Ophangen

Uit Christipedia

De voltrekking van de doodstraf door middel van ophangen was oudtijds alom in gebruik. Soms werd de veroordeelde alleen opgehangen, soms werd hij eerst gestenigd of op een andere wijze ter dood gebracht en daarna opgehangen.

Bij verscheidene volken werd de veroordeelde tot straf levend opgehangen aan een boom of paal. Deze smadelijke, smartelijke, en volgens Cicero meest afschuwelijke straf werd toegepast bij de Assyriërs, Egyptenaren (Gen. 40, 19), Perzen (Ezra 6:11; Esth. 2:23; 5:14; 6:4; 7:9v; 9:13 v.) en andere volken. Wanneer het dode lichaam bleef hangen, werd het een prooi van de roofvogels.

Bij de oude Israeliëten (Num. 25:4; Deut. 21:22-23; Joz. 8:29; 2 Sam. 21, 13) was het een verscherping van de doodstraf en werd alleen het dode lichaam van de misdadiger opgehangen of gekruisigd (vgl. Num. 25: 4 met vs. 5; Joz. 10: 26). Kruisigen is een vorm van ophangen waarbij de veroordeelde aan een kruis werd vastgebonden en/of vastgenageld.

God beval dat de mannen die bij Midianitische en Moabitische vrouwen met de afgod Baäl-Peor gehoereerd hadden, door de hoofden van het volk, de rechters veroordeeld, gedood en in de volle zon opgehangen moesten worden.

Nu 25:4 De HEERE zei tegen Mozes: Neem alle hoofden van het volk en laat hen voor de HEERE in de volle zon ophangen, zodat de brandende toorn van de HEERE van Israël afgekeerd wordt. Nu 25:5 Toen zei Mozes tegen de rechters van Israël: Ieder moet zijn mannen doden die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben. (HSV)

Uitvoering aan dit bevel gaf de priester Pinehas, die met een speer een Israëlitische man en de door deze meegebrachte Midianitien (Midianitische vrouw) doodde en daardoor de brandende toorn van God over Israël stilde (Num. 25:8).

Het lijk van een gehangene moest in Israël vóór zonsondergang worden afgenomen en begraven, opdat het land niet zou verontreinigd worden: een zodanige misdadiger toch was beladen met de vloek van God (Deut. 21:22v., vergelijk Joz. 8:29; 10:26v).

Jozua doodde vijf vijandige koningen en hing hen vervolgens op aan palen. Tegen zonsonderhang werden ze van de palen afgehaald.

Joz 10:26 Vervolgens sloeg Jozua hen neer, doodde hen en hing hen op aan vijf palen. En zij hingen tot de avond aan de palen. Joz 10:27 Het gebeurde tegen de tijd dat de zon onderging, dat Jozua gebood hen van de palen af te halen, en zij wierpen hen in de grot waarin zij verborgen geweest waren. En zij legden grote stenen voor de ingang van de grot, die [daar zijn] tot op de huidige dag. (HSV)

Vgl. met het oog op onze Heiland Jezus Christus Gal. 3: 13 (aan een hout gehangen); 2 Kor. 5: 21 (voor ons tot zonde gemaakt).

Ga 3:13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden (want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder die aan een hout hangt’), (TELOS)

Bronnen

Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.), s.v. Kruis, kruisigen; Ophangen. Van deze lemma's is tekst genomen en verwerkt op 27 aug. 2011 en 22 juni 2014.