Nicodemus

Uit Christipedia

Nicodémus, ook gespeld Nikodémus, was een Farizeeër en een leraar in Israël, die met Jezus sprak (zie Joh. 3), en na diens sterven voor zijn begrafenis zorgde.

Naam

In het Grieks van het Nieuwe Testament luidt zijn naam Νικοδημος, Ni’kodemos (klemtoon op ko), van νικος, nikos = overwinning en δημος, demos = volk. De eigennaam komt 5x voor, alleen in het Johannesevangelie (Joh. 3:1, 4, 9; 7:50; 19:39), en betekent ‘overwinning van het volk’, ‘volkszege’, ‘overwinnaar van het volk’, ‘volksverwinnaar’ of ‘zegevierend onder zijn volk’.

Functie

Hij was ‘de leraar van Israël’, zoals Jezus hem noemde.

Joh 3:10 Jezus antwoordde en zei tot hem: Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet? (TELOS)

Ook was hij overste van de Joden (Joh. 3:1) en lid van de Hoge Raad (het Sanhedrin, Joh. 7:50). Hij moet zeer bij zijn landgenoten in aanzien zijn geweest.

Nicodemus en Jezus

Hij kwam 's nachts tot Jezus om nader met hem bekend te worden, daar zijn mensenvrees hem nog verhinderde de zijde van de Heer openlijk te kiezen.

Joh 7:50 Nicodemus, die vroeger ‘s nachts naar Hem toe was gekomen, (TELOS)

Joh 19:39 … Nicodemus, die eerst ‘s nachts tot Hem was gekomen, (TELOS)

Joh 3:1 Nu was er een mens uit de farizeeën, zijn naam was Nicodemus, een overste van de Joden; Joh 3:2 deze kwam ‘s nachts bij Hem en zei tot Hem: Rabbi, wij weten dat U van God bent gekomen als leraar; want niemand kan deze tekenen doen die U doet, tenzij God met hem is. (TELOS)

Nicodemus erkende de goddelijke zending van Jezus. Hij verstond de tekenen die Jezus deed. Over deze tekenen lezen wij in het Schriftgedeelte dat aan het in Johannes 3 beschreven gesprek met Jezus voorafgaat.

Joh 2:23 En toen Hij in Jeruzalem was op het pascha, op het feest, geloofden velen in zijn naam, toen zij de tekenen zagen die Hij deed. Joh 2:24 Maar Jezus Zelf vertrouwde Zich aan hen niet toe, omdat Hij allen kende, Joh 2:25 en omdat Hij niet nodig had dat iemand van de mens getuigde, want Hij wist Zelf wat in de mens was. (TELOS)

De Heer wist wat in Nicodemus was en wat een mens als Nicodemus nodig had. De Heer Jezus maakte aan Nicodemus duidelijk dat de mens, om het koningkrijk van God te kunnen zien en binnengaan, opnieuw, geestelijk, geboren moet worden. Het gesprek eindigt – althans het verslag van de evangelieschrijver - met de woorden “Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden dat zij in God zijn gewerkt.”

Nicodemus was tot het Licht gekomen en liet het toe in zijn leven.

Later schroomde Nicodemus, farizeeër, reeds niet meer in de Raad openlijk ten voordele van Jezus te spreken.

Joh 7:45 De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en farizeeën, en die zeiden tot hen: Waarom hebt u Hem niet meegebracht? Joh 7:46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens zo gesproken als deze mens spreekt. Joh 7:47 De farizeeën dan antwoordden hun: Bent u soms ook misleid? Joh 7:48 Heeft soms iemand van de oversten in Hem geloofd, of van de farizeeën? Joh 7:49 Maar deze menigte die de wet niet kent, is vervloekt! Joh 7:50 Nicodemus, die vroeger ‘s nachts naar Hem toe was gekomen, die een van hen was, zei tot hen: Joh 7:51 Veroordeelt onze wet soms de mens, tenzij zij eerst van hem hoort en weet wat hij doet? Joh 7:52 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Bent u soms ook uit Galilea? Onderzoek en zie dat uit Galilea geen profeet opstaat. Joh 7:53 En ieder ging naar zijn huis; (TELOS)

Na Jezus’ sterven heeft Nicodemus met Jozef van Arimathea voor zijn begrafenis zorg gedragen.

Joh 19:38 Hierna nu vroeg Jozef van Arimathea, die een discipel van Jezus was, maar in het geheim uit vrees voor de Joden, aan Pilatus het lichaam van Jezus te mogen wegnemen; en Pilatus stond het toe. Hij kwam dan en nam zijn lichaam weg. Joh 19:39 En ook Nicodemus, die eerst ‘s nachts tot Hem was gekomen, kwam met een mengsel van mirre en aloe, ongeveer honderd pond. Joh 19:40 Zij namen dan het lichaam van Jezus en bonden het in linnen doeken met de specerijen, zoals de Joden de gewoonte van begraven hebben. Joh 19:41 Nu was er op de plaats waar Hij was gekruisigd een tuin, en in de tuin een nieuw graf waarin nog nooit iemand was gelegd. Joh 19:42 Daar legden zij dan Jezus wegens de voorbereiding van de Joden, omdat het graf dichtbij was. (TELOS)

Dit is het laatste dat wij van Nicodemus in de Bijbel lezen.

Talmoed

In de joodse Talmoed is ook sprake van een Nicodemus, zoon van Gorion. Deze Nicodemus was een welgestelde en geachte Jood, die leefde in de eerste eeuw. Volgens velen is hij dezelfde als de Nicodemus die Jezus bezocht.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Nikodemus' is op 3 okt. 2014 verwerkt.