Paard

Uit Christipedia


Het paard is een dier dat door de mens voornamelijk wordt gehouden als rij- en trekdier. In de tijd van het einde komt de Heer Jezus op een wit paard, gevolgd door hemelse legers op witte paarden. Een wit paard spreekt van overwinning.

De wetenschappelijke Latijnse naam luidt Equus ferus caballus. Het is een gedomesticeerd hoefdier. Wetenschappelijk gezien behoort het tot de orde der onevenhoevigen en is het een van de ongeveer tien huidige soorten uit de familie der paardachtigen (Equidae).

Het paard werd onder de Israëlieten alleen voor de oorlog gebruikt, in wagens of voor de cavalerie, maar het gebruik ervan gaf blijk van gebrek aan vertrouwen op Jahweh: zie Hos. 14:3.
Hos 14:3 (14:4) Assyrië zal ons niet verlossen, op paarden zullen wij niet rijden. Wij zullen nooit meer zeggen: U bent onze god tegen het werk van onze handen. Bij U immers vindt een wees ontferming. (HSV)
Een beschrijving van het oorlogspaard geeft God aan Job:
Job 39:19 (39:22) Kunt u het paard kracht geven? Kunt u zijn nek met manen bekleden? Job 39:20  (39:23) Laat u het springen als een sprinkhaan? De majesteit van zijn gesnuif is een verschrikking. Job 39:21  (39:24) Het schraapt in de dal grond en het is vrolijk in zijn kracht, en het trekt uit, de wapens tegemoet. Job 39:22  (39:25) Het lacht om de angst en is niet ontsteld, en keert niet om vanwege het zwaard. Job 39:23  (39:26) De pijlkoker klettert tegen hem aan, het ijzer van de werpspies en de speer. Job 39:24  (39:27) Al trillend en briesend verslindt het de aarde, en is niet te houden als het geluid van de bazuin klinkt. Job 39:25  (39:28) Bij elke bazuinklank zegt het: Ha! en van verre ruikt het de strijd,  en het hoort het tieren van de vorsten en het krijgs geschreeuw. (HSV)
Alexandermozaïek, voorstellend de slag bij Issus, 333 v.C. Links de jonge Macedoniër Alexander de Grote op zijn strijdros Bucephalus. Rechts van het midden de Perzische koning Darius III.

Het was de koning der Israëlieten verboden om paarden te vermenigvuldigen, Deut. 17:16.

De 17:16 Maar hij mag voor zichzelf niet veel paarden aanschaffen en het volk niet laten terugkeren naar Egypte om veel paarden aan te schaffen, omdat de HEERE tegen u gezegd heeft: U mag nooit meer langs deze weg terugkeren. (HSV)

Aanvankelijk verlamden de Israelieten de paarden van hun vijanden en verbrandden zij de wagens van de Kanaänieten, Joz. 11:6,9. David echter, na de overwinning op Hadadezer, doodde weliswaar de meeste wagenpaarden, maar hield er toch 100 over, 2 Sam. 8:4.

Salomo betrok zijn duizenden paarden uit Egypte en uit Kewe. Hij had 40.000 paardenstallen voor zijn wagens en 12.000 ruiters, 1 Koningen 4:26.
1Kon 10:28  En de aanvoer van de paarden die Salomo had, kwam uit Egypte en uit Kewe. Kooplieden van de koning namen ze tegen een bepaalde prijs uit Kewe mee. (HSV)
Het paard wordt in de Schrift gebruikt als symbool van een opkomende wereldmacht, in het algemeen door de Voorzienigheid bestuurd. In het eerste deel van Zacharia heeft de profeet visioenen van vier wagens getrokken door paarden die per wagen een bepaalde kleur hebben. De wagens stellen de vier winden van de hemel voor, en als zodanig traden ze op in de vier grote heidense rijken beschreven door Daniël. Wanneer deze wagens verder wordt gesproken, worden de rode paarden niet genoemd, want het Chaldeeuwse rijk was voorbij toen Zacharia het visioen had (Zach. 1:8; 6:1-7).
Ruiter op het witte paard. Schilderij door George Frederick Watts, gemaakt ca. 1874–1883.

In het laatste Bijbelboek, Openbaring, zien we ook paarden met ruiters daarop. Ze stellen de machten voor die God in zijn regeringswegen en oordelen inschakelt, Opb. 6:1-8; zie Opb. 9:7,9,17.

Witte paarden symboliseren overwinning.

Opb 6:2 En ik zag en zie, een wit paard, en hij die erop zat had een boog, en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit overwinnend en om te overwinnen.
Het Lam roept dit paard tevoorschijn. Het is het eerste oordeel over de wereld in het boek Openbaring. Het volgende oordeelspaard neemt de vrede van de aarde weg. Over de vraag wie of wat de figuur op dit witte paard voorstelt, bestaat verschil van mening[1].

De apostel Johannes zag de Heer Jezus in de hemel op een wit paard rijden, oordelend en oorlog voerend. De hemelse legers volgden Hem op witte paarden.

Opb 19:11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij die daarop zit, heet Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. (...) Opb 19:14 En de legers die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. (TELOS)

Bij zijn intocht in Jeruzalem reed de Heiland echter op een ezel.

Mt 21:4 Dit nu is gebeurd, opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet, die zei: Mt 21:5 ‘Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier’. Mt 21:6 Nadat de discipelen nu waren heengegaan en hadden gedaan zoals Jezus hun had opgedragen, Mt 21:7 brachten zij de ezelin en het veulen en legden hun kleren daarop, en Hij ging erop zitten. Mt 21:8 De zeer grote menigte nu spreidde hun kleren op de weg, en anderen hakten takken van de bomen en spreidden ze op de weg. Mt 21:9 De menigten nu die voor Hem uitgingen en zij die volgden, riepen de woorden: Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer! Hosanna in de hoogste hemelen! (TELOS)

Zoals gezegd komt de Here Jezus, de Getrouwe en Waarachtige, in het profetisch vergezicht van Johannes naar voren, terwijl hij rijdt op een wit paard, om oorlog te voeren in gerechtigheid, Opb. 19:11-21. De legers die in de hemel zijn volgen Hem op witte paarden (Opb. 19:14).

Het profetisch oog van Habakuk aanschouwt God als een ten oorlog uitgerust krijgsheld in het einde van de tijd, ten gerichte over de wereld. God rijdt op paarden en heeft wagens.

Hab 3:8 Was de HEERE ontstoken tegen de rivieren? Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt? Uw wagens waren heil. (...) Hab 3:15 Gij betradt [met] Uw paarden de zee; de geweldige wateren werden een hoop. (SVV)

Vergelijk wat betreft de wagens:

Ps 68:17 Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid! (SVV)

God trekt in het visioen van Habakuk ten strijde als een onwederstaanbaar held tegen de verdrukkers, tot heil en redding van Zijn volk.

Sommigen vertalen in Hab. 3:8 'wagens van heil', anderen 'wagens van overwinning'. Het laatste Hebreeuwse woord in deze uitdrukking is 'jesjoeah' (= heil, behoudenis), vgl. de naam 'Jezus'. In elk geval verschijnt God in Jezus overwinnend, ten oordeel en tevens tot heil voor Zijn benauwde volk.

Wat zijn die met paarden bespannen wagens van overwinning en heil, waarop God als Rechter verschijnt en overwinnend rondrijdt? Volgens sommigen[2] zijn het de Cherubiem, die Ezechiël gezien en beschreven heeft (Eze. 1:10). Zie echter de komst van de Heer Jezus:
Opb 19:14 En de legers die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. (TELOS)
Uit verschillende Schriftplaatsen weten we dat de Heer Jezus verschijnt met de engelen en de opgewekte heiligen. Waarschijnlijk zullen de cherubim, de dragers van Gods heerlijkheid, daarbij zijn.

Bronnen

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Horse. Hieruit is op 11 maart 2013 tekst genomen, vertaald en verwerkt.

Dächsel in Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hab. 3:8.

Voetnoten

  1. Verklaringen zijn: 1. misleiding, 'werking van de dwaling' (vgl 2Th 2:11 En daarom zendt God hun een werking van de dwaling om de leugen te geloven) 2. de antichrist; 3. Christus
  2. Zo Dächsel in Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (Kampen: 1893-1901), commentaar op Hab. 3:8