Tent

Uit Christipedia

Een tent is een van doeken gemaakt tijdelijk verblijf, dat kan worden vervoerd. De bekendste tentwoning in de Bijbel is de tabernakel. De Heer Jezus heeft onder ons 'getabernakeld', zegt de Heilige Schrift (Joh. 1:14).

Nomaden, die geen vaste woonplaats hebben, verblijven in een tent. Ze trekken vaak als herders rond. Ook sommige reizigers nemen een tent mee om daarin te slapen. Ook soldaten op een veldtocht kunnen gebruik maken van een tent. Ook vluchtelingen verblijven vaak in een tent, in afwachting van een blijvend onderkomen in de vorm van een gebouwd huis.

Tent en gebouw. Een tent is tijdelijk, "roerend goed", een huis (gebouw) is blijvend. "onroerend goed". Verder, een huis is steviger dan een tent en daarom veiliger.

2 Cor. 5:1 Want wij weten, dat als onze aardse tent waarin wij wonen, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, een eeuwig huis, in de hemelen. (TELOS)

Materiaal. Tenten werden in bijbelse tijden meestal gemaakt van doeken van geweven geitenhaar. Geitenhaar heeft als voordeel dat het lucht doorlaat als het warm wordt, en dat het uitzet en het doek waterdicht maakt als het regent.

Opbouw. De doeken van geitenhaar werden over houten palen gehangen.

Kleur. De geiten die in het oude Israël werden gehouden waren vaak donker van kleur. De tenten waren daardoor meestal ook donker van kleur. De geliefde van Salomo in het Hooglied vergelijkt haar donkere huid met donkere tentdoeken.

Hoo 1:5 Donker van huid ben ik, maar bekoorlijk, dochters van Jeruzalem, als de tenten van Kedar, als de tentkleden van Salomo. (HSV)

Indeling. Een tent kon in verschillende ruimtes worden verdeeld door doeken op te hangen.

Nut. Een tent diende niet alleen tot slaapplaats. Zij bood ook schaduw en verkoeling als het heet was. Het dak van de tent zorgde voor schaduw. Abraham zat, toen God hem in mensengedaante tegemoet trad, in de schaduw van de ingang van zijn tent toen het heet werd.

Ge 18:1 Daarna verscheen de HEERE aan hem bij de eiken van Mamre, toen hij in de ingang van de tent zat en de dag heet werd. Ge 18:2 Hij sloeg zijn ogen op, en keek, en zie, er stonden drie mannen voor hem. Toen hij hen zag, liep hij hun snel uit de ingang van de tent tegemoet en boog zich ter aarde. (HSV)

De zijkanten van de tenten waren op warme dagen vaak opgerold, zodat de wind door de tent kon waaien en verkoeling brengen.

Gedurende de cam­pagne van Jozua hebben de Israëlieten in tenten (en spelonken) gewoond. Hoe daar het leven van hun aanvoerders was, wordt ons enigszins duidelijk bij de beschouwing van dit reliëf. Het reliëf vertoont Assyrische tenten met kriigers, kamelen, etc. Duidelijk ziet men het betrekkelijk rijke interieur van een tent, waarin iemand bezig is het bed (sofa) op te maken voor zijn vermoeide heer. Aan de hoofdzuil van de tent hangen een hoorn (bazuin?) en een waterkruik.

Tent van God. God woonde eertijds op aarde te midden van zijn volk in een tent, de tabernakel.

Model van de tabernakel in Timna, Israël.

Later bouwde Salomo Hem een huis, de tempel. Eerst een tent, daarna een gebouw. Zo ook bij ons: eerst een tent, daarna een andere behuizing. De ontelbaar vele heiligen uit de Grote Verdrukking komen in de tent van God in de hemel.

Opb 7:15 Daarom zijn zij voor de troon van God en zij dienen Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij die op de troon zit zal zijn tent over hen uitbreiden. (TELOS)

Bron

DeBijbel.nl, artikel Tent, geraadpleegd 15 mei 2017.