zij zullen daarhenen trekken elk in zijn baan; en al vielen zij op een geweer, zij zouden niet verwond worden. Joe 2:9  Zij zullen in de stad omlopen, zij zullen lopen op de muren, zij zullen klimmen in de huizen; zij zullen door de vensteren inkomen als een dief. Joe 2:10  De aarde is beroerd voor deszelfs aangezicht, de hemel beeft; de zon en maan worden zwart, en de sterren trekken haar glans in.  Joe 2:11  En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen? (SV)

Jes. 13:5

Jes 13:5  Zij komen uit verren lande, van het einde des hemels; de HEERE en de instrumenten Zijner gramschap, om dat ganse land te verderven. (SV)

Van het einde des hemels. Van de verste of zeer veraf gelegen plaats onder de hemel, gezien vanuit Israël.

De instrumenten Zijner gramschap. Die tot Zijn toorn geroepen zijn, vers 3.

Dat ganse land. Van Babel.

Te verderven. Zie vers 6, 9 ('verwoesting'),

Jes. 13:6

Jes 13:6  Huilt gijlieden, want de dag van de HEER is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige. (CP[2])

Huilt gijlieden. Want de dag van Jahweh brengt ellende en verwoesting.

De dag van de HEER. De dag waarop God zijn toorn openbaart en zijn oordelen ten uitvoer brengt. Zie ook vers 9.

Een verwoesting. Zie vers 9 'verwoesting', en vers 5, 'om dat ganse land te verderven'.

Over de dag van Jahweh schijnt bijzonder te handelen het gedeelte 13:6-16. Heeft Jesaja meer gezien dan alleen de ondergang van Babel? Daar lijkt het wel op.

Jes. 13:9

Jes 13:9  Ziet, de dag van de HEER komt, gruwelijk, met verbolgenheid en hittige toorn, om het land te stellen tot verwoesting, en zijn zondaars daaruit te verdelgen. (CP[2])

De dag van HEER. Zie vers 6.

Met verbolgenheid en hittige toorn. Zie ook vers 3, 5.

Het land. Of: de aarde.

Tot verwoesting. Zie vers 5, 6.

Zondaars. Zie vers 11.

Zijn zondaars daaruit te verdelgen. Dat is een nieuw gegeven. Niet alleen verwoesting van stad en land, ook massale sterfte van de zondige mensen. Er blijven weinig mensen over (vers 12).

Jes. 13:10

Jes 13:10  Want de sterren des hemels en zijn gesternten zullen haar licht niet laten lichten; de zon zal verduisterd worden, wanneer zij zal opgaan, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. (SV)

Van de hemel zal het licht van zon, maan en sterren ophouden.

Op de oordeelsdag, die onze Heer en Heiland moest doormaken, hield de zon eveneens op te schijnen.

Lu 23:44  En het was al ongeveer het zesde uur, en er kwam duisternis over het hele land tot het negende uur toe, Lu 23:45  daar de zon ophield te schijnen. Het voorhangsel van het tempelhuis nu scheurde doormidden. (Telos)

Ook de aarde zal worden beroerd, leert ons vers 13.

Jes 13:13  Daarom zal Ik de hemel beroeren, en de aarde zal bewogen worden van haar plaats, vanwege de verbolgenheid van Jahweh der heerscharen, en vanwege de dag van Zijn hittige toorn. (CP[2])

Jes. 13:11

Jes 13:11  Want Ik zal over de wereld de boosheid bezoeken, en over de goddelozen hun ongerechtigheid; en Ik zal de trots van de hovaardigen doen ophouden, en de hovaardij van de geweldenaars zal Ik vernederen. (CP[2])

Zie daar de schets van de oorzaak die Gods toorn heeft verwekt.

De goddelozen. Zie vers 9, 'de zondaars'.

Jes. 13:12

Jes 13:12  Ik zal maken, dat een sterveling dierbaarder zal zijn dan dicht goud, en een mens dan fijn goud van Ofir. (CP[2])

De zondaars worden verdelgd (vers 9). Hun aantal is zo groot, dat er weinig stervelingen overblijven.

Vergelijk:

Jes 24:6  Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten; daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd en blijven er weinig stervelingen over. (NBG51)

Fijn goud van Ofir. Ofir was een bekende plaats, ver in het zuiden, waar goud gewonnen werd.

Jes. 13:13

Jes 13:13  Daarom zal Ik de hemel beroeren, en de aarde zal bewogen worden van haar plaats, vanwege de verbolgenheid van Jahweh der heerscharen, en vanwege de dag van Zijn hittige toorn. (CP[2])

De hemel beroeren. Vers 10 heeft daarvan al gesproken:

Jes 13:10  Want de sterren des hemels en zijn gesternten zullen haar licht niet laten lichten; de zon zal verduisterd worden, wanneer zij zal opgaan, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. (SV)

De aarde zal bewogen worden van haar plaats. Vergelijk:

Jes 24:20 hevig waggelen zal de aarde, als een dronkaard. Zij zal heen en weer slingeren als een nachthutje, haar overtreding zal zwaar op haar drukken, zij zal neervallen en niet meer opstaan. (HSV)

Dit kan inhouden dat de aarde een verandering in haar baan om de zon ondergaat

Mogelijk vindt in die tijd ook een verandering in de stand van de aardas plaats, en een verschuiving van de aardkorst, die op de mantel drijft[3]. Wanneer de aarde wordt bewogen en waggelt als een dronkaard, dan zal de zon ook een grillige omloop vertonen, waardoor de mensen gedesoriënteerd raken en niet meer weten hoe laat het is en welke dag van de week het is[3].

Hemel en aarde schijnen in beroering te zijn geweest toen de Zoon des Mensen leed en stierf aan het kruis; de zon hield op met schijnen (Luk. 23:44-45) en er vond een aardbeving plaats (Matth. 27:51).

Mt 27:51  En zie, het voorhangsel van het tempelhuis scheurde van boven naar beneden in tweeën; en de aarde beefde en de rotsen scheurden. (Telos)

De verbolgenheid van Jahweh enz. Zie ook vers 5, 9.

Jes 13:9  Ziet, de dag des HEEREN komt, gruwelijk, met verbolgenheid en hittigen toorn, om het land te stellen tot verwoesting, en deszelfs zondaars daaruit te verdelgen. (SV)

Jes. 13:14

Jes 13:14  En eenieder zal zijn als een opgejaagde gazelle, en als een schaap, dat niemand vergadert; eenieder zal naar zijn volk omzien, en eenieder zal naar zijn land vluchten. (CP[2])

Zie ook de verzen 7 en 8, die spreken van de angst, benauwdheid en verbijstering die de mensen zullen bevangen.

Gazelle. Hoewel onbekend is, welke diersoort bedoeld wordt, is 'gazelle' (Herziene Statenvertaling) waarschijnlijk een betere vertaling dan 'ree' (Statenvertaling), omdat het Hebreeuwse woord duidt op iets dat mooi, sierlijk is, zie artikel Gazelle. De gazelle is een mooier, sierlijker dier dan de ree.

Jes. 13:16

Jes 13:16  Ook zullen hun kindertjes voor hun ogen verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd, en hun vrouwen geschonden worden. (CP[2])

Ook zullen hun kindertjes voor hun ogen verpletterd worden. Zie ook vers 18.

Het is alsof de verzen over de dag van Jahweh in vers 16 eindigen. Men kan echter ook zeggen: het oordeel over Babel was de dag van Jahweh in bijzondere zin, een voorafschaduwing of vóórvervulling van de grote dag van Jahweh die over de hele wereld komt.

Jes. 13:17

Jes 13:17  Ziet, Ik zal de Meden tegen hen verwekken, die het zilver niet zullen achten, en aan het goud zullen zij geen lust hebben. (SV)

De Meden. Zie Meden.

Jes. 3:18

Jes 13:18  Maar hun bogen zullen de jongelingen verpletteren, en zij zullen zich niet ontfermen over de vrucht des buiks; hun oog zal de kinderen niet verschonen. (SV)

Zullen de jongelingen verpletteren. Zie ook vers 16.

De vrucht des buiks. Aanduiding van een kind, dat uit de buik van de moeder is voortgekomen als een vrucht.

Jes. 3:19

Jes 13:19  Alzo zal Babel, het sieraad der koninkrijken, de heerlijkheid, de hovaardigheid der Chaldeën, zijn gelijk als God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft. (SV)

Voorzegging van de volkomen verwoesting van de stad. Zie volgende vers.

Jes. 3:20

Jes 13:20  Daar zal geen woonplaats zijn in der eeuwigheid, en zij zal niet bewoond worden van geslacht tot geslacht; en de Arabier zal daar geen tent spannen, en de herders zullen er niet legeren. (SV)

Letterlijk staat er[4]: het zal nooit meer zetelen en niet meer tronen. Vergelijk de Naardense vertaling:

Jes 13:20  Het zal voor immer niet meer zetelen en er niet wonen, tot geslacht na geslacht; geen steppebewoner zal daar zijn tent opslaan en herders zullen daar niets neervlijen. (NaB)

Babel zal niet weer worden tot een geordenende samenleving van gezeten burgers en rechters die zittingen houden en koningen die op de troon zitten[4].

Jes. 13:21

Jes 13:21  Maar daar zullen neerliggen de wilde dieren der woestijnen, en hun huizen zullen vervuld worden met huilende uilen, en daar zullen de dochters van de uil wonen, en de bokken zullen er huppelen. (CP[2])

De menselijke bewoners zullen na de verwoesting van Babel opgevolgd worden door dieren.

Bokken. Sommigen verstaan: geesten; zo heeft de Statenvertaling: 'duivelen'; de NBG51-vertaling heeft 'veldgeesten'; de Willibrord-vertaling en de Naardense vertaling: 'saters'; de Leidse vertaling: 'satyrs'. Vergelijk wat gezegd wordt van het eindtijdse Babel:

Opb 18:2  En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, en het is een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden. (Telos)

Jes. 13:22

Jes 13:22  En hyena's zullen in zijn verlaten plaatsen elkaar toeroepen, en de draken in de lustpaleizen; hun tijd toch is nabij om te komen, en hun dagen zullen niet uitgesteld worden. (CP[2])

Hyena's. Het Hebreeuwse woord duidt op dieren die een jankend geluid maken, zoals wolven, hyena's en jakhalzen. Deze dieren worden in de verschillende vertalingen genoemd.

Draken. Mogelijk dinosaurussen.

De verzen 21 en 22 doen denken het lot van het eindtijdse Babel, dat ook zal vallen in de dag van Jahweh.

Opb 18:2  En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, en het is een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden. (Telos)

Nabeschouwing

Het oordeel over Babel is vermoedelijk een type van het oordeel der volkeren in de eindtijd.[1]

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Zo Lee Brainard in: The Day of The Lord: Seven Facts Many Have Missed. Youtube.com: Soothkeep, 3 juli 2022. Vanaf 6 min. 36 sec.
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 2,6 2,7 2,8 2,9 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling
  3. 3,0 3,1 Brent Miller: The Coming Pole Shift. Youtube.com Prophecy Watchers, 1 sept. 2015. Duur: 28 min. 30 sec.
  4. 4,0 4,1 Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).