Og

Uit Christipedia

Og was de koning van Basan die de Israëlieten versloegen. Num. 21:33; Deut. 3: 1-13; Neh 9:22; Ps. 135: 11; 136: 20.

Hij was een koning der Amorieten te Basan, met de hoofdsteden Astharoth en Edreï. Hij was de laatste van het reuzengeslacht der Refaïeten. Ofschoon zelf geen Amoriet, was hij tot koning gekozen, wellicht wegens zijn grote lichaamslengte en kracht.

Ligging van Basan, Astharoth en Edreï.
Zijn bed had grote afmetingen.
De 3:11 Want alleen Og, de koning van Basan, was van de rest van de Refaïeten overgebleven. Zie, zijn bed was een bed van ijzer. Bevindt het zich niet in Rabba van de Ammonieten? De lengte ervan is negen el, en de breedte vier el, [gemeten] naar de elleboog van een man. (HSV)
Het door hem gestichte rijk van Basan had een korten duur. Hij kwam ten strijde tegen Israël, maar werd verslagen, De Israëlieten veroverden zijn rijk en wezen het grotendeels aan oostelijk Manasse toe.
De 3:4 En wij namen te dier tijd al zijn steden; er was geen stad, die wij van hen niet namen: zestig steden, de ganse landstreek van Argob, het koninkrijk van Og in Bazan. De 3:5 Al die steden waren met hoge muren, poorten en grendelen gesterkt, behalve zeer vele onbemuurde steden. (SV)
Og werd met zijn zonen gedood. Ps. 136 wekt op om de goedertieren God te loven, onder meer omdat Hij Og verslagen heeft en diens land als erfelijk bezit aan zijn volk Israël gaf.
Ps 136:17 Die grote koningen versloeg, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:18 en machtige koningen doodde, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:19 Sihon, de koning van de Amorieten, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:20 en Og, de koning van Basan, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Ps 136:21 Hij gaf hun land als erfelijk bezit, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:22 als erfelijk bezit aan Zijn dienaar Israël, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. (HSV)

Bronnen

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. S.v. ‘Og’.

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Og.