Johannes 6

Uit Christipedia

Johannes 6 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd. Van het Evangelie naar Johannes zijn de volgende hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd op Christipedia.

Johannes: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21
Johannes, onderwerpen: TekenenDiverse onderwerpen

Samenvatting

Spijziging van ruim 5000 mensen. Op het water lopend komt Jezus de zijnen op het meer te hulp. Het brood van het leven. Toehoorders lopen weg, leerlingen blijven.

  • 6: 1-15   Het wonder van de spijziging van ruim 5000 mensen.
  • 6: 16-21 De discipelen op een onstuimig meer van Galilea. Jezus komt op het water lopend naar hen toe. Terstond komen ze aan land. 
  • 6: 22-71 De Heer noemt zich het Brood des levens. Velen verlaten hem, de twaalven blijven Hem trouw.

2

Joh 6:2  En een grote menigte volgde Hem, omdat zij de tekenen zagen die Hij deed aan de zieken. (Telos)

Een grote menigte. Zie vers 5. Daaronder ongeveer 5000 mannen (vs. 10).

Omdat zij de tekenen zagen die Hij deed aan de zieken. Aanstonds zal Hij een teken doen aan de hele menigte. Zie vs. 14.

5

Joh 6:5  Toen nu Jezus de ogen opsloeg en zag dat een grote menigte naar Hem toe kwam, zei Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, opdat dezen eten? (Telos)

Een grote menigte. Die hem gevolgd was (vs. 2).

9

Joh 6:9  Hier is een jongen die vijf gerstebroden en twee vissen heeft, maar wat is dat op zovelen? (Telos)

Vijf gerstebroden. Zie vs. 13.

14

Joh 6:14  Toen nu de mensen het teken hadden gezien dat Jezus had gedaan, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet die in de wereld zou komen. (Telos)

De profeet die in de wereld zou komen. Een groot profeet als Mozes, die de komst van die profeet had voorzegd.

De 18:15  Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren, (HSV)

15

Joh 6:15 Daar nu Jezus wist dat zij zouden komen en Hem met geweld wegvoeren om Hem koning te maken, ontweek Hij opnieuw op de berg, Hij alleen. (Telos)

Ontweek hij opnieuw op de berg. Dit 'opnieuw' schijnt te verwijzen naar vs. 2 en 3.

Hij alleen. In vs. 2 en 3 ging Hij met zijn discipelen de berg op, hier gaat hij alleen.

16

Joh 6:16  En toen het avond was geworden, daalden zijn discipelen af naar de zee; en zij gingen in een schip en kwamen over de zee naar Kapernaüm. (Telos)

Over de zee naar Kapernaüm. Een korte afstand noordelijk over het meer van Galilea. Naar "de overkant van de zee" (25).

Later zullen vele mensen in schepen gaan richting Kapernaüm, om Jezus te zoeken (24).

19

Joh 6:19  En toen zij ongeveer vijfentwintig of dertig stadiën hadden geroeid, zagen zij Jezus op de zee lopen en dicht bij het schip komen, en zij werden bang. (TElos)

Ongeveer vijfentwintig of dertig stadiën. Dat is ongeveer 4,5 of 5,5 km. Zie Stadie.

Eens zal de Heer zijn 'broeders' (Matth. 25), het gelovig overblijfsel van Israël, dat benauwd is in de onstuimige volkerenzee, te hulp komen.

21

Joh 6:21  Zij wilden Hem dan in het schip nemen, en terstond kwam het schip aan het land waar zij heen voeren. (Telos)

Wanner Jezus terugkomt, komt er rust en bereikt Israël zijn bestemming.

27

Joh 6:27  Werkt niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u zal geven, want Hem heeft de Vader, God, verzegeld. (Telos)

Dat de Zoon des mensen u zal geven. Naast voedsel heeft Hij ook levenswater. Immers, tegen de Samaritaanse zei Hij:

Joh 4:14  maar ieder die drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst hebben; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een bron van water dat springt tot in het eeuwige leven. (Telos)

30

Joh 6:30  Zij zeiden dan tot Hem: Welk teken doet U dan, opdat wij zien en U geloven? Welk werk doet U? (Telos)

Opmerkelijk is dat zij om een teken vragen, terwijl Jezus duizenden van hen wonderbaarlijk gespijzigd heeft. Misschien hebben zij aan dat teken niet genoeg, en willen zij evenals Gideon nog een teken zien, een teken als het manna van weleer (vs. 31).

32

Joh 6:32  Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel. (Telos)

Het manna, brood uit de hemel (31), is een type van het ware brood uit de hemel.

34

Joh 6:34  Zij zeiden dan tot Hem: Heer, geef ons altijd dit brood. (Telos)

Vergelijk het antwoord van de Samaritaanse bij de waterput:

Joh 4:15  De vrouw zei tot Hem: Heer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst heb en ik niet meer hier kom om te putten. (Telos)

35

Joh 6:35  Jezus zei tot hen: Ik ben het brood van het leven; wie tot Mij komt, zal nooit meer honger hebben; en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. (Telos)

Ik ben het brood van het leven. De Heer Jezus is niet alleen de gever van het brood (27), maar tevens het brood zelf. Desgelijks, hij leidt ons naar het water des levens, maar Zijn Geest, de Geest van Christus en van God is, dat water tevens.

Wie tot Mij Komt ... en wie in Mij gelooft. Je kunt 'in Jezus geloven' zonder tot Hem te komen. Waarachtig geloven in Hem sluit een komen tot Hem in, het aangaan van een relatie. Geloven & komen.

36

Joh 6:36  Maar Ik heb u gezegd dat, ook al hebt u Mij gezien, u niet gelooft. (Telos)

Als het om geloof in Jezus gaat, zeggen sommigen: "Eerst zien, dan geloven". Een empirisch bewijs echter leidt niet vanzelf tot geloven. Tegenover de vele toeschouwers die zijn wonderen zagen, merkte Jezus op: "Maar Ik heb u gezegd dat, ook al hebt u Mij gezien, u niet gelooft."

39

Joh 6:39  En dit is de wil van Hem die Mij heeft gezonden, dat Ik van alles wat Hij Mij heeft gegeven, niets verlies, maar het opwek op de laatste dag. (Telos)

Niets verlies.

Joh 17:12  Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam. Hen die U Mij hebt gegeven, heb Ik bewaakt en niemand van hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld werd. (Telos)

44

Joh 6:44  Niemand kan tot Mij komen tenzij de Vader die Mij heeft gezonden, hem trekt; en Ik zal hem opwekken op de laatste dag. (Telos)

Trekt. Door voorlichting en overtuiging, zie vs. 45: door van de Vader gehoord en geleerd te hebben. zie ook vs. 65.

Joh 6:65  En Hij zei: Daarom heb Ik u gezegd dat niemand tot Mij kan komen, tenzij het hem van de Vader gegeven is. (Telos)

49

Joh 6:49  Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en zijn gestorven. (Telos)

Zie vs, 58.

50

Joh 6:50  Dit is het brood dat uit de hemel neerdaalt, opdat men daarvan eet en niet sterft. (Telos)

Zie vs. 58.

Niet sterft. Het schijnt, in verband met vs. 49, dat iemand die Jezus 'eet' niet zal sterven, in tegenstelling met 'uw vaderen' die 'zijn gestorven' (vs. 49). Alle apostelen echter en miljoenen christenen na hen zijn gestorven. Maar Jezus zegt later dat een gelovige kan sterven (Joh. 11:25). Het 'niet sterven' dat hij hier bedoelt, moet dan slaan op het ondergaan van de 'tweede dood'. Van het tegenwoordige sterven (vs. 49) gaat hij over naar het toekomstige sterven, het ondergaan van de tweede dood.

Joh 8:51 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als iemand mijn woord bewaart, zal hij de dood geenszins aanschouwen tot in eeuwigheid. (Telos)

Joh 11:25  Jezus zei tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al sterft hij; (Telos)

Joh 6:40 Want dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag. (Telos)

Opb 2:11  Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, zal geenszins van de tweede dood schade lijden. (Telos)

Zie verder bij Dood.

Wie zich voedt met het brood dat Hijzelf is, heeft eeuwig leven (vgl. vs. 54), heeft leven in zichzelf (vgl. vs. 53).

51

Joh 6:51  Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; als iemand van dit brood eet, zal hij leven tot in eeuwigheid. En het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees dat Ik zal geven voor het leven van de wereld. (Telos)

Het levende brood. Het manna was geen levend brood: het was een levenloze substantie, er zat geen leven in, al onderhield het wel het natuurlijke leven van de Israëlieten.

54

Joh 6:54  Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag. (Telos)

Heeft eeuwig leven. Zie ook vs. 39.

Ik zal hem opwekken op de laatste dag. Zie vzn. 39-40, 44.

58

Joh 6:58  Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; niet zoals de vaderen het manna hebben gegeten en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal leven tot in eeuwigheid. (Telos)

Zie vs. 49-50.

62

Joh 6:62  Wat dan, als u de Zoon des mensen ziet opvaren waar Hij tevoren was? (Telos)

Dat zal moeilijk te verteren zijn voor hen die hoopten dat Jezus het Romeinse juk zou afschudden en het koninkrijk van Israël zou herstellen.

63

Joh 6:63  De Geest is het die levend maakt; het vlees heeft geen enkel nut. De woorden die Ik tot u heb gesproken, zijn geest en zijn leven. (Telos)

Voor wie Jezus' woorden, om zijn vlees te eten, letterlijk neemt, maakt de Heer duidelijk wat Hij bedoelt.

64

Joh 6:64  Maar er zijn sommigen onder u die niet geloven. Want Jezus wist van het begin af wie het waren die niet geloofden, en wie het was die Hem zou overleveren. (Telos)

Sommigen. Van zijn discipelen (vs. 61). Er waren discipelen die kennelijk om de wonderwerken, zoals de wonderbare spijziging, meer van Hem wilden weten, maar vielen over Zijn woorden (vs. 61).

Wie het was die Hem zou overleveren. Namelijk Judas Iskariot.

65

Joh 6:65  En Hij zei: Daarom heb Ik u gezegd dat niemand tot Mij kan komen, tenzij het hem van de Vader gegeven is. (Telos)

Zie ook vzn. 44-45.

69

Joh 6:69  En wij hebben geloofd en erkend dat U de Heilige van God bent. (Telos)

Dat Petrus de Heer zag als een heilig Persoon, blijkt ook hier:

Lu 5:8  Toen nu Simon Petrus dit zag, viel hij aan de knieën van Jezus neer en zei: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Heer. (Telos)

Nabeschouwing

Vijfduizend mannen worden gevoed door de macht van de Heer, die schaarste verandert in overvloed. Getroffen door dit machtsteken wil de menigte, die Hem nu erkent als profeet, Hem koning maken. Maar Hij trekt zich terug naar een berg, als naar de plaats van de priester. De discipelen varen intussen op de zee te midden van duisternis en storm. De Heer komt tot hen, wandelend op de zee. Dit alles lijkt op Israël toepasbaar: de Heer wordt gezien als profeet, koning en priester. Hij zal hen leiden tot de haven van hun begeerte.

Wat volgt heeft betekenis voor het heden. De Zoon des mensen is het ware brood uit de hemel, en het werk van God dat mensen kunnen doen is geloven in de Zoon. Er is een tegenstelling tussen het manna en het brood dat thans uit de hemel neerdaalt. "Indien iemand zal eten van dit brood hij zal in eeuwigheid leven." Het leven wordt hier voorgesteld als iets dat men zich toeëigent door het eten van hemels voedsel, in plaats van als de levendmakende kracht van de Zoon van God zoals in het vorige hoofdstuk (Joh. 5). Maar voor dit toe te eigenen leven moest Christus sterven - Zijn vlees geven voor het leven van de wereld. "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag." Dit schijnt een hard woord, maar het is een woord van leven. We moeten ons voeden met een gestorven Heiland.

Viermaal verzekert de Heer in dit hoofdstuk dat Hij de ontslapenen zal opwekken op de laatste dag.