Spreuken/Hoofdstuk 8

Uit Christipedia
Spreuken > Hoofdstuk 8
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Spreuken:


Hoofdstuk 8 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Spr. 8:27

Spr 8:27 Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef; (SV)

Een cirkel over het vlakke des afgronds. De dampkring, het hemelgewelf dat zich aan ons oog voordoet als een ronde koepel, een gewelf, terwijl de diepte zee (en het land) zich laten waarnemen als een vlakte.

Spr. 8:30

Spr 8:30 Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks [Zijn] vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende; (SV)

Voedsterling. Een voedsterling is een pleegkind. De NBG51-vertaling heeft "troetelkind", de NBV "lieveling". In het Hebr. אמון (Amoon). Dit woord kan én voedsterling én werkmeester, vakman, bouwmeester, architect, kunstenaar betekenen.

Heb 11:10 ... de stad die de fundamenten heeft, waarvan God ontwerper en bouwmeester is. (TELOS)

Voor de eerste betekenis pleit het "spelen", "vermakingen" (vgl. ook vers 31).

De tweede betekenis is ook mogelijk. Hier wordt toch van de Wijsheid gezegd, dat zij is de middeloorzaak van de Schepping. Reeds vroeger in de vorige verzen is er op gewezen, dat zij uit God is, maar hier ook in verband met het volgende, dat, toen God de wereld schiep, zij door Haar is voortgebracht. Gelijk eeuwen daarna Johannes in zijn evangelie van het Woord schreef, dat alle dingen door Hem gemaakt zijn, zo wordt ook hier van de Wijsheid gezegd, dat Zij het is, waardoor God alles heeft gewerkt. Woord en Wijsheid zijn één en wijzen op Hem, die zeggen kon: Eer Abraham was, ben Ik. 

Spr. 8:34

Spr 8:34 Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. (SV)

Dagelijks wakende aan Mijn poorten enz. De poorten van het huis der Wijsheid, dat in hoofdst. 9 beschreven wordt. Wakend en waarnemend, om, zodra de Wijsheid zich aan de mensen vertoont, haar deelachtig te worden. Hier wordt ons het waken aanbevolen, en het op wacht staan aan de deur van het paleis der wijsheid. Als wij wijsheid willen verzamelen (het volgende vers betreft het vinden van de wijsheid), moeten wij de moeite van het wachtend en wakend uitzien niet ontzien. Het waken en waarnemen houdt geen werkeloosheid of luiheid in, waartegen dezelfde Wijsheid waarschuwt. We hebben onze plichten te vervullen.

1Kon 10:8 Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen! (SV)

Bron

Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Spr. 8:30, 34.  Enige tekst hiervan is verwerkt.