Sihon

Uit Christipedia

Sihon of Sichon was een koning der Amorieten, die door de Israëlieten in het land ten oosten van de Jordaan verslagen werd. Het was het eerste deel van het land dat zij van God kregen.

Ne 9:22 Voorts hebt Gij hun koninkrijken en volken gegeven, en hebt hen verdeeld in hoeken. Alzo hebben zij erfelijk bezeten het land van Sihon, te weten, het land des konings van Hesbon, en het land van Og, koning van Basan. (SV)

Het land van deze Amoritische koning omvatte de zuidhelft van Gilead en de hoogvlakte tussen de Hesbon en de rivier de Arnon. Het strekte zich uit van de rivier de Arnon in het zuiden tot de rivier de Jabbok in het noorden. De westgrens vormde de rivier de Jordaan.

De residentiestad van koning Sihon was Hesbon (‘Hesbon’ betekent ‘list’).

Sihon had zijn land uitgebreid door een overwinning over de koning der Moabieten.

Nu 21:26 Want Hesbon was de stad van Sihon, den koning der Amorieten; en hij had gestreden tegen den vorigen koning der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan de Arnon. (...) Nu 21:28 Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd Ar der Moabieten, [en] de heren der hoogten van de Arnon. Nu 21:29 Wee u, Moab! Gij, volk Kamoz zijt verloren! Hij heeft zijn zonen, die ontliepen, en zijn dochters in de gevangenis geleverd aan Sihon, den koning der Amorieten. (SV)

Toen Mozes met het volk Israël, op weg naar het beloofde land, het koninkrijk van Sihon naderde, vroeg hij ‘met woorden van vrede’ aan Sihon toestemming om door diens land te trekken.

De 2:26 Toen zond ik boden uit de woestijn Kedemot tot Sihon, den koning van Hesbon, met woorden van vrede, zeggende: De 2:27 Laat mij door uw land doortrekken; ik zal alleenlijk langs den weg voorttrekken; ik zal noch ter rechter [hand] noch ter linkerhand uitwijken. De 2:28 Verkoop mij spijze voor geld, dat ik ete, en geef mij water voor geld, dat ik drinke; alleenlijk laat mij op mijn voeten doortrekken; De 2:29 Gelijk de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, en de Moabieten, die in Ar wonen, mij gedaan hebben; totdat ik over de Jordaan kome in het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal. (SV)

Nu 21:21  Toen zond Israel boden tot Sihon, den koning der Amorieten, zeggende: Nu 21:22 Laat mij door uw land trekken. Wij zullen niet afwijken in de akkers, noch in de wijngaarden; wij zullen het water der putten niet drinken; wij zullen op den koninklijken weg gaan, totdat wij uw landpale doorgetogen zijn. (SV)

Sihon weigerde echter de Israëlieten doorgang te verlenen. Hij trok tegen hen op en streed tegen hen, maar werd door hen bij Jahaz verslagen en gedood. Zijn land werd in erfelijke bezitting genomen en toegewezen aan de stammen Gad en Ruben.

Nu 21:23 Doch Sihon liet Israel niet toe, door zijn landpale door te trekken; maar Sihon vergaderde al zijn volk, en hij ging uit, Israel tegemoet, naar de woestijn, en hij kwam te Jahza, en streed tegen Israel; Nu 21:24 Maar Israel sloeg hem met de scherpte des zwaards, en nam zijn land in erfelijke bezitting, van de Arnon af tot de Jabbok toe, tot aan de kinderen Ammons; want de landpale der kinderen Ammons was vast. Nu 21:25 Alzo nam Israel al deze steden in; en Israel woonde in al de steden der Amorieten, te Hesbon, en in al haar onderhorige plaatsen. (SV)

De 2:30 Maar Sihon, de koning van Hesbon, wilde ons door hetzelve niet laten doortrekken; want de HEERE, uw God, verhardde zijn geest, en verstokte zijn hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk het is te dezen dage. De 2:31 En de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik heb begonnen Sihon en zijn land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven, om zijn land erfelijk te bezitten. De 2:32 En Sihon toog uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, naar Jahaz. De 2:33 En de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht; en wij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk. De 2:34 En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden alle steden, mannen, en vrouwen, en kinderkens; wij lieten niemand overblijven. De 2:35 Het vee alleen roofden wij voor ons, en den roof der steden, die wij innamen. De 2:36 Van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor ons aangezicht. (SV)

Ps. 136 wekt op om de goedertieren God te loven, onder meer omdat Hij Sihon verslagen heeft en diens land als erfelijk bezit aan zijn volk Israël gaf.

Ps 136:17 Die grote koningen versloeg, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:18 en machtige koningen doodde, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:19 Sihon, de koning van de Amorieten, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:20 en Og, de koning van Basan, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Ps 136:21 Hij gaf hun land als erfelijk bezit, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig; Ps 136:22 als erfelijk bezit aan Zijn dienaar Israël, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. (HSV)

Gilead, waarvan het zuidelijke deel lag in het gebied van Sihon, blijft nog lange tijd in de herinnering verbonden met het land van Sihon, zoals blijkt uit het eerste boek der Koningen.

1Kon 4:19 Geber. de zoon van Uri, was in het land Gilead, het land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den koning van Basan… (SV)

Bronnen

Onder meer: Bijbels Theologische Encyclopedie, editie 2008.