Rechabieten

Uit Christipedia

Rechabieten of Rekabieten waren een zwervende, Kenitische volkstam, afstammelingen van Jonadab de zoon Rechab. Zij beschreven hun eigen leefwijze in Jer. 35: zij onthielden zich van wijn, bouwden geen huizen en zaaiden geen zaad. Omdat ze als nomaden leefde, planten ze geen wijngaarden, noch hadden er een, maar al hun dagen woonden zij in tenten. Zij werden aan de Judeeërs voorgehouden als voorbeeld van gehoorzaamheid aan hun (voor)vader.

Kenieten. De Rechabieten waren waarschijnlijk Kenieten. Het huis van Rechab wordt afgeleid van zekere Hammath, van wie ook de drie merkwaardige, in de stad Jabez woonachtige geslachten der Kenieten afstamden.
1Kr 2:55  En de geslachten van de schrijvers, die in Jabez woonden: de Tirathieten, de Simathieten [en] de Suchathieten. Dit zijn de Kenieten die van Hammath, de vader van het huis van Rechab, afstammen. (HSV)
Men mag hieruit afleiden, dat ook de Rechabieten eigenljjk geen Israëlieten, maar zeer waarschijnlijk Kenieten waren, die zich bij Israël aangesloten en zijn godsdienst aangenomen hadden.

Nomaden onder de Israëlieten. Ze woonden onder de Israëlieten en werden als inboorlingen (in het land geborenen) aangemerkt werden. Evenwel leefden zij van hen afgezonderd, daar zij van hun vader Jonadab geen wijn mochten drinken, geen huizen bouwen, geen wijngaarden planten, geen akkers bezaaien, opdat zij hun zwervende levenswijze niet langzaamaan zouden opgeven. Zij moesten de leefwijze van nomaden voortzetten en in tenten wonen.

Gehoorzaamheid aan hun voorvader. Hoewel ze Rechabieten worden genoemd, leefden ze naar de geboden van hun voorvader Jonadab, de zoon van Rechab. Hun onwankelbare getrouwheid aan voorvaderlijke verordeningen blijkt uit Jer. 35. Uit vrees voor de uit Chaldeeërs en Syriërs bestaande troepen van de Babylonische koning Nebukadnezar hadden de Rechabieten hun toevlucht in Jeruzalem genomen, waar ze bleven wonen (Jer. 35:11). Daar riep de profeet Jeremia hen bij elkaar. Het schijnt dat Jaänzanja, door Jeremia geroepen, hun toenmalig hoofd was.
Jer 35:3  Toen haalde ik Jaäzanja, de zoon van Jeremia, de zoon van Habazzinja met zijn broers en al zijn zonen, ja heel het huis van de Rechabieten, (HSV)
Jaäzanja (= 'Jah hoort' of 'Jah verhoort') en zijn vader 'Jeremia' (= 'door Jah aangesteld') alsook zijn grootvader 'Habazzinja' (= 'Licht van Jah') dragen namen die uitdrukken dat hun vaders gehecht waren aan Jahweh en Zijn dienst. Wat wij in 1 Kron. 4:10 van Jabez lezen - dat zijn gebed door God verhoort werd - herinnert ons aan de betekenis van de naam Jaäzanja.

God stelde de gehoorzaamheid van de Rechabieten tot voorbeeld aan de mannen van Juda. Deze Rechabieten waren gehoorzaam aan hun vader, Juda daarentegen had niet geluisterd naar zijn God.

Gods belofte. God beloofde de trouwe Rechabieten dat altijd een Rechabietische man voor Zijn aangezicht zou staan.

Jer 35:18 Tot het huis nu der Rechabieten zeide Jeremia: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Omdat gijlieden het gebod van uw vader Jonadab zijt gehoorzaam geweest, en hebt al zijn geboden bewaard, en gedaan naar alles, wat hij ulieden geboden heeft; Jer 35:19 Daarom alzo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Er zal Jonadab, den zoon van Rechab, niet worden afgesneden een man, die voor Mijn aangezicht sta, al de dagen. (SV)
In elk geval gaat het om een man die God dient, voor Diens aangezicht. Vergelijk met wat van de Levieten gezegd wordt: zij staan voor het aangezicht van Jahweh "om Hem te dienen".
De 10:8  In die tijd zonderde de HEERE de stam Levi af om de ark van het verbond van de HEERE te dragen, om voor het aangezicht van de HEERE te staan, om Hem te dienen en om in Zijn Naam te zegenen, tot op deze dag. (HSV)
De 18:7  en hij [daar] dient in de Naam van de HEERE, zijn God, zoals al zijn broeders, de Levieten, die daar voor het aangezicht van de HEERE staan, (SV)
De rabbijnen leggen Gods belofte aan de Rechabieten zo uit, dat de Rechabieten in het heiligdom zouden dienen en dat zij verenigd zijn geworden met de Levieten[1], maar hiervan vinden we niets in de Schrift.

Vroegere reizigers in het Oosten hebben mensen ontmoet die hun oorsprong terugvoeren tot Rechab, en die een beroep op de Schrift doen ten bewijze dat God hen heeft bewaard. Er waren eind 19e eeuw nog meer dan 60.000 van hen; zij woonden in tenten in de oases van de woestijn.[2]

Bronnen

In de eerste versie van dit artikel is in aug. 2011 vertaalde tekst opgenomen uit A New and Concise Bible Dictionary s.v. Rechabites. George Morris, 1899.

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Rechab' is onder wijziging verwerkt op 8 okt. 2022.

Ed. Riehm, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, 1885-1886) s.v. Rechabieten. Tekst van dit lemma is op 8 okt. 2022 onder wijziging verwerkt.

Voetnoten

  1. Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, 1885-1886) s.v. Rechab. Uit de belofte van God wordt hier de conclusie getrokken dat Jeremia Jaäzanja "als een Priesterlijk dienaar van Jehova erkende, zonder dat wij iets naders dienaangaande weten". Deze conclusie schijnt voorbarig, want zij die geen priester of Leviet zijn kunnen voor Gods aangezicht staan, zoals de profeet Jeremia.
  2. A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Rechabites.