Jesaja (boek)/Hoofdstuk 41

Uit Christipedia
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Jesaja (boek):


Hoofdstuk 41 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

God gebied de kustlanden te zwijgen en daagt ze uit ten gerichte te naderen. Hij verwijst naar Abraham, "die rechtvaardige". De kustlanden, afgodendienaars, traden toe (1-8). God bemoedigt zijn knecht Israël, het zaad van Abraham. Hij zal Israël helpen en doen overwinnen over zijn vijanden (9-16). God zal in de behoeften voorzien (17-20). God daagt de kustlanden (?), die voor God als niet zijn, uit hun twistzaak voor te brengen (21-24). God kondigt de verwekking van Cyrus aan (25-29).

Jes. 41:1

Jes 41:1  Zwijgt voor Mij, u kustlanden! en laat de volken de kracht vernieuwen; laat ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons samen ten gerichte naderen. (CP[1])

U kustlanden! Ook Jes. 49 begint met het toespreken van de kustlanden (niet-Joodse volkeren) over de Messias. Zie ook vers 41:5.

Laat ons samen ten gerichte naderen.

Jes 41:5  De eilanden zagen het, en zij vreesden; de einden der aarde beefden; zij naderden en kwamen toe; (SV)

Jes. 41:2

Jes 41:2  Wie heeft van de opgang die rechtvaardige verwekt? heeft hem geroepen op zijn voet? de heidenen voor zijn aangezicht gegeven, en gemaakt, dat hij [over] koningen heerste? heeft ze zijn zwaard gegeven als stof, zijn boog als een voortgedreven stoppel? (CP[1])

Opgang. De opgang is de plaats waar de zon opgaat en daarmee het licht aan de dag treedt.

Jes 41:25  Ik verwek [een] van het noorden, en hij zal opkomen van den opgang der zon; hij zal Mijn Naam aanroepen; en hij zal komen [over] de overheden als [over] leem, en gelijk een pottenbakker het slijk treedt. (SV)

Vgl.:

Lu 1:78  door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte ons zal bezoeken, (Telos)

Die rechtvaardige. Waarschijnlijk Cyrus[2]. Misschien spreekt ook vers 25 van Cyrus. Ander verklaringen: Abraham[3], de Messias (vgl. 49:1v),

Hem geroepen. Vgl. wat de messias zegt:

Jes 49:1 Hoort naar Mij, gij eilanden! en luistert toe, gij volken van verre! De HEERE heeft Mij geroepen van den buik af, van Mijner moeders ingewand af heeft Hij Mijn Naam gemeld. (SV)

De heidenen voor zijn aangezicht gegeven. Opdat hij over hen zou heersen.

Dat hij [over] koningen heerste. Van de messias geldt: Hij is de Koning der koningen, de Heer der heren.

Jes 49:7  Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van Israël, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den Knecht dergenen, die heersen: Koningen zullen het zien en opstaan, [ook] vorsten, en zij zullen zich [voor] [U] buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den Heilige Israëls, Die U verkoren heeft. (SV)

Heeft ze zijn zwaard gegeven als stof, zijn boog als een voortgedreven stoppel. De messias zal heersen na zijn vijanden te hebben overweldigd.

Vgl. met wat de messias zegt in Jes. 49:

Jes 49:2  En Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard, onder de schaduw Zijner hand heeft Hij Mij bedekt; en Hij heeft Mij tot een zuiveren pijl gesteld, in Zijn pijlkoker heeft Hij Mij verborgen. (SV)

Wanneer de Heer Jezus verschijnt, verschijnt als aanvoerder van de hemelse legers. Hij komt in de wereld met een hemelse legermacht.

Opb 19:11  En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij die daarop zit, heet Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. (...) Opb 19:14  En de legers die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. (...) Opb 19:19  En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen Hem die op het paard zat en tegen zijn leger.  (...) Opb 19:21  En de overigen werden gedood met het zwaard dat kwam uit de mond van Hem die op het paard zat, en alle vogels werden verzadigd van hun vlees. (Telos)

Jes. 41:3

Jes 41:3  Dat hij ze najaagde [en] doortrok [met] vrede, door een pad, [hetwelk] hij met zijn voeten niet gegaan had? (SV)

Doortrok [met] vrede. Na de rechtvaardige oorlog van de Messias volgt vrede. Zijn oorlog maakt een einde aan alle oorlogen en brengt vrede gedurende duizend jaren (→ Vrederijk).

Jes. 41:4

Jes 41:4  Wie heeft [dit] gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met de Laatste ben Ik Dezelfde. (CP[1])

Roepende de geslachten van den beginne.

Hnd 17:26  En Hij heeft uit één bloed het hele mensengeslacht gemaakt om op het hele aardoppervlak te wonen, terwijl Hij de bepaalde tijden en de grenzen van hun woonplaats heeft vastgesteld, (Telos)

Die de Eerste ben, en met de Laatste ben Ik Dezelfde.

Opb 1:17  En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: Vrees niet, Ik ben de eerste en de laatste, (Telos)

Opb 2:8  En schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna: Dit zegt de eerste en de laatste, die dood geweest is en weer levend geworden: (Telos)

Opb 22:13  Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. (Telos)

Jes. 41:5

Jes 41:5  De kustlanden zagen het, en zij vreesden; de einden der aarde beefden; zij naderden en kwamen toe; (CP[1])

De kustlanden zagen het. Zij zagen de verschijning en overwinning door de Heer Jezus.

Zij naderden en kwamen toe. Op de roep om met God ten gerichte te naderen (vers 1).

Jes. 41:7

Jes 41:7  En de werkmeester versterkte den goudsmid; die met den hamer glad maakt, dien, die op het aambeeld slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt hij het vast met nagelen, dat het niet wankele. (SV)

Versterkte. Zie vers 6. Ze versterken elkaar met het oog op het gericht waarin ze komen.

Werkmeester ... goudsmid. Hielden zich bezig met de vervaardiging van afgodsbeelden of kostbare metalen voorwerpen.

Jes. 41:9

Jes 41:9  Gij, welken Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en uit haar bijzonderste geroepen heb; en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht; u heb Ik uitverkoren, en heb u niet verworpen. (SV)

Gij, welken Ik gegrepen heb van de einden der aarde. Israël, in Abraham, geroepen van Ur der Chaldeeën, dat, vanuit het land Israël gezien, aan de einden der aarde is gelegen.

Jes. 41:15

Jes 41:15  Ziet, Ik heb u tot een scherpe nieuwe dorsslede gesteld, die scherpe pinnen heeft; gij zult bergen dorsen en vermalen, en heuvelen zult gij stellen gelijk kaf. (SV)

Wat klein, onaanzienlijk en in zichzelf zwak is (vers 14), "volkje Israël", zal God als oordeelsinstrument doen optreden.

Jes. 41:19

Jes 41:19  Ik zal in de woestijn den cederboom, den sittimboom, en den mirteboom, en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen den denneboom, den beuk, en den busboom te gelijk; (SV)

Reeds in het begin plantte God bomen,

Ge 2:8  Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, dien Hij geformeerd had. (SV)

Jes. 41:25

Jes 41:25  Ik verwek [een] van het noorden, en hij zal opkomen van den opgang der zon; hij zal Mijn Naam aanroepen; en hij zal komen [over] de overheden als [over] leem, en gelijk een pottenbakker het slijk treedt. (SV)

Hij. Volgens een uitlegger[2] wordt Cyrus bedoeld.

Jes 41:2  Wie heeft van de opgang die rechtvaardige verwekt? heeft hem geroepen op zijn voet? de heidenen voor zijn aangezicht gegeven, en gemaakt, dat hij [over] koningen heerste? heeft ze zijn zwaard gegeven als stof, zijn boog als een voortgedreven stoppel? (CP[1])

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. 2,0 2,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. Kanttekenaar van de Statenvertaling