Openbaring 7

Uit Christipedia

Openbaring 7 van de Openbaring van Johannes wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd. De volgende hoofdstukken zijn samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Openbaring van Johannes:

Samenvatting

1-3 Vier engelen die de vier winden vasthouden en door stormwind schade kunnen toebrengen, moeten wachten tot de slaven van God verzegeld zijn. 4-8 De verzegelden uit Israëls twaalf stammen. 9-17 De ontelbare menigte uit de grote verdrukking, voor de troon van God.

2

Opb 7:2 En Ik zag een andere engel opkomen van de opgang van de zon, die het zegel van de levende God had; en hij riep met luider stem tot de vier engelen wie gegeven was aan de aarde en de zee schade toe te brengen, 

Van de opgang van de zon. Dat is van het oosten, waar de zon pleegt op te komen.

3

Opb 7:3  en hij zei: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de slaven van onze God aan hun voorhoofden hebben verzegeld. (Telos)

Wij. De engelen brengen een zegel aan. Of de genoemde vier engelen tot de verzegelaars behoren is niet waarschijnlijk: zij hebben immers de taak om de winden vast te houden.

Aan hun voorhoofden hebben verzegeld. Ten teken dat zij God toebehoren. Later zullen andere mensen door een financieel-economische maatregel gedwongen worden om het merkteken van het Beest aan hun voorhoofd of rechterhand te ontvangen.

De 144.000 verzegelden (4-8)

4

Opb 7:4 En ik hoorde het getal van de verzegelden: honderdvierenveertigduizend verzegelden uit elke stam van de zonen van Israël -

Honderdvierenveertigduizend. 12 stammen x 12.000 per stam.

5

Opb 7:5 uit de stam Juda twaalfduizend verzegelden, uit de stam Ruben twaalfduizend, uit de stam Gad twaalfduizend, 

Twaalfduizend. Uit alle stammen zulk aantal.

Vergelijk het bevel van God aan Jozua:
Joz 4:2  Neemt u uit het volk twaalf mannen, uit elke stam een man, ... (NBG51)
Zij moesten een monument maken bestaande uit twaalf stenen genomen uit de Jordaan.

6

Opb 7:6 uit de stam Aser twaalfduizend, uit de stam Nafthali twaalfduizend, uit de stam Manasse twaalfduizend, 

Stam Manasse. Nakomelingen van Manasse, de eerste zoon van Jozef.

8

Opb 7:8 uit [de] stam Zebulon twaalfduizend, uit [de] stam Jozef twaalfduizend, uit de stam Benjamin twaalfduizend verzegelden. 

[De] stam Jozef. Jozef had twee zonen, Manasse en Efraïm. Manasse wordt in vers 6 wordt genoemd. In vers 8 wordt waarschijnlijk de stam Efraïm aangeduid onder de naam 'stam Jozef'.

Beschouwing (4-8)

Wel/niet genoemde stammen. Efraïm wordt niet genoemd, ook niet als poortnaam van de toekomstige tempel in Jeruzalem volgens Ezechiël 48:31v. Wel worden Jozef en Manasse genoemd. Jozef was de vader van Efraïm en Manasse. Jozef kan voor Efraïm genomen zijn. De eerste oosterpoort van de toekomstige tempel te Jeruzalem wordt ook naar Jozef genoemd.

De stam Dan ontbreekt. De naam van de stam van Dan wordt echter later wel genoemd en verbonden met de 3e oosterpoort van de toekomstige tempel.

Volgorde der namen. Jozef en Benjamin, de zonen van Rachel, worden als laatste genoemd. Juda, waaruit koning David en de Messias ontsproten zijn, wordt als eerste genoemd; en Benjamin, waaruit de eerste koning, Saul, ontsproten is, wordt als laatste genoemd.

Om de namen te vergelijken, zie Stammen van Israël.

Boodschap? Volgens een uitlegger vormen de betekenissen van de namen in deze volgorde een boodschap[1].

Zie verder bij 144.000 Israëlieten.

De menigte uit de grote verdrukking (9-17)

9

Opb 7:9 Daarna zag ik en zie, een grote menigte die niemand kon tellen, uit elke natie en [alle] geslachten en volken en talen, stond voor de troon en voor het Lam, bekleed met lange witte kleren en met palmtakken in hun handen. (TELOS)

Deze menigte wordt onmiddellijk genoemd na de verzegelde Israëlieten. Daaruit maken sommige uitleggers op dat de menigte de vrucht van de evangelisatiearbeid van de verzegelden is.

Voor de troon en voor het lam. De menigte staat voor de troon en voor het lam. De troon van God is in de hemel. Johannes zag hen voor de hemelse troon en het Lam staan. Zij zijn dus in de hemel.

Lange witte kleren. Zie ook vers 13. Uit vers 14 kunnen wij opmaken dat het hun eigen kleren zijn. Hun gewaden hebben zij echter wit gemaakt en wel in het bloed van het Lam (vers. 14).

Palmtakken. Zijn tekenen van overwinning en vreugde, zie artikel Palmboom.

10

Opb 7:10  En zij riepen met luider stem de woorden: Het heil aan onze God die op de troon zit en aan het Lam. (Telos)

Zij riepen met luider stem. Ook spraken met luider stem: de honderden miljoenen engelen (5:12), de zielen der martelaren onder het altaar (6:10). Ook afzonderlijke engelen spreken, volgens het getuigenisverslag van Johannes, met luider stem (5:2; 7:2; 10:3; 14:7, 9, 15, 18; 19:17).

Ook de 144.000 zullen voor de troon staan, zingend een nieuw lied.

Opb 14:3  En zij zingen als een nieuw lied voor de troon en voor de vier levende wezens en de oudsten; en niemand kon het lied leren dan de honderdvierenveertigduizend die van de aarde gekocht waren. (Telos)

Het heil aan onze God enz. 'Heil' is de vertaling van Gr. soteria. Het schijnt dat God en het Lam heil worden toegewenst. Dat is vreemd, omdat God geen heil nodig heeft, Hij is de bron het heil.

Jes 12:3  En gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils; (SV)

Maar volgens de kanttekening bij de Statenvertaling roept de menigte dat het heil alleen aan God en aan het Lam is toe te schrijven. Het heil (behoudenis, zaligheid) komt alleen van Hen.

Opb 19:1  Hierna hoorde ik als een luide stem van een grote menigte in de hemel zeggen: Halleluja! De behoudenis en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God! (Telos)

Anderen[2] verstaan: "voor het ons geschonken heil zij dank aan God en aan het Lam". De Nederlandse Peshitta-vertaling heeft: ""Verlossing [te danken] aan onze God, die op de troon zit, en het lam!"

Maar misschien mogen de woorden toch letterlijk genomen worden en gaat het om een heilwens: God en het Lam, dat geslacht is, wordt geluk toegewenst, dat niet langer 'verstoord' wordt door verbittering en smart.

Ps 78:40  Hoe dikwijls verbitterden zij Hem in de woestijn, deden Hem smart aan in de wildernis! (SV)

Ps 95:10  Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan [dit] geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet. (SV)

Jes 63:10  Maar zij zijn wederspannig geworden, en zij hebben Zijn Heiligen Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden. (SV)

Eze 33:11  Zeg tot hen: [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! maar daarin [heb] [Ik] [lust], dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? (SV)

Hnd 22:7  En ik viel op de grond en hoorde een stem tot mij zeggen: Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? (Telos)

Het hoofd lijdt met de leden van het lichaam mee.

1Co 12:26  En als een lid lijdt, lijden alle leden mee; en als een lid wordt verheerlijkt, verblijden alle leden zich mee. (Telos)

Merk ook op dat God in het volgende vers ook heerlijkheid en wijsheid en kracht en sterkte worden toegewenst, eigenschappen die Hij al bezit.

11

Opb 7:11 En alle engelen stonden rond de troon en de oudsten en de vier levende wezens, en zij vielen op hun gezicht neer voor de troon en aanbaden God 

Alle engelen. De honderden miljoenen engelen.

12

Opb 7:12 en zeiden: Amen! De lof en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging en de eer en de kracht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheid! Amen. (TELOS)

Amen. De overigen rondom de troon stemmen door het eerste "Amen!" in met de toegeroepen heilwens.

De lof enz. Vergelijk met wat de engelen eerder het Lam en de schepselen God en het Lam toewensten:

Opb 5:11  En ik zag, en hoorde een stem van vele engelen rond de troon en de levende wezens en de oudsten, en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen, Opb 5:12  en zij zeiden met luider stem: Het Lam dat geslacht is, is waard te ontvangen de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en lof. Opb 5:13  En elk schepsel dat in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem die op de troon zit, en het Lam, zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid. (Telos)

13

Opb 7:13 En een van de oudsten antwoordde en zei tot mij: Dezen die bekleed zijn met lange witte kleren, wie zijn zij en vanwaar zijn zij gekomen? (TELOS)

Deze vraag aan Johannes schijnt erop te wijzen dat deze menigte niet tot de gemeente behoort. Johannes daarentegen behoorde tot de gemeente en schreef op bevel van de Heer Jezus zeven brieven aan de gemeenten. 

Lange witte kleren. Zie vs. 9.

14

Opb 7:14 En ik zei tot hem: Mijn heer, u weet het. En hij zei tot mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange kleren gewassen en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. (TELOS)

Mijn heer. 'Heer', Gr. kurie.

Uit de grote verdrukking komen. Deze ontelbaar grote menigte is niet de gemeente van Christus. Die wordt verworven in de eeuwen na het verlossingswerk van de Heiland en niet slechts uit de korte periode van de Grote Verdrukking.

De grote verdrukking schijnt niet plaatselijk te zijn, want de mensen van deze grote menigte komen "uit elke natie en alle geslachten en volken en talen". Het is echter denkbaar dat zij Israël te hulp zijn gekomen, zich in het land Israël bevinden en daar zijn omgekomen. Omdat het echter om een ontelbare hoeveelheid mensen gaat, lijkt het meer voor de hand te liggen, dat zij wereldwijd zijn verdrukt en dat de grote verdrukking een wereldwijd karakter heeft.

Zijn schijnen martelaren te zijn, die in de grote verdrukking zijn omgekomen[3]. Volgens sommigen[4] echter hebben deze verdrukten de grote verdrukking overleefd;

Lange kleren. Zie vs. 9 en 13.

De Grote Verdrukking begint nadat de gruwel der verwoesting, een afgodsbeeld, op de heilige plaats is gesteld. Sommigen denken dat de gelovigen met de lange kleren vooral zien op bekeerde moslims. Voor deze gedachte zijn deze argumenten aan te voeren: (1) christenen, moslims en joden zijn tegen afgodsbeelden, (2) voor hen is het tempelplein in Jeruzalem een heilige plaats, (3) veel moslims in het Midden-Oosten dragen lange gewaden.

Kleren gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. Het bloed van het Lam maakt wit, d.w.z. reinigt van alle zonden. Zonde bevlekt, des Lams bloed ontvlekt.

Dat ze uit de grote verdrukking komen en hun gewaden hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam, wijst erop dat ze in de dagen van de grote verdrukking tot bekering en geloof zijn gekomen.

15

Opb 7:15 Daarom zijn zij voor de troon van God en zij dienen Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij die op de troon zit zal zijn tent over hen uitbreiden. (TELOS)

Daarom zijn zij voor de troon van God. De satan geeft zijn troon aan het Beest. Van het Beest zullen de heiligen veel te lijden hebben gehad.

Opb 13:2  En het beest dat ik zag was aan een luipaard gelijk, en zijn poten waren als die van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn macht en zijn troon en groot gezag. (Telos)

In zijn tempel. De troon staat in de tempel, zoals de ark, waarop God troonde te midden van de cherubs, in de tabernakel en in de tempel was. Voor de troon is een gouden reukaltaar, zie volgende hoofdstuk.

Het schijnt dat de mensen die uit de grote verdrukking komen in de hemel zijn en God dienen in zijn hemelse tempel. Volgens sommigen[4] echter hebben zij de verdrukking overleefd en blijven ze op aarde.

16

Opb 7:16 Zij zullen geen honger en geen dorst meer hebben en de zon zal op hen geenszins vallen, noch enige hitte; (TELOS)

Honger. Honger wordt ook elders in het boek genoemd, zie het vierde zegel (Opb. 6).

Dorst. Mogelijk hebben zij ook dorst gehad doordat het water van de rivieren en van de waterbronnen bij de derde oordeelsschaal ondrinkbaar werd.
Opb 16:4 En de derde goot zijn schaal uit op de rivieren en de waterbronnen, en het werd bloed. (TELOS)
Zon ... hitte. Elders in dit boek wordt de hitte van de zon genoemd als een plaag.
Opb 16:8 En de vierde goot zijn schaal uit op de zon, en haar werd gegeven de mensen met vuur te verbranden; Opb 16:9 en de mensen werden verbrand door grote hitte en lasterden de naam van God, die de macht over deze plagen had, en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven. (TELOS)
Ook deze gelovigen hebben kennelijk geleden onder de plagen die het aardrijk hebben geteisterd.

17

Opb 7:17 want het Lam dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen leiden naar bronnen van levenswateren, en God zal elke traan van hun ogen afwissen. (TELOS)

Bronnen van levenswateren. Nooit meer zullen die heiligen door dorst (vs.18) gekweld worden.

God zal elke traan van hun ogen afwissen. Hoe hebben deze heiligen geleden: ze zijn verdrukt geworden, ze hebben honger en dorst geleden, ze hebben hitte verdragen, ze hebben geweend; ze schijnen te zijn omgekomen, omdat ze voor de troon van God in de hemel (schijnen te) zijn.

Meer weten

Vragenbespreking - Aflevering 32: De 144.000 gelovigen, hoe zit dat precies? Youtube.com: Stichting Groeien in Geloof, 5 feb. 2022. Duur: 11 min. 2 sec. Dato Steenhuis beantwoordt de vermelde vraag. Hij spreekt ook over de grote menigte uit de grote verdrukking.

Voetnoten

  1. Bill Salus leest er een verklaring in van de missie van de 144.000. Zie Bill Salus: The Tribulation Saints. Youtube.com: Prophecy Watchers, 19 mrt 2019. Vanaf 1 min. 51 sec.
  2. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. Volgens H. Bouter zijn het martelaren.
  4. 4,0 4,1 Zoals W.J. Ouweneel