Talent

Uit Christipedia

Een talent (Lat. talentum; Gr. talanton; Hebr. Kikkar) was in de oudheid een gewicht en een geldeenheid. Een gewichtstalent is ruwweg 30 kg[1]. Een talent als geldeenheid was de hoogste Griekse geldeenheid. De geldswaarde is gelijk aan 6000 daglonen, ofwel het loon van 20 jaren arbeid. In twee gelijkenissen van de Heer Jezus speelt het talent een rol.

Eenheid van gewicht

Het talent als gewicht werd door de Hebreeën gebruikt om de hoeveelheid van metalen, zoals van ijzer, koper, lood, inzonderheid van zilver en goud, te berekenen. 

Ezr 7:22 tot honderd talent zilver, tot honderd kor tarwe, tot honderd bat wijn, tot honderd bat olie; ... (HSV)

De oversten in Israël gaven vrijwillig tot de bouw van Gods huis in Jeruzalem:

1Kr 29:7 Zij gaven voor de dienst van het huis van God vijfduizend talent goud, tienduizend drachmen, tienduizend talent zilver, achttienduizend talent koper en honderdduizend talent ijzer. (HSV)

Onder de plagen die de wereld eens zullen treffen, zijn enorm zware hagelstenen, elk met het gewicht van een talent (enkele tientallen kilogrammen).

Opb 16:21 En een grote hagel, elke steen ongeveer een talent zwaar, viel uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan is zeer groot. (TELOS)

Eenheid van geld

Daar de geldswaarde gewoonlijk door het gewicht bepaald werd, werd het talent ook als eenheid van geld gebruikt. Een talent zilver gold 60 mina's (of 'minen'), 3000 heilige en 6000 gewone sikkelen (of 'sikkels', 'shekels'). Een talent goud was meer waard. 

1 talent zilver = Griekse 60 mina’s = 60 x 100 Romeinse denaries = 6000 denaries = 6000 x 1 dagloon van een gewone arbeider = 6000 daglonen = 6000/300 is 20 jaren arbeidsloon[2].

Gelijkenis van de kwijtschelding

In een gelijkenis van het Koninkrijk der hemelen, de gelijkenis van de kwijtschelding, vertelt de Heer Jezus van een man die een enorm grote schuld van tienduizend talenten had.

Mt 18:24 Toen hij nu begon af te rekenen, werd er een bij hem gebracht die tienduizend talenten schuldig was.
Mt 18:25 Daar hij echter niets had om te betalen, beval zijn heer hem te verkopen met zijn vrouw en zijn kinderen en alles wat hij had, en dat er betaald moest worden.
Mt 18:26 De slaaf dan viel smekend voor hem neer en zei: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
Mt 18:27 De heer van die slaaf nu werd met ontferming bewogen, liet hem vrij en schold hem de lening kwijt.
Mt 18:28 Toen die slaaf echter naar buiten ging, vond hij een van zijn medeslaven, die hem honderd denaren schuldig was; en hij pakte hem beet, greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent.
Mt 18:29 Zijn medeslaaf dan viel neer en smeekte hem aldus: Heb geduld met mij en ik zal je betalen.
Mt 18:30 Hij wilde echter niet, maar ging weg en wierp hem in de gevangenis, totdat hij zou betalen wat hij schuldig was.
(TELOS)

De eerste schuld, waarmee de eerste schuldenaar bij de Koning in het krijt stond, bedroeg 20 jaren dagloon x 10.000 = 200 duizend jaren dagloon. Een onbetaabare som. De tweede schuld, die de tweede schuldenaar aan de eerste schuldenaar moest betalen, bedroeg 100 denaren = 100 daglonen =100/300 is een derde jaarloon. Anders gezegd, een schuld van 60 miljoen daglonen tegenover een schuld van 100 daglonen. De eerste schuld was 600.000 maal groter. Vergelijk, om de verhouding te verstaan: een schuld van 600.000 euro tegenover een schuld van 1 euro.

Een dergelijke schuld aan een koning is in het gewone leven mogelijk, bijvoorbeeld bij een ambtenaar die belastinggelden heeft achtergehouden. Galilea en Perea brachten samen in 4 v. Chr. tweehonderd talenten aan belasting op[3]. Judea, Idumea en Samaria moesten jaarlijks 600 talenten aan belasting betalen. In elk geval maakt de gelijkenis ons duidelijk dat God ons in Zijn ontferming onnoemelijk veel meer vergeeft dan de schuld die een medemens bij ons heeft. 

Gelijkenis van de talenten

In een andere gelijkenis van het Koninkrijk der hemelen, de gelijkenis van de talenten (Matth. 25:14v), ontvangen de slaven van een heer, vóór diens vertrek naar het buitenland, elk één tot vijf talenten, ieder naar zijn bekwaamheid. De talenten stellen aan hen toevertrouwde bezittingen van de heer voor, waarmee de slaven hebben te werken. Opvallend is dat de heer de vijf talenten 'weinig' noemt, het was een klein deel van zijn bezit, hij had 'veel' (Matth. 25:21). De heer in de gelijkenis moet derhalve schatrijk zijn. Eén van de slaven echter verstopt het ene talent, waarmee hij moest handelen, in de grond, uit angst voor zijn heer, die volgens hem een hard mens was. Isaac da Costa zegt als commentaar: "Nee, u kende Hem niet, boze mens! Anders zou u weten, dat het Hem niet te doen is geweest om Zich, maar om u te verrijken, door u met Zijn kapitaal en met uw winst te verrijken."[4]

'Gave, bekwaamheid'

In het Nederlands heeft 'talent' door die gelijkenissen een betekenis gekregen van 'natuurlijke begaafdheid, bekwaamheid'. In de gelijkenissen is de talent echter een geldsom en het aantal talenten in beheer gegeven wordt bepaald door de bekwaamheid van de ontvanger.   

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Hieruit is op 31 dec. 2012 enige tekst genomen en verwerkt.

Voetnoten

  1. De schattingen lopen sterk uiteen van 20 tot bijna 60 kg. Bijvoorbeeld het Nederlands Bijbelgenootschap geeft 24 kilogram op voor een talent zilver, zie bronpagina op RondomDeBijbel.nl (31 dec. 2012). De woordenlijst van de Nieuwe Bijbelvertaling geeft op: ca. 34 kg. De Herziene Statenvertaling heeft 30 kg als gewicht van een talent zilver (Ezr. 7:22). De TELOS-vertaling zegt: "20 a 40 kg".
  2. “Für ein Talent mußte ein Taglöhner ca. 6000 Tage arbeiten, das sind also etwa 20 Jahre!”, aldus het Grieks-Duitse Lexicon in de Online Bible, een uitgave van Importantia
  3. Josephus, Oudheden, xi. 4. 
  4. Aangehaald in: Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden(Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Matth. 25:25.