Meriba

Uit Christipedia

Meriba, dat is twist, is een plaats bij Kades-Barnea, waar Mozes, nadat het volk ten tweede male, aan het einde van de 40-jarige omzwerving, in Kades was aangekomen, water uit de rots sloeg (Num. 20: 13).

Nu 20:7 De HEERE sprak tot Mozes: Nu 20:8 Neem de staf en roep de gemeenschap bijeen, u en Aäron, uw broer, en spreek voor hun ogen tot de rots, en die zal zijn water geven. Zo zult u water voor hen voortbrengen uit de rots, en u zult de gemeenschap en hun vee laten drinken. Nu 20:9 Toen nam Mozes de staf van voor het aangezicht van de HEERE, zoals Hij hem geboden had. Nu 20:10 En Mozes en Aäron riepen de gemeente voor de rots bijeen, en hij zei tegen hen: Luister toch, ongehoorzamen, zullen wij voor u uit deze rots water voortbrengen? Nu 20:11 Toen hief Mozes zijn hand op en hij sloeg de rots twee keer met zijn staf, en er kwam veel water uit, zodat de gemeenschap en hun vee konden drinken. Nu 20:12 Maar de HEERE zei tegen Mozes en tegen Aäron: Omdat u niet in Mij geloofd hebt, en Mij voor de ogen van de Israëlieten [niet] geheiligd hebt, zult u deze gemeente niet in het land brengen dat Ik hun gegeven heb. Nu 20:13 Dit is het water van Meriba, waar de Israëlieten de HEERE ter verantwoording riepen, en waar Hij onder hen geheiligd werd. (HSV)
De 33:8  En van Levi zeide hij: Uw Thummim en Uw Urim zijn aan den man, Uw gunstgenoot; dien Gij verzocht hebt in Massa, met welken Gij getwist hebt aan de wateren van Meriba. (SV)
De 33:8 Over Levi zei hij: Uw Tummim en Uw Urim zijn bij deze man, Uw gunsteling; U stelde hem op de proef in Massa, U riep hem ter verantwoording bij de wateren van Meriba. (HSV)
Ps 106:32 Zij maakten [Hem] ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil. (SV)
Ps 106:32 Zij maakten [Hem] zeer toornig bij het water van Meriba, het verging Mozes slecht omwille van hen. (HSV)
Deze woestijnplaats Meriba (‘twistwater’) te Kades Barnea moet onderscheiden worden van de plaats Massa en Meriba in het dal Rafidim, waar het morrende volk bij het begin van de 40 jaren, water uit de rots ontving (Exod. 17: 7). Deze laatste plaats ontving de dubbele naam Massa en Meriba, dat is ‘verzoeking en twist’. In de laatste verzen van Ps. 95 wordt teruggegrepen op de gebeurtenis te Meriba bij Kades en die te Massa-en-Meriba 40 jaar eerder bij Rafidim.
Ps 95:7 Want Hij is onze God en wij zijn het volk van Zijn weide en de schapen van Zijn hand. Heden, indien u Zijn stem hoort, Ps 95:8 verhard uw hart niet, zoals te Meriba, zoals in de dagen van Massa in de woestijn: Ps 95:9 daar stelden uw vaderen Mij op de proef, [daar] beproefden zij Mij, hoewel zij Mijn werk zagen. Ps 95:10 Veertig jaar heb Ik gewalgd van [dit] geslacht; Ik heb gezegd: Zij zijn een volk met een dwalend hart, en zíj kennen Mijn wegen niet. Ps 95:11 Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Mijn rust zullen zij nooit binnengaan! (HSV)
Het is de vraag of met Meriba en Massa (vers 8) een en dezelfde geschiedenis te Rafidim bedoeld is, welke in Ex. 17:1 vv. verhaald wordt (want die plaats in Rafidim ontving de dubbele naam Massa en Meriba, d.i. verzoeking en twist), of dat tevens (gelijk Deut. 33:8) aan het twistwater te Kades Barnea gedacht wordt.

De Septuaginta vertaalt naar de eerste opvatting (= verwijzing naar het voorval te Rafidim), terwijl zij tevens de beide eigennamen niet als zodanig maar naar hun betekenis (vgl. Hebr. 3:7) opneemt.

August Dächsel trekt een tweede opvatting (= verwijzing zowel naar het voorval te Kades-Barnea als naar dat te Rafidim) voor, omdat dan het dubbele "zoals" in vers 8 meer tot zijn recht komt, maar ook, omdat Meriba vooraan staat. Dit staat, gelijk uit het volgende blijkt, op de voorgrond van de rede des Heeren, en kan wegens de 40 jaren in vers 10 slechts op het twistwater in Kades doelen; terugziende wordt dan echter bij de latere verzoeking van God de vroegere herinnerd, om te doen opmerken, dat de onkunde van het volk gedurende de gehele reis in de woestijn geduurd heeft.

De brief aan de Hebreeën haalt deze psalm aan:
Heb 3:7  Daarom, zoals de Heilige Geest zegt: ‘Heden, als u zijn stem hoort, Heb 3:8 verhardt uw harten niet zoals bij de verbittering, in de dag van de verzoeking in de woestijn, Heb 3:9 waar uw vaderen Mij verzochten door Mij op de proef te stellen, en zij zagen toch mijn werken veertig jaar lang. Heb 3:10 Daarom was Ik vertoornd op dit geslacht en zei: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben mijn wegen niet gekend, Heb 3:11 zodat Ik zwoer in mijn toorn: Nooit zullen zij in mijn rust ingaan!’ (...) Heb 3:16 Want wie waren het die, hoewel zij gehoord hadden, Hem verbitterden? Waren dat immers niet allen die door Mozes uit Egypte waren uitgegaan? Heb 3:17 En op wie is Hij veertig jaar lang vertoornd geweest? Was dat niet op hen die gezondigd hadden, van wie de lichamen vielen in de woestijn? Heb 3:18 En aan wie heeft Hij gezworen dat zij in zijn rust niet zouden ingaan, dan aan hen die ongehoorzaam geweest waren? Heb 3:19 En wij zien dat zij niet konden ingaan wegens ongeloof. (TELOS)
De schrijver van de Hebreeënbrief schijnt aan de gebeurtenis in het dal Rafidim te hebben gedacht (vers 16), terwijl hij tevens ziet op de 40-jarige omzwerving. Hij denkt aan het geslacht dat wegens hun ongeloof het beloofde land niet kon ingaan. Het geslacht bij Kades-Barnea kon wel het beloofde land ingaan, maar niet de rust van het toekomstig koninkrijk van God.

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Meriba. Hieruit is op 16 feb. 2016 tekst genomen en verwerkt.

Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Ps. 95:8 en Hebr. 3:8. Tekst hieruit is verwerkt.