Terah

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Terach)

Terah, ook wel geschreven Terach, was de vader van Abraham en een van de voorvaders van de Heer Jezus. Zie Gen. 11: 24-32; Jozua 24: 2; 1 Kron. 1: 26; Luc. 3:34. Terach is ook de naam van een rustplaats van Israël in de woestijn, Num. 33:27-28.

Naam. In het Hebreeuws luiden de eigennaam en de plaatsnaam Terach. In het Grieks van de Alexandrijnse vertaling (Septuagint) van het Oude Testament is de naam Thara. De Statenvertaling spelt in het Oude Testament 'Terah' als de naam van Abrams vader en 'Tharah' als de naam van de rustplaats. De Herziene Statenvertaling spelt 'Terah' onderscheidenlijk 'Tarah'. De NBG51 heeft in beide gevallen 'Terach'. 

In het Nieuwe Testament wordt de eigennaam Terah alleen genoemd in de geslachtslijst van Lucas (3:34). De Statenvertaling spelt naar het Grieks de naam als 'Thara'. De Hebreeuwse naam Terach komt in het Oude Testament 13 keer voor, verspreid over 11 verzen. De herkomst of afleiding van de naam is onzeker. Van de betekenis zijn verschillende opgaven: rustplaats, leger(plaats), plaats, oponthoud[1], draling[2]

Terach was de zoon van Nahor (Gen. 11:24; 1 Kron. 1:26) en een achterachterkleinzoon van Heber.

Nageslacht van Sem
Hij was de vader van Abram, Nahor en Haran (Gen. 11: 26, 27). 
Ge 11:26 Terah had zeventig jaar geleefd, toen hij Abram, Nahor en Haran verwekte. (HSV)
Terah's nageslacht

Hij was ook de vader van Sarai, die met zijn zoon Abram trouwde. Abram en Sara hadden weliswaar enerlei vader, maar een verschillende moeder.

Terachs geboorteplaats was Ur in het land van de Chaldeeën. Daar diende hij afgoden. 
Joz 24:2 Toen zei Jozua tegen heel het volk: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Aan de overzijde van de rivier hebben uw vaderen van oude tijden af gewoond, [namelijk] Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend. (HSV)
In Ur overleed zijn zoon Haran.
Ge 11:28 Haran stierf tijdens [het leven] van zijn vader Terah, in zijn geboorteland, in Ur van de Chaldeeën. Ge 11:29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams vrouw was Sarai, en de naam van Nahors vrouw was Milka, een dochter van Haran, de vader van Milka en Jiska. (HSV)
Zijn zoon Abram kreeg een goddelijke roeping om uit Ur weg te gaan, naar een land dat God hem zou wijzen. Terah ging met zijn zonen Abram en Nahor op weg naar Kanaän. Zijn zoon Haran was in Ur gestorven. Terah ging halverwege wonen in Haran, zie kaart.
Terah trok van Ur naar Haran, in het noordwesten van het Tweestromenland, waar hij stierf.
Terah stierf te Haran in de ouderdom van 205 jaar. 
Ge 11:32 En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. (SV)
Hij wordt als voorvader van Jezus vermeld in de geslachtslijst van Lukas:
Lu 3:34 van Jakob, van Izaak, van Abraham, van Terah, van Nahor, (Telos)

Abram vertrekt uit Haran

Nadat Terah was overleden, trok zijn zoon Abram naar Kanaän met diens vrouw Saraï en diens neef Lot. Abram was toen 75 jaar oud. 
Ge 12:4 En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging. Ge 12:5 En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij verworven hadden, en de zielen, die zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen in het land Kanaän. (SV)
Dat Abram vertrok nadat Terah was gestorven, blijkt uit de rede van Stefanus voor de Hoge Raad:
Hnd 7:2 En hij zei: Mannen broeders en vaders, hoort. De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen hij in Mesopotamie was, voordat hij woonde in Haran, Hnd 7:3 en zei tot hem: ‘Ga uit uw land en uit uw familie en kom in het land dat Ik u zal wijzen’. Hnd 7:4 Toen vertrok hij uit het land van de Chaldeeen en ging in Haran wonen. En nadat zijn vader was gestorven, bracht Hij hem vandaar over in dit land waarin u nu woont. (TELOS)
Ook Philo van Alexandrië, een tijdgenoot van Stefanus, zegt[3] dat Abram na het overleden van Terah vertrok. 

Terah's leeftijd bij Abrams geboorte 

Dat Abram op 75 jarige leeftijd na de dood van zijn vader, die 205 jaar oud was geworden, vertrok, betekent dat Terah ongeveer 205 - 75 = 130 jaar oud was, toen hij Abram kreeg. Terah kreeg drie zonen en zijn eerste zoon kreeg hij op zijn 70ste. 
Ge 11:26 Terah had zeventig jaar geleefd, toen hij Abram, Nahor en Haran verwekte. Ge 11:27 Dit zijn de afstammelingen van Terah: Terah verwekte Abram, Nahor en Haran; en Haran verwekte Lot. Ge 11:28 Haran stierf tijdens [het leven] van zijn vader Terah, in zijn geboorteland, in Ur van de Chaldeeën. Ge 11:29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams vrouw was Sarai, en de naam van Nahors vrouw was Milka, een dochter van Haran, de vader van Milka en Jiska. (HSV)
Daar Terah 70 jaar oud was toen hij zijn eerste zoon kreeg en 130 jaar oud was toen hij Abram kreeg, moet zijn eerst zoon Haran of Nahor geweest zijn. Haran stierf als eerste, in Ur (Gen. 11:28). Milka, een dochter van hem, werd de vrouw van zijn broer Nahor. Gezien deze beide geschiedkundige feiten was Haran wellicht de eerstgeborene, de oudste zoon van Terah. 

Dat Abram als eerste van de drie zonen genoemd wordt (Gen. 11:26, 27) wordt verklaard doordat hij de hoofdpersoon in de navolgende geschiedenis is, de stamvader van Israël die het eerste door God geroepen werd en aan wie door God een talrijk nageslacht, een land en een zegen voor de wereld werden beloofd. 

Sommigen menen dat Abram de eerstgeborene van Terah was. Abram werd dan geboren toen zijn vader 70 jaar was. Daar Abram op zijn 75e vertrok, moet vader Terah toen 70 + 75 = 145 jaar oud zijn geweest. De tekst van de Samaritanen - de Samaritaanse Pentateuch - zegt dat Terah overleed toen hij 145 jaar oud was. De Samaritanen gaan er dus van uit dat Abram na het overlijden van zijn vader wegging, maar ook dat Abram de eerstgeborene was. Het lijkt erop dat ze op grond van beide aannames in hun Bijbeltekst Terah's ouderdom van 205 jaar hebben veranderd in 145 jaar. 

Voetnoten

  1. Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.), deel II, zegt op blz. 715: "waarschijnlijk is Terah af te leiden van het Aram. terach d. i. zich ophouden en moet het in verband gebracht worden met de omstandigheid, dat Terah in Haran bleef, terwijl Abraham naar Kanaan trok". 
  2. S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Therach. Volgens hem is de betekenis wellicht 'draling', naar het Chaldeeuws. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëedigd vertaler. 
  3. de Migr. Abr. p. 415