Rijkdom

Uit Christipedia

Rijkdom is, in abstracte zin, de toestand waarin iem. verkeert die veel geld en/of goed bezit, het rijk-zijn; rijkdom is, concreet, geld en/of goed. Rijkdom kan verder betekenen[1]: het in ruime mate of hoeveelheid aanwezig zijn van wat in een bepaling genoemd wordt, bijvoorbeeld in Paulus' woorden 'de rijkdom van hun liefdadigheid' (2 Cor. 8:2). Christus Jezus schenkt ons de ware en blijvende rijkdom.

De gezegden ‘tevredenheid gaat boven rijkdom’ of ‘gezondheid gaat boven rijkdom’ zeggen dat de toestand van tevreden-zijn resp. gezond-zijn meer waard is dan is rijk-zijn aan geld en goed. De spreuk ´rijkdom en een dubbeltje kennen elkaar´ betekent dat rijkdom vaak een gevolg is van zuinigheid.

Rijkdom in concrete zin is geld en/of goed. Synoniem: vermogen. Sommige mensen hebben veel rijkdom (geld en/of goed) vergaard. Voorbeelden zijn de Amerikaanse zakenlui Bill Gates en Robson Walton:
Bill Gates is niet langer de rijkste man ter wereld. De Amerikaanse softwaregigant is die titel kwijtgeraakt aan Robson Walton, de eigenaar van de Amerikaanse supermarktketen Wal-Mart. Die heeft een vermogen van 65 miljard dollar. Dat is volgens het jaaroverzicht van de Sunday Times 10 miljard dollar meer dan Bill Gates. (Bron: Radio Nederland Wereldomroep, nieuwsbericht 22 april 2001)
Iemand kan rijk aan stoffelijk goed zijn (geworden) zonder dat hij of zij het weet, zoals in het volgende geval:
Een Groninger is miljonair, alleen weet diegeen het zelf nog niet. Op 10 juni won iemand die in Groningen een staatslot kocht 3, 2 miljoen euro maar hij of zij heeft zich nog niet gemeld. Volgens de Staatsloterij gebeurt het wel vaker dat het even duurt, maar dat gebeurt zelden bij zulke miljoenenbedragen. (Bron: Radio Nederland Wereldomroep, nieuwsbericht 23 juni 2012)
Aartsvader Abram was zeer rijk. Ook zijn neef Lot had veel have.
Ge 13:2 En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver, en in goud. Ge 13:6 En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen. (SV)
De rijkdom van Abram is van ouds af als een voorbeeld aangevoerd, dat ook rijken godvrezend en vromen rijk kunnen zijn. Bij de rijkdom kan men, door Gods genade, armoede van de geest bezitten[2].

Ezau zei: “ik heb veel” (Gen. 33:9). Doch zijn broer Jacob zei: “Ik heb alles” (Gen. 33:11). God was met Jacob.

Onstoffelijke rijkdom

Geld is een stoffelijk goed, een huis is een stoffelijk goed, maar niet alle goederen zijn stoffelijk. Er zijn stoffelijke goederen, zoals geld, huis, grond, vee, auto, voedsel, kleding, enz, maar ook onstoffelijke goederen, zoals het heil in Christus, vergeving van zonden, wandel met God, de hemelse erfenis, het koninkrijk van God, gezondheid, eer en aanzien, liefde en vriendschap, innerlijk geluk en welbehagen.
Lu 6:20  En Hij hief zijn ogen op naar zijn discipelen en zei: Gelukkig u, armen, want van u is het koninkrijk van God. (TELOS)
De apostel Paulus getuigt van de gemeenten in Macedonië dat ze in hun diepe stoffelijke armoede overvloedig zijn geweest “in de rijkdom van hun liefdadigheid”. Hier bestaat de rijkdom in het in ruime mate of hoeveelheid aanwezig zijn van de liefdadigheid.
2Co 8:2 dat onder veel beproeving van verdrukking de overvloed van hun blijdschap en hun diepe armoede overvloedig zijn geweest in de rijkdom van hun liefdadigheid. (TELOS)
De gemeente van Smyrna was arm, maar volgens de Heer Jezus geestelijk rijk.
Opb 2:9 Ik weet uw verdrukking en uw armoede-maar u bent rijk-,en de laster van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar een synagoge van de satan. (TELOS)
Sommige mensen jagen naar stoffelijke rijkdom, anderen naar onstoffelijke rijkdom, zoals geestelijke rijkdom (zoals kennis van God, leven met de Heer Jezus) of innerlijke rijkdom (tevredenheid, welbehagen, geluksgevoel) of waardevolle zaken als vriendschap, liefde, kroost (kinderen). De rijkdom van een vrouw kan de liefde van haar man zijn, of het hebben en genieten van haar kinderen.

In Luc. 16:19-31 vinden wij de geschiedenis van de rijke man en Lazarus. Lazarus, de arme sloeber, wordt met name genoemd, de rijke heeft in de geschiedenis geen naam. Hij laat het tweede deel van de wet na, dat is de liefde tot de naaste, en schijnt vooral zichzelf te hebben liefgehad. Zijn naaste was Lazarus. Lazarus komt na zijn sterven in de schoot van Abraham, de rijke belandt in de plaats van pijn. Uiteindelijk is Lazarus rijker dan de op aarde rijke man.

Risico's van aardse rijkdom

Aardse rijkdom is niet zonder risico. Hij kan ons van God aftrekken. Dikwijls verwijdert aardse rijkdom van de Godsdienst.
Spr 30:8 Houd valsheid en leugentaal ver van mij. [ En:] geef mij geen armoede of rijkdom, voorzie mij van mijn toegewezen deel [aan] brood. Spr 30:9 Anders zou ik, verzadigd, [U] verloochenen en zeggen: Wie is de HEERE? of anders zou ik, arm geworden, stelen, en de Naam van mijn God aantasten. (SV)
Zijn rijkdom verwijderde Abram echter niet van de dienst des Heeren.

In de waterrijke vruchtbare Jordaanvlakte lagen, toen Abram en Lot in Kanaän waren, Sodom, Gomorra en drie andere steden. De mannen van Sodom waren slecht, en grote zondaars tegen Jahweh (Gen. 13:9). "Hoe rijker en vruchtbaarder een land is, des te erger zijn dikwijls de mensen; een goed land draagt zelden vromen; onze benen kunnen moeilijk de weelde dragen" (J.P. Lange)[3].

De rijke jongeman. In 3 evangeliën, namelijk Mattheüs 19:16-22, Marcus 10:17-22 en Lucas 18:18-23 kunnen we lezen over een rijke jongeman, die aan de Here Jezus vraagt hoe hij deel kan krijgen aan het eeuwige leven. De Heer wijst hem op de geboden in de Tenach (ons Oude Testament), maar de jongeman antwoordt, dat hij die al van jongs af aan in acht neemt.

Dan zegt de Here Jezus, dat hij alles wat hij heeft moet verkopen, de opbrengst aan de armen moet geven en Jezus moet volgen. De jongeman gaat dan verdrietig weg, want hij heeft veel bezittingen.

De meest getrokken conclusie is, dat de jongeman de Heer niet zal gaan volgen, want hij ging bedroefd weg. Maar de Bijbel laat wel degelijk de mogelijkheid open, dat de rijke jongeman verdrietig wegging, om inderdaad zijn bezit te verkopen. Dat het hem aan zijn hart zou gaan, om afstand te moeten doen van dingen, zoals zijn huis of wellicht dieren waar hij aan gehecht was, is niet zo'n wonder. Niettemin waarschuwt de Heer Zijn discipelen dat rijkdom een blokkade kan zijn om het Koninkrijk van God binnen te gaan:
Lk 18: 25 "Want het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald binnengaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat (. . . ) Lk 18: 27 De dingen die onmogelijk zijn bij mensen, zijn mogelijk bij God. (TELOS)

Rijk door Christus

De Heer Jezus was rijk in de hemel, maar werd ter wille van ons mensen arm op aarde, opdat wij door zijn armoede rijk zouden worden.
2Co 8:9 Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij rijk was, ter wille van u arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden. 1Co 3:21  Laat daarom niemand in mensen roemen; want alles is van u: 1Co 3:22 hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Kefas, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomstige dingen, alles is van u; 1Co 3:23 en u bent van Christus, en Christus is van God. (TELOS)
In Jezus is de gelovige rijker dan rijk.

       Heer, hoe rijk zijn wij in U!
       Alle schatten van dit leven
       kunnen niet de blijdschap geven,
       die wij reeds genieten nu.
       Heer, hoe rijk zijn wij in U!
       Heer, hoe rijk zijn wij in U!
       (Geestelijke Liederen, lied 193, 3e couplet)

Voetnoten

  1. Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave, digitale versie, jaar 2000), s.v. Rijkdom, betekenissen 1,  2 en 5.
  2. J.P. Lange wijst daarop, zie het citaat van hem in: Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 13:4.
  3. Aangehaald in: Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, aangehaald werk, commentaar op Gen. 13:13.