Openbaring 12

Uit Christipedia

Openbaring 12 van de Openbaring van Johannes wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd. De volgende hoofdstukken zijn samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Openbaring van Johannes:

Samenvatting

1-6 In de hemel worden twee tekenen gezien: een smartelijk barende vrouw en een grote draak die het derde deel van de sterren op de aarde werpt. De draak wil haar mannelijke boorling (= de Messias) verslinden. Het kind wordt echter weggerukt naar God en zijn troon. De vrouw vlucht naar de woestijn, waar zij 1260 dagen (3 ½ jaar) wordt gevoed. 7v. Oorlog in de hemel tussen engelen. Satan en zijn engelen ter aarde geworpen. Blijdschap in de hemel, wee de aarde en de zee. De neergeworpen draak vervolgt de vrouw. De vrouw vlucht met vliegmiddelen in de woestijn. Daar wordt ze drie en een halve tijden (= 3 ½ jaar, of 1260 dagen) gevoed. De draak gaat de andere heiligen vervolgen. Hij gaat op het zand van de zee staan.

1

Opb 12:1 En er werd een groot teken gezien in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon en de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. (TELOS)

Een groot teken. Een symbolische voorstelling.

In de hemel. Merkwaardig is dat de vrouw in de hemel is; daar, niet op aarde, wordt zij gezien. Later blijkt zij op aarde te leven, want daar wordt zij vervolgd.

Een vrouw. Over haar betekenis, zie verderop.

Bekleed met zon en de maan onder haar voeten. Verheerlijkt. Opvallend is dat hier allemaal hemellichamen worden genoemd: zon, maan en sterren. De maan onder haar voeten schijnt te beduiden dat zij daarover heerst; de maan is haar onderworpen.

Vergelijk de bruid in Hooglied.
Hoo 6:10  Wie is zij, die er uitziet als de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als [slagorden] met banieren? (SV)
Vergelijk ook deze droom van Jozef:
Ge 37:9  En hij droomde nog een anderen droom, en verhaalde dien aan zijn broederen; en hij zeide: Ziet, ik heb nog een droom gedroomd, en ziet, de zon, en de maan, en elf sterren bogen zich voor mij neder. Ge 37:10  En als hij het aan zijn vader en aan zijn broederen verhaalde, bestrafte hem zijn vader, en zeide tot hem: Wat is dit voor een droom, dien gij gedroomd hebt; zullen wij dan ganselijk komen, ik, en uw moeder, en uw broeders, om ons voor u ter aarde te buigen? (SV)
Kroon. Ook een teken van koninklijke heerschappij. Haar zoon, die zij aanstonds zal baren, zal heersen vanaf Gods troon. Zij schijnt de koningin-moeder te zijn.

Twaalf sterren (12:1). Wellicht symbolen van de twaalf stammen van Israël. Zie Twaalf in het boek Openbaring.

2

Opb 12:2 En zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren. (TELOS)

Schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren (12:2). "... de vrouw die zou baren... zou baren" (vers 4).

Hoeveel smarten moeten de vrouw verduren ten behoeve van de geboorte van haar kind. In Jes. 66 is sprake van Sion, dat een kind krijgt zonder barensnood.
Jes 66:7  Eer zij barensnood had, heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo is zij van een knechtje verlost. Jes 66:8  Wie heeft [ooit] zulks gehoord? Wie heeft dergelijks gezien? Zou een land kunnen geboren worden op een enigen dag? Zou een volk kunnen geboren worden op een enige reize? Maar Sion heeft weeën gekregen, en zij heeft haar zonen gebaard. (SV)
In vs. 8 van Jes. 66 daarentegen 'zonen' (meervoud). Het knechtje is vermoedelijk Jezus Christus. Zijn geboorte ging niet gepaard met barensnood of smart van het volk Israël. Die barensnood komt nu, in Openbaring 10.

De barensnood van het gelovige Israël doet ook denken aan Rachel, die een kind kreeg dat ze "Zoon van mijn smart" (Ben-Oni). Jakob noemde hem achter "Zoon der rechterhand" (Benjamin).

8

Maar Sion heeft weeën gekregen. In vers 7, bij die geboorte, waren kennelijk geen weeën. Misschien gebeurden die weeën bij het kruislijden van Christus (tevoren geboren als 'een knechtje', vs. 7), en vond de geboorte van 'haar zonen' plaats op de Pinksterdag.
Lu 2:34  En Simeon zegende hen en zei tot zijn moeder Maria: Zie, Deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israel en tot een teken dat weersproken wordt  Lu 2:35  (en ook door uw eigen ziel zal een zwaard gaan), opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden. (Telos)
Lu 23:28  Jezus echter wendde Zich tot hen en zei: Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij; weent evenwel over uzelf en over uw kinderen. (Telos)
Lu 23:48  En al de menigten die waren samengekomen voor dit schouwspel, keerden terug toen zij hadden aanschouwd wat er was gebeurd, en sloegen zich op de borst. (Telos)
Hnd 2:37 Toen zij nu dit hoorden, werden zij in het hart getroffen en zij zeiden tot Petrus en de overige apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? (Telos)

3

Opb 12:3 En er werd een ander teken gezien in de hemel; en zie, een grote, vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen. (TELOS)

Een ander teken. Het vorige teken, dat groot was, was een vrouw (1).

In de hemel. Ook dit volgende teken wordt gezien in de hemel.

Grote, vuurrode draak. Ook in vs. 9 wordt hij een grote draak genoemd. De draak stelt de duivel voor. De draak is groot, d.i. machtig. Hij is vuurrood. Ook het Beest uit de zee heeft een rode kleur: scharlakenrood (17:3).

Met zeven koppen en tien horens. De draak heeft dezelfde hoeveelheid koppen en horens als het Beest uit de zee, dat later zal opkomen (13:1). Dit Beest met zijn koppen en horens zijn door de draak, d.i. de duivel begeesterd. De zeven koppen zijn zeven bergen en zeven opeenvolgende koningen. De tien horens zijn tien gelijktijdig regerende koningen.

4

Opb 12:4 En zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde. En de draak stond voor de vrouw die zou baren, om zodra zij haar kind zou baren, het te verslinden. (TELOS)

Een derde deel van de sterren (12:4). Zie ook vs. 9. Vermoedelijk een derde deel van de engelen; deze zijn van God afgevallen. In vs. 4 gaat het over wat de satan doet (meeslepen en neerwerpen), in vs. 9 wat hem en zijn engelen overkomt (neergeworpen worden).

Wierp ze op de aarde (12:4). De boze geesten zullen op de aarde rondwaren en veel kwaad doen.

Verslinden (12:4). De duivel wil niet dat Christus gaat heersen. Ook Herodes wilde de pasgeboren koning der Joden uit de weg ruimen. De apostel Petrus schreef:
1Pe 5:8  Weest nuchter, waakt; uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden. (Telos)

5

Opb 12:5 En zij baarde een zoon, een mannelijk [kind], die alle naties zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd weggerukt naar God en naar zijn troon. (TELOS)

Zij baarde een zoon, een mannelijk [kind]. Vergelijk vs, 13: "... de vrouw die de mannelijke zoon gebaard had."

Het mannelijk kind is niet haar enige kind. Zij heeft meer nageslacht (17): "... de overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben;".

Hoeden met een ijzeren staf (12:5). De Heer Jezus zal hoeden met een ijzeren staf.

Opb 19:15 En uit zijn mond komt een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de naties slaat. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmigheid van de toorn van God de Almachtige. (TELOS)

Fantasie-verbeelding van de wegrukking van het kind

Ook de overwinnende leerling van Jezus zal - samen met Hem - hoeden met een ijzeren staf (2:27). Hij deelt in de heerschappij van Christus. Zie Openbaring van Johannes/Onderwerpen#IJzeren staf.

Weggerukt naar God en naar zijn troon (12:5). Om het kind in veiligheid te brengen. En om het de hoogste zetel van heerschappij te geven.

Merk op dat deze snelle en opmerkelijke opeenvolging ook te vinden is in Jes. 9:6:
Jes 9:6 (9-5) Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; Jes 9:7  (9-6) Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen. (SV)
De vrouw in Openbaring 12 baart in haar nood niet de lijdende Messias, maar de regerende Messias. De Heer Jezus hoeft niet opnieuw te lijden.

Weggerukt. Geen statige opgang zoals bij de hemelvaart van de Heer. Maar een wegrukking als die van de gemeente van Christus (zie Opname van de gemeente).

De redding van de éénjarige Joas doet hieraan denken. De goddeloze Athalia zou hem gedood hebben, als hij niet door zijn tante Joseba weggerukt was. Gedurende zes jaren werd hij verborgen in het huis van God te Jeruzalem (2 Kron. 22:11-12) om daarna tot koning gekroond te worden.

Identiteit van het kind. De gangbare uitleg ziet in de zoon, het mannelijke kind, Jezus Christus. Immers (1) is hij uit de vrouw, Israël, voortgekomen en (2) zal Hij de naties hoeden met een ijzeren staf.

Israël zal hem erkennen als een zoon, maar ze zal hem niet meer meemaken in zijn kindsheid. Zodra hij 'ontvangen' wordt, wordt hij tot koning gesteld, tot de rechtvaardige en zo nodig strenge hoeder der naties — naties die Israël benauwd hebben. In Hooglied wenst de bruid dat zij haar vriend als kind, als een broer gekend zou hebben.
Hoo 8:1 Och, dat Gij mij als een Broeder waart, zuigende de borsten mijner moeder! dat ik U op de straat vond, ik zou U kussen, ook zouden zij mij niet verachten. Hoo 8:2  Ik zou U leiden, ik zou U brengen in mijner moeders huis, Gij zoudt mij leren; ik zou U van specerijwijn te drinken geven, en van het sap van mijn granaatappelen. (SV)
De bruid van Hooglied staat symbool voor Israël (gelovig overblijfsel), de bruidegom voor de Messias, de grote Herder-Koning.

Een andere, recente opvatting aangaande de identiteit van het weggerukte kind is dat het mannelijk kind op de gemeente slaat. Gronden: 1) de gemeente is voortgekomen, geboren uit de vrouw Israël. 2) Behalve de Heer Jezus (Opb. 19:14v) zal ook de gemeente heersen en regeren met een ijzeren staf (Op.2:26v.). 3) De Heer Jezus werd niet weggerukt voor de duivel, maar Hij overwon hem juist. 4) Bij zijn hemelvaart werd Hij niet weggerukt, maar Hij steeg rustig op. 5) Niet de Heer, maar de gemeente wordt weggerukt voordat Gods toorn over de wereld losbarst (1Th. 1:10 die ons redt van de komende toorn; 5:9 God heeft ons niet gesteld tot toorn; Op.3:10 bewaring voor het uur van de verzoeking).

Bezwaren tegen deze uitleg (zoon = gemeente): 1) de gemeente is geboren op de Pinksterdag en niet weggerukt naar de troon van God; 2) de gemeente wordt in het Nieuwe Testament voorgesteld als een bruid en een vrouw, maar de baby in Opb. 12 wordt uitdrukkelijk 'een zoon, een mannelijk kind' genoemd.

6

Opb 12:6 En de vrouw vluchtte de woestijn in, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat men haar twaalfhonderdenzestig dagen voedde. (TELOS)

Zie vs. 14.

De woestijn in, waar zij een plaats heeft. Sommigen denken bij de plaats aan de rotsstad Petra in Jordanië. Anderen zien in de woestijn een symbool van de wereld. Bij de Uittocht ging Israël uit Egypte in de woestijn.

Opdat men haar ... voedde. Gelijk God oudtijds zijn volk, zijn 'vrouw, in de woestijn heeft onderhouden.

Twaalfhonderdzestig dagen. Is 3,5 jaren, zie Openbaring van Johannes/Onderwerpen#Twaalfhonderdzestig. Ook de twee profeten in Jeruzalem profeteren zo lang.

7

Opb 12:7 En er kwam oorlog in de hemel: Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, en de draak voerde oorlog en zijn engelen; (TELOS)

Oorlog in de hemel. Niet alleen op aarde zijn er oorlogen. De boze geesten kunnen zich tot dan toe ophouden en voortbewegen in de hemel. Hier breekt in de hemel een oorlog uit, een krijg tussen twee geestelijk-zedelijk verschillende kampen: goed en kwaad, licht en duisternis, waarheid en leugen, liefde en haat, heiligheid en onreinheid.

Michaël en zijn engelen. Michaël is een van de aartsengelen. 'Zijn engelen', dat zijn de engelen die hij aanvoert. Ze zijn niet zijn eigendom.

Draak en zijn engelen. De draak is de duivel. Zijn engelen zijn gevallen engelen, boze geesten.

8

Opb 12:8 en hij was niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. (TELOS)

Niet sterk genoeg. Hoewel de draak groot is, is hij met al zijn gevallen mede-engelen niet sterk genoeg. God zorgt ervoor dat Michaël en zijn engelen overwinnen.

Hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. Ze worden verwijderd uit de hemel. Het volgende vers zegt dat de satan en zijn engelen werden neergeworpen op de aarde.

9

Opb 12:9 En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan, die het hele aardrijk misleidt; hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. (TELOS)

De grote draak. Zie vs. 3, waar hij ook een grote draak wordt genoemd.

De oude slang. De duivel bediende zich oudtijds in het paradijs van een slang om de mens te misleiden. Daarom is de slang een passend symbool van de duivel.

Die het hele aardrijk misleidt. Onder meer door de twee beesten. Maar ook vandaag werkt zijn misleiding in de wereld. Voorbeelden van duivelse misleiding zijn: de gedachte dat de mens uit het dierenrijk is opgekomen een geval van duivelse misleiding; de verhindering om in wetenschappelijke beschrijvingen en verklaringen de naam van God, de Schepper en Onderhouder van de wereld, te noemen; tarot-kaarten; raadpleging van doden via mediums.

Hij werd neergeworpen op de aarde enz. Zie vs. 4, dat op Satans aandeel in de neerwerping van de engelen wijst. In de hemel verheugt men zich over deze neerwerping (10, 12).

10

Opb 12:10 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God aanklaagde, is neergeworpen. (TELOS)

Een luide stem in de hemel. Meermalen is in dit Bijbelboek sprake van 'een luide stem' (1:10; 11:12, 15; 16:1, 17; 19:1; 21:3) Waarschijnlijk is de stem hier van een mens, gezien de woorden "onze broeders". Is deze mens een van de twee getuigen die in de hemel zijn opgenomen? Of is het de stem van een engel, bijvoorbeeld van Michaël, die gelovigen op aarde beschouwt als 'broeders' en zojuist de overwinning op de draak heeft behaald? Van wie de stem is, wordt ons niet meegedeeld.

Aanklager. De duivel klaagt anderen dag en nacht aan, terwijl hijzelf aldoor zondigt en anderen tot zonde verleidt. Hypocrisie ten top!

Onze broeders. De ontelbare menigte, de martelaren uit de grote verdrukking?
Opb 7:14  En ik zei tot hem: Mijn heer, u weet het. En hij zei tot mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange kleren gewassen en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. (Telos)
Neergeworpen. Op de aarde (9).

11

Opb 12:11 En zijzelf hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot de dood toe. (TELOS)
Door het bloed van het Lam. Dat ons reinigt van alle ongerechtigheid.
Opb 7:14  En ik zei tot hem: Mijn heer, u weet het. En hij zei tot mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange kleren gewassen en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. (Telos)
Door het woord van hun getuigenis. Dat Jezus voor hen is gestorven, hun zonden heeft gedragen en hen met God heeft verzoend.

Tot de dood toe. Zijn zij trouw aan hun Heer gebleven. Velen zullen als martelaren sterven. Nadat de vrouw gevlucht is in de woestijn, zal de draak oorlog voeren tegen de overigen van haar nageslacht (17).

12

Opb 12:12  Daarom weest vrolijk, hemelen en die daarin woont. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u neergekomen met grote grimmigheid, daar hij weet dat hij weinig tijd heeft. (TELOS)

Hemelen en die daarin woont. De hemel is een woonoord, evenals de aarde. In het boek Openbaring is een duidelijk onderscheid tussen hen die in de hemelen wonen en hen die op de aarde wonen. Volgens het pretribulationisme behoren de bij de komst van de Heer opgenomen gelovigen tot hen die in de hemelen wonen.

Wee de aarde en de zee. Dat is het derde wee, dat door de zevende bazuin is aangekondigd. Het wee komt door toedoen van de duivel en zijn demonen, die op de aarde zijn neergeworpen.

De aarde is hier, gezien 'en de zee', het land.

Neergekomen. Hij is neergeworpen, vs. 9, 10, 13.

Met grote grimmigheid. Zowel de grimmigheid van God als de grimmigheid van de duivel laten zich in deze tijd gelden.

Weinig tijd. In de korte tijd die hem rest wil hij zoveel mogelijk kwaad doen. Dat 'weinig tijd' omvat 3,5 jaren.

13

Opb 12:13 En toen de draak zag dat hij op de aarde neergeworpen was, vervolgde hij de vrouw die de mannelijke [zoon] gebaard had. (TELOS)

Draak. Dat is de duivel.

Vervolgde. Hij of zijn handlangers zijn dikwijls de aanstichter van vervolging.

De mannelijke [zoon]. Zie vs. 5. Dit kind stelt onze Heer Jezus Christus voor.

14

Opb 12:14 En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, opdat zij in de woestijn zou vliegen naar haar plaats, waar zij gevoed wordt een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang. (TELOS)
Twee vleugels van de grote arend ... vliegen. Jahweh droeg zijn volk Israël bij de vlucht uit Egypte op arendsvleugels.
Ex 19:4 U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb. (HSV)
Israël werd toen naar de woestijn uitgevoerd. Daar werd het volk een tijd gevoed.

Misschien wordt zij op dezelfde wijze, als Israël vroeger, veilig naar de woestijn uitgevoerd. Of misschien wordt zij in veiligheid gebracht door een luchtvoertuig, een vliegtuig - een vervoermiddel dat Johannes niet kende.

Het is alsof de geschiedenis (uittocht, onderhoud in de woestijn) zich kort herhaald.

In de woestijn.
Opb 12:6 En de vrouw vluchtte de woestijn in, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat men haar twaalfhonderdenzestig dagen voedde. (TELOS)
Verzen 12:6 en 12:14 zijn geen twee uittochtverhalen. Vers 12 vertelt ons dat zij naar de woestijn vluchtte. Vers 14 vertelt ons hoe, met welke hulpmiddelen zij naar de woestijn vluchtte. (Vergelijk: Gen 1. vertelt ons dat de mens geschapen werd naar Gods beeld en gelijkenis, in twee geslachtelijke versies. Gen. 2 vertelt ons hoe de man en de vrouw door God geschapen werden.)

Gevoed. Zij wordt gevoed in de woestijn. 'Men' voedt haar (6). God onderhield eertijds Israël in de woestijn en voedde zijn volk wonderdadig door manna en kwakkels. Elia, die voor Izebel gevlucht was, werd wonderdadig gevoed door raven. De Heer Jezus voedde wonderdadig een grote menigte, waaronder zo'n 5000 mannen (Joh. 6). Ook de vrouw zal nu gevoed worden door Gods voorzienigheid.

Een tijd, tijden en een halve tijd. Een alternatieve aanduiding van 3,5 jaren. De aanduiding komt ook voor in Dan. 7:25 en 12:7.
Da 7:25 Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten. Hij zal erop uit zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd. (HSV)
Een tijd, tijden en een halve tijd zijn gelijk aan 1260 dagen ofwel 3,5 jaar. Dit bewijst Opb. 12:6:
Opb 12:6 En de vrouw vluchtte de woestijn in, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat men haar twaalfhonderdenzestig dagen voedde. (TELOS)
Israël trok 40 jaren in de woestijn rond, zo lange tijd als gevolg van zijn ongeloof. De vrouw is een veel kortere tijd in de woestijn.

Buiten [het] gezicht van de slang. Mogelijk betekent dit: buiten diens tegenwoordigheid, buiten diens aanschijn. De slang bedient zich vooral van het Beest, een politieke leider. Ook mogelijk: de vrouw wordt onttrokken aan het gezicht van de duivel, zodat hij niet weet waar zij is. De duivel is niet alwetend als God.

15

Opb 12:15 En de slang wierp achter de vrouw water uit zijn mond als een rivier, om haar door de rivier te laten meesleuren. (TELOS)
Slang. Dat is 'de oude slang', de draak, de duivel, de satan (9).

Water ... als een rivier. Zie ook het volgende vers 16. Wat stelt het meesleurende water, de rivier van water voor?

1. Het water uit de mond van de slang kan een letterlijke watervloed voorstellen, welke door de duivel wordt veroorzaakt. Immers wordt in het volgende vers de rivier door de aarde verzwolgen. Een wadi kan plots veranderen in een kolkende rivier. Echter, hoe kan water een bedreiging vormen voor een wezen dat vleugels heeft en wegvliegt van het water?

2. Het water kan echter ook, gelijk in psalm 124, een symbool zijn, van een door de duivel bezielde massa mensen, die het op de vrouw gemunt heeft. Het is alsof David in psalm 124, een 'lied der opgangen', de gevoelens van het bedreigde volk Israël vertolkt:
Ps 124:1 ... Als de HEERE niet bij ons geweest was, - zeg dat toch, Israël- Ps 124:2 als de HEERE niet bij ons geweest was, toen mensen tegen ons opstonden, Ps 124:3 dan hadden zij ons levend verslonden, toen hun toorn tegen ons ontbrandde; Ps 124:4 dan hadden de wateren ons overspoeld en was een woeste stroom over onze ziel gegaan; Ps 124:5 dan waren de onstuimige wateren over onze ziel gegaan. Ps 124:6 Geloofd zij de HEERE, Die ons niet overgaf tot een prooi voor hun tanden. Ps 124:7 Onze ziel is ontkomen als een vogel uit de strik van de vogelvanger; de strik is gebroken en wíj zijn ontkomen. Ps 124:8 Onze hulp is in de Naam van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. (HSV)
Israël werd bij zijn vlucht uit Egypte in het nauw gedreven bij de Schelfzee, maar de wateren kwamen over de Egyptenaren.

16

Opb 12:16 En de aarde kwam de vrouw te hulp, en de aarde opende haar mond en verzwolg de rivier die de draak uit zijn mond geworpen had. (TELOS)

De aarde. 'Aarde' in de betekenis van 'land'. De aarde scheurde open en verzwolg de oproerige Korach, Dathan en Abiram in de woestijn, waardoor Mozes gespaard bleef.

De draak. In vs. 15 genoemd 'de slang'.

De rivier. Zie het vorige vers.

17

Opb 12:17 En de draak werd toornig op de vrouw en hij ging weg om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 

Toornig op de vrouw. De duivel was neergekomen met grote grimmigheid, vers 12; zijn nederwerping maakte hem zeer grimmig. Nu wordt zijn toorn opgewekt door de vrouw. Frustratie om zijn mislukte poging haar te verzwelgen door de rivier zal mede een oorzaak van zijn toorn zijn.

Oorlog te voeren. Hij heeft in de hemel oorlog gevoerd (en verloren, verzen 7-8), nu doet hij het op aarde.

De overigen van haar nageslacht. Zij had eerder een mannelijk kind gebaard (5, 13). 'Nageslacht' duidt op geestelijk nageslacht, dat door haar gebaard is. De apostel Paulus noemde de mensen die hij tot geloof in Christus had geleid 'mijn kinderen'.
Ga 4:19  mijn kinderen, van wie ik opnieuw in barensweeën ben, totdat Christus gestalte in u krijgt. (Telos)
Misschien zijn ook de gelovigen die uit de grote verdrukking komen door de 144.000 duizend Israëlieten tot geloof in Christus gekomen (Opb. 7). In Jes. 66 is sprake van een vrouw, Sion, dat een kind ('knechtje') krijgt zonder barensnood: Jezus bij zijn eerste komst en geboorte te Bethlehem.
Jes 66:7  Eer zij barensnood had, heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo is zij van een knechtje verlost. Jes 66:8  Wie heeft [ooit] zulks gehoord? Wie heeft dergelijks gezien? Zou een land kunnen geboren worden op een enigen dag? Zou een volk kunnen geboren worden op een enige reize? Maar Sion heeft weeën gekregen, en zij heeft haar zonen gebaard. (SV)
In vs. 8 van Jes. 66 is vervolgens sprake van 'zonen' (meervoud).

18

Opb. 12:18 en hij ging op het zand van de zee staan.

De zee. Een symbool van de woelige volkerenmassa. Uit de zee zal een beest verrijzen, dat door de draak bezield zal worden om oorlog te voeren tegen de heiligen (17).

Betekenis van de vrouw

Wat of wie stelt deze vrouw voor? Duidelijk is dat, hoewel zij als een teken in de hemel gezien wordt (12:1), zij op de aarde is en daar vervolgd wordt (12:13). Op de vraag wie is zij is, zijn antwoorden gegevens als:

1. Maria de moeder van Jezus. In de Rooms-katholieke kerk echter wordt de vrouw als Maria, de moeder van Jezus gezien.

Bezwaren tegen deze uitleg:

i. Maria is weliswaar met Jozef gevlucht naar Egypte, maar Egypte is dankzij de Nijl niet de woestijn en hoelang zij in Egypte zijn geweest is ons niet bekend.

ii. De vlucht van Opb. 12 spreekt van een toekomstige gebeurtenis. De vrouw wordt vervolgd nádat de satan is neergeworpen op de aarde.

iii. De vrouw heeft meerdere kinderen gekregen (vs. 17: 'de overigen van haar nageslacht'), terwijl volgens de Rooms-katholieke leer Maria slechts één kind heeft gebaard.

2. Het hemelse Jeruzalem. Vergelijk:
Ga 4:26 maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is onze moeder. (TELOS)
Deze uitleg heeft als moeilijkheid dat het onwaarschijnlijk is dat het hemelse Jeruzalem boven is en de vrouw op aarde (12:13), zij zal vluchten in de woestijn (12:6).

3. Het volk Israël. Een bezwaar tegen deze uitleg is dat niet allen uit Israël de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben.

4. Het gelovig overblijfsel in Israël, het ware Israël. Dit zal onder de weeën van verdrukking tot de erkenning komen dat Jezus de Messias van Israël is. De draak zal dat willen bestrijden. Het overblijfsel zal zien dat het geboren kind in de hemel de heerschappij heeft ontvangen.
Jes 9:6 (9-5) Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; (SV)
Het ware Israël bracht door Jozef en Maria de Messias voort. Het heeft meer kinderen dan het mannelijk kind (vers 5).
Opb 12:17 En de draak werd toornig op de vrouw en hij ging weg om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; (12-18) en hij ging op het zand van de zee staan. (TELOS)
Dit overblijfsel is de vrouw van God. Hij zal haar 3,5 jaar lang onderhouden in de woestijn (vs. 6), zoals hij weleer 40 jaren lang met zijn oude verbondsvolk deed.

Meer informatie

Marc Verhoeven, De Vrouw en de Draak in Openbaring 12, document in pdf-formaat op VerhoevenMarc.be

Chuck Missler, Revelation; Session 17: Chapter 12: The Woman and The Man Child, video op Youtube.com, upload door Wesley Taylor, 4 sept. 2013. Lezing over hoofdstuk 12. Duur: 1 uur en 11 min.