Tamar

Uit Christipedia

Tamar (= "palmboom") of Thamar is in de Bijbel de naam van vier vrouwen en van een plaats in het zuiden van Israël.

"De ontmoeting van Juda en Tamar". Schilderij door James Tissot.

Naam. De Hebreeuwse naam is תמר, Tamar, en betekent "palmboom". Het strongnummer is H8559. De naam komt 24x voor in het Oude Testament.

Verwijzingen. Er zijn drie vrouwen en een plaats die de naam Tamar dragen:

1. Tamar was eerst de vrouw van Er, een zoon van Juda. Zij was een Filistijnse (vgl. Gen. 38 en Gen 49:8-12; 1 Kron. 2:4)[1].

Ge 38:6 Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar naam was Thamar. (SV)
Na de dood van Er werd zij de vrouw van Onan, eveneens een zoon van Juda. Onan weerhield zijn zaad van haar en werd hierom door God gedood. Tamar, weduwe, vermomde zich als een hoer en liet haar schoonvader Juda, die meende dat zij een hoer was, tot haar ingaan. Zij werd zwanger en baarde een tweeling, Perez en Zera.
1Kr 2:4 Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf. (SV)
Familie van Juda
 
 
 
 
Jakob
 
Lea
 
Sua
(Kanaäniet)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Tamar
 
 
 
Juda
 
 
 
onbekend
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Perez
 
 
 
Er
 
Tamar
 
 
 
 
Zerah
 
 
 
Onan
 
Tamar
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Sela
 
Zij en haar zoon Perez worden vermeld in Mattheüs' geslachtsregister van onze Heer Jezus Christus.
Tamar ontredderd na haar verkrachting door haar halfbroer Amnon.

2. Tamar de knappe dochter van David en Maächa. Haar broer was Absalom, de derde zoon van David.

 
 
 
 
 
 
 
 
Ammihur
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Talmai
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ahinoam
 
David
 
Maächa
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Amnon
1e zoon van David
 
Absalom
3e zoon van David
 
 
 
 
 
 
Tamar
 
 
 
 
 

Tamar werd verkracht door haar halfbroer Amnon, de oudste zoon van David. Haar verkrachting werd twee jaar later gewroken door haar broer Absalom, die Amnon doodde. 2 Sam. 13.

3. Tamar de dochter van Absalom, 2 Sam. 14:27; niet te verwarren met zijn zus Tamar. Zij had drie broers, de zonen van Absalom.

4. De plaats Tamar, welke volgens Ezechiël het zuidwestelijkste grenspunt in Israël zijn zou, op de zuidelijke grens van Gad.
Eze 47:19 En de zuidzijde naar het zuiden: vanaf Tamar tot het water van Meribath-Kades, langs het beekdal naar de Grote Zee. Dat is dan de zuidzijde naar het zuiden. (HSV)
Eze 48:28 En grenzend aan het gebied van Gad, aan de zuidzijde naar het zuiden, ligt dan het gebied van Tamar, naar het water van Meribath-Kades, langs het beekdal tot aan de Grote Zee. (HSV)

Bronnen

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Thamar' is op 22 feb. 2017 verwerkt.

Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.

Voetnoot

  1. Aldus Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht. Boekencentrum, 1987. Commentaar bij Matth. 1:3. Onduidelijk is de grond waarop dit wordt beweerd.