Toekomst van Israël

Uit Christipedia

De toekomst van Israël is beschreven in de Heilige Schrift. God, die het Begin en het Einde is, heeft vanaf het begin het einde verkondigd (Jes. 46:10), zowel het einde en de toekomst van Israël, als van de gemeente van Jezus Christus en van de wereld. De belangrijkste toekomstige gebeurtenissen met betrekking tot Israël zijn volgens de Bijbel:

  • Oorlog, verwoestingen tot het einde
  • De hervergadering van Israël
  • Nationaal, vóór-geestelijk herstel
  • Bouw van de derde tempel en herinvoering van de offerdienst
  • De verdrukking van Israël
  • De verlossing, bekering, verrijzenis en hereniging van Israël
  • De verheffing van Israël tot het hoofd der volkeren

Na de verwoesting van de tempel en de stad Jeruzalem in 70 na Chr. verkeerde het volk Israël eeuwenlang in een toestand die door de profeet Hosea is geschetst:
Hos 3:4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim. Hos 3:5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen. (SV)
Na die 'vele dagen' zullen de Israëlieten zich bekeren tot Jhwh, hun God. Uit andere Schriftplaatsen kunnen we ons een voorstelling maken van de weg die God met het volk gaat. Reeds Mozes, voordat het volk het beloofde land was ingegaan, sprak van een terugkeer tot God in het laatste der dagen. Daarbij vermeldt hij Gods motieven om Israël te herstellen: 1. Zijn barmhartigheid, en 2. Zijn trouw aan het verbond met de aartsvaders.
De 4:30 Wanneer gij in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen; in het laatste der dagen, dan zult gij wederkeren tot den HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn. De 4:31 Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch u verderven; en Hij zal het verbond uwer vaderen, dat Hij hun gezworen heeft, niet vergeten. (SV)

Tot het einde oorlog, verwoestingen

Echter, "tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen... " (Dan. 9:26)
Da 9:26  Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van een vorst, [een volk] dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten. Het einde ervan zal zijn in de [overstromende] vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen [waartoe] vast besloten is. Da 9:27  Hij zal voor velen het verbond versterken, één week [lang]. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste. (HSV)
Na de stichting van de staat Israël in het jaar 1948 heeft Israël verscheidene oorlogen gevoerd om te overleven. Tal van aanslagen op Joden zijn er geweest. Vanuit de Gazastrook worden van tijd tot tijd brandbommen en raketten richting Israël gezonden (anno 2020). Israël heeft na Wereldoorlog II vooral te lijden van vijandige moslim buurlanden. Arabische moslims beroepen zich op Ismaël, de eerstgeboren zoon van Abraham (uit Hagar), als hun vader. De strijd tussen Israël en de Arabieren begon met een conflict in het gezin van Abraham: Ismaël dreef de spot met de jongere Izak, ja, 'vervolgde' hem.
Ga 4:29  Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest was, zo ook nu. (Telos)
De moeitevolle toestand van het volk Israël zal voortduren "totdat over ons uitgegoten wordt de Geest uit de hoogte", dat is bij de wederkomst van Christus, de wedergeboorte van Israël.
Jes 32:9 Staat op, gij geruste vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters, die zo zeker zijt, neemt mijn redenen ter ore.  Jes 32:10  [Vele] dagen over het jaar zult gij beroerd zijn, gij [dochters], die zo zeker zijt, want de wijnoogst zal uit zijn, er zal geen inzameling komen. Jes 32:11  Beeft, gij geruste [vrouwen]; weest beroerd, [dochters], die zo zeker zijt; trekt u uit, en ontbloot u, en gordt [zakken] om uw lendenen. Jes 32:12  Men zal rouwklagen over de borsten, over de gewenste akkers, over de vruchtbare wijnstokken.  Jes 32:13  Op het land mijns volks zal de doorn [en] de distel opgaan; ja, op alle vreugdehuizen, [in] de vrolijk huppelende stad.  Jes 32:14  Want het paleis zal verlaten zijn, het gewoel der stad zal ophouden; Ofel en de wachttorens zullen tot spelonken zijn, tot in der eeuwigheid, een vreugde der woudezelen, een weide der kudden. Jes 32:15  Totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit de hoogte; dan zal de woestijn tot een vruchtbaar veld worden, en het vruchtbare veld zal voor een woud geacht worden. (SV)

Hervergadering in hun land

Israël wordt en zal worden hervergaderd in het land der belofte.
Eze 11:17  Zeg daarom: Zo zegt de Heere HEERE: Ik zal u verzamelen uit de volken, en Ik zal u bijeenbrengen uit de landen waarover u verspreid bent, en Ik zal u het land van Israël geven. (HSV)
Eze 34:13  En Ik zal ze uitvoeren van de volken, en zal ze vergaderen uit de landen, en brengen ze in hun land; en Ik zal ze weiden op de bergen Israëls, bij de stromen en in alle bewoonbare plaatsen des lands. (SV)
Eze 36:24 Ik zal u uit de heidenvolken halen en u uit alle landen bijeenbrengen. Dan zal Ik u naar uw land brengen. (HSV)
Jer 16:14 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat er niet meer zal gezegd worden: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd! Jer 16:15  Maar: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die de kinderen Israëls heeft opgevoerd uit het land van het noorden, en uit al de landen waarhenen Hij hen gedreven had! want Ik zal hen wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. (SV)
Jer 32:37  Ziet, Ik zal hen vergaderen uit al de landen, waarhenen Ik hen zal verdreven hebben in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid, en in grote verbolgenheid; en Ik zal hen tot deze plaats wederbrengen, en zal hen zeker doen wonen.  Jer 32:38  Ja, zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn.  Jer 32:39  En Ik zal hun enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen.  Jer 32:40  En Ik zal een eeuwig verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken. Jer 32:41  En Ik zal Mij over hen verblijden, dat Ik hun weldoe; en Ik zal hen getrouwelijk in dat land planten, met Mijn ganse hart en met Mijn ganse ziel.  Jer 32:42  Want zo zegt de HEERE: Gelijk als Ik over dit volk gebracht heb al dit grote kwaad, alzo zal Ik over hen brengen al het goede, dat Ik over hen spreke. (SV)
Jes 11:10  Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.  Jes 11:11  Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrie, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. Jes 11:12  En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks. (SV)
Deze hervergadering is gaande. Een deel van Israël is al terug in het land, maar in druk en benauwdheid. En in ongeloof aan de gekruisigde Gezalfde van de HEER. De hervergadering en de staatkundige opbouw hebben de vijandschap van de omringende volkeren opgewekt.

De hervergadering gaat door en het land wordt gebouwd. In 1948 is de staat Israël weer opgericht. In de synagogale eredienst is een gebed toegevoegd: „Onze Vader in de hemel, rotsvaste steun en verlosser van Israël, zegen de staat Israël, het ontluikend begin van onze verlossing.”[1]. In 2018 was de 'joodse gemeenschap' in Israël de grootste joodse gemeenschap in de wereld geworden; zij was de Jodenheid in Amerika in omvang gepasseerd.

Voleinding. De voltallige hervergadering van de Israëlieten in het hun beloofde land zal plaatsvinden na de wederkomst van de Messias.

Nationaal, vóór-geestelijk herstel

De volgende passage spreekt van een nationaal (en daarna geestelijk) herstel.
Ezech. 38:1  De hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij uit in den geest, en zette mij neder in het midden ener vallei; dezelve nu was vol beenderen. 2  En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele op den grond der vallei; en ziet, zij waren zeer dor. 3  En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet [het]! 4  Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen! hoort des HEEREN woord. 5  Alzo zegt de Heere HEERE tot deze beenderen: Ziet, Ik zal den geest in u brengen, en gij zult levend worden. 6  En Ik zal zenuwen op u leggen, en vlees op u doen opkomen, en een huid over u trekken, en den geest in u geven, en gij zult levend worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben.

7  Toen profeteerde ik, gelijk mij bevolen was, en er werd een geluid, als ik profeteerde, en ziet een beroering! en de beenderen naderden, [elk] been tot zijn been. 8  En ik zag, en ziet, en er werden zenuwen op dezelve, en er kwam vlees op; en Hij trok een huid boven over dezelve, maar er was geen geest in hen.

9  En Hij zeide tot mij: Profeteer tot den geest; profeteer, mensenkind! en zeg tot den geest: Zo zegt de Heere HEERE: Gij geest! kom aan van de vier winden, en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden. 10  En ik profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend en stonden op hun voeten, een gans zeer groot heir.

11  Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse huis Israëls; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren, wij zijn afgesneden. 12  Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal uw graven openen, en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in het land Israëls. 13  En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven zal hebben geopend, en als Ik u uit uw graven zal hebben doen opkomen, o Mijn volk! 14  En Ik zal Mijn Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal u in uw land zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, [dit] gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE. (SV)
Merk op dat het herstel verband houdt met de hervergadering in het land (vs. 12, 14). Bij het nationaal herstel mogen we denken aan de stichting van de staat Israël in 1948, de vorming van de krijgsmacht en de herleving van het Hebreeuws als nationale taal. In Matth. 21:18-20 vervloekt de Heer Jezus een vijgeboom. Die schijnt symbool te staan voor het volk Israël.
Mt 21:18 ‘s Morgens vroeg nu, toen Hij naar de stad terugkeerde, had Hij honger. Mt 21:19  En toen Hij een vijgeboom langs de weg zag, ging Hij er naar toe en vond niets daaraan dan alleen bladeren. En Hij zei tot hem: Laat van u in eeuwigheid geen vrucht meer komen! En de vijgeboom verdorde onmiddellijk. (Telos)
Maar daarentegen schijnt het uitbotten van de vijgeboom te strekken tot zinnebeeld van het (nationale) herstel van Israël.
Mt 24:32 Leert nu van de vijgeboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. Mt 24:33  Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur. (Telos)

Bouw van de derde Tempel en herinvoering van de offerdienst

Een deel van het nationaal herstel is de bouw van de derde tempel en de herinvoering van de offerdienst. Zie Tempel van de Antichrist.

Verdrukking, verlies en loutering

Aan het geestelijk herstel van Israël gaat een tijd van benauwdheid en ellende vooraf. De nabije toekomst van Israël laat zich (anno 2023) rampzalig aanzien.

Sommige christenen zien Psalm 83 voor hun ogen in vervulling gaan, eventueel reeds vanaf 1948:
Ps 83:1 Een lied, een psalm van Asaf. O God, zwijg niet, houd U niet doof, wees niet stil, o God! Ps 83:2 Want zie, Uw vijanden tieren, wie U haten, steken [hun] hoofd omhoog. Ps 83:3 Zij beramen listig een heimelijke aanslag tegen Uw volk en beraadslagen tegen Uw beschermelingen. Ps 83:4 Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt. Ps 83:5 Want samen hebben zij [in hun] hart beraadslaagd; [dezen] hebben een verbond tegen U gesloten: Ps 83:6 de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de Hagrieten, Ps 83:7 Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de bewoners van Tyrus. Ps 83:8 Ook Assyrië heeft zich bij hen aangesloten, zij zijn voor de zonen van Lot een [sterke] arm geweest. Sela Ps 83:9 Doe met hen als met Midian, als met Sisera, als met Jabin aan de beek Kison: Ps 83:10 zij zijn weggevaagd te Endor, zij zijn geworden tot mest op de aardbodem. Ps 83:11 Maak hen [en] hun edelen als Oreb en als Zeëb, al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna, Ps 83:12 die zeiden: Laten wij [deze] woningen van God voor onszelf in bezit nemen. Ps 83:13 Mijn God, maak hen als een werveldistel, als stoppels voor de wind. Ps 83:14 Zoals vuur een woud verbrandt, zoals de vlam de bergen verzengt, Ps 83:15 achtervolg hen zó met Uw storm, jaag hun schrik aan met Uw wervelwind. Ps 83:16 Bedek hun gezicht met schande, dan zullen zij, HEERE, Uw Naam zoeken. Ps 83:17 Laten zij beschaamd en door schrik overmand zijn tot in eeuwigheid, laten zij rood van schaamte worden en omkomen. Ps 83:18 Dan zullen zij weten, dat U - Uw Naam is HEERE! - U alleen de Allerhoogste bent over de hele aarde. (SV)
God zal alle volken tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen.
Zac 14:2 Dan zal Ik alle heidenvolken verzamelen voor de strijd tegen Jeruzalem. De stad zal ingenomen worden, de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen verkracht worden. De helft van de stad zal in ballingschap wegtrekken, maar het overige van het volk zal niet uitgeroeid worden uit de stad. (HSV)
Vergelijk de woorden van Zefanja in verband met het gericht over Jeruzalem (Zef. 3:1v):
Zef 3:8  Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE, op de dag dat Ik opsta om buit [te halen], want Mijn oordeel is de heidenvolken te verzamelen, de koninkrijken bijeen te brengen, om over hen Mijn gramschap uit te storten, heel Mijn brandende toorn. Want door het vuur van Mijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden. Zef 3:9 Voorzeker, dan zal Ik bij de volken [de lippen] veranderen in reine lippen, zodat zij allen de Naam van de HEERE zullen aanroepen, om Hem schouder aan schouder te dienen. (HSV)
Jer 30:4 En dit zijn de woorden, die de HEERE gesproken heeft van Israël en van Juda. Jer 30:5 Want zo zegt de HEERE: Wij horen een stem der verschrikking; er is vrees en geen vrede. Jer 30:6 Vraagt toch en ziet, of een manspersoon baart? Waarom zie Ik [dan] eens iegelijken mans handen op zijn lenden, als van een barende [vrouw], en alle aangezichten veranderd in bleekheid? Jer 30:7 O wee! want die dag is zo groot, dat zijns gelijke niet geweest is; en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob; nog zal hij daaruit verlost worden. Jer 30:8 Want het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, [dat] Ik zijn juk van uw hals verbreken, en uw banden verscheuren zal; en vreemden zullen zich niet meer van hem doen dienen. Jer 30:9 Maar zij zullen dienen den HEERE, hun God, en hun koning David, dien Ik hun verwekken zal. (SV)
Tweederde van de Israëliers zal worden uitgeroeid. De rest zal worden gelouterd, "zoals men zilver loutert" en "goud beproeft" (Zach. 13:9).
Zac 13:7 Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. Zac 13:8  En het zal geschieden in het ganse land, spreekt de HEERE, de twee delen daarin zullen uitgeroeid worden, [en] den geest geven; maar het derde deel zal daarin overblijven.  Zac 13:9  En Ik zal dat derde deel in het vuur brengen, en Ik zal het louteren, gelijk men zilver loutert, en Ik zal het beproeven, gelijk men goud beproeft; het zal Mijn Naam aanroepen, en Ik zal het verhoren; Ik zal zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen: De HEERE is mijn God. (...) Zac 14:2  Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden. (SV)
Dat vele Israëlieten zullen omkomen blijkt onder meer uit de benaming 'overblijfsel' die voor de overlevenden gebruikt zal worden.
Sef 3:11 Op die dag zult u niet beschaamd zijn over al uw daden waarmee u tegen Mij in opstand kwam, want dan zal Ik hen uit uw midden wegdoen die uitgelaten zijn over uw hoogmoed. Voortaan zult u zich niet meer verheffen omwille van Mijn heilige berg. Sef 3:12 Maar Ik zal in uw midden doen overblijven een ellendig en arm volk. Zij zullen op de Naam van de HEERE vertrouwen. Sef 3:13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen en geen leugen spreken, en in hun mond zal niet gevonden worden een tong die bedriegt. Ja, zij zullen weiden en neerliggen, en niemand zal [hun] schrik aanjagen. Sef 3:14  Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel [uw] hart, dochter van Jeruzalem! Sef 3:15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien. (HSV)
De Heer Jezus wijst erop dat als de dagen van de grote verdrukking niet in getal verkort zouden worden, er geen enkel vlees behouden zou worden.
Mt 24:22 En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden, maar terwille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort. (TELOS)
Dit duidt op een vreselijke reductie van de burgerbevolking van Israël. Ook de wereldbevolking zal een verschrikkelijke vermindering kennen. Doch Israël zal niet geheel omkomen. Het zal niet van de kaart worden geveegd.

De tijd van verdrukking is tevens een tijd van loutering.

Verlossing, bekering, verrijzenis

Verlossing. God zal als weleer Zijn volk te hulp komen en verlossen, door Jezus Christus, de Zoon van David.
Jer 23:5 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jer 23:6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: de HEERE ONZE GERECHTIGHEID. (HSV)
Herenting op de olijfboom. Israël zal behouden worden en als vruchtdragend verbondsvolk worden hersteld.
Ro 11:12  En als hun overtreding de rijkdom van de wereld is en hun verlies de rijkdom van de volken, hoeveel te meer hun volheid! (...) Ro 11:15  Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden? (...) Ro 11:19  U zult dan zeggen: Er zijn takken afgebroken, opdat ik zou worden geënt. (...) Ro 11:23  En ook zij zullen, als zij niet in het ongeloof blijven, weer geënt worden; want God is machtig hen opnieuw te enten.  Ro 11:24  Want als u uit de van nature wilde olijfboom uitgehouwen en tegen de natuur op de edele olijfboom geënt bent, hoeveel te meer zullen dezen, die natuurlijke takken zijn, op hun eigen olijfboom geënt worden! Ro 11:25  Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is, opdat u niet wijs bent in eigen oog, dat er voor een deel over Israël verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan; Ro 11:26  en zo zal heel Israël behouden worden, zoals geschreven staat ‘Uit Sion zal de Redder komen; Hij zal de goddeloosheden van Jakob afwenden. (Telos)
Komst van de Messias. De Heer Jezus verschijnt aan Israël, wanneer het volk zegt "Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer".
Mt 23:39 Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’. (TELOS)
De Heer Jezus zal uit de hemel tevoorschijn komen. In zijn laatste woorden, voor zover ze voor ons zijn opgetekend, sprak Mozes:
De 33:26 Niemand is er gelijk God, o Jeschurun! Die op den hemel vaart tot uw hulp, en met Zijn hoogheid op de bovenste wolken. (SV)
De Heiland zal neerdalen en komen uit zuidelijke richting (Teman, Paran) en zal zijn voeten zetten op de Olijfberg die ten oosten van Jeruzalem is.
Hab 3:3 God komt van Teman en de Heilige van het gebergte Paran. sela Zijn majesteit bedekt de hemelen, en de aarde is vol van zijn lof. Hab 3:4 Er is een glans als van zonlicht, lichtstralen heeft Hij aan zijn zijde en daar is het omhulsel zijner kracht. Hab 3:5 Voor Hem uit gaat de pest en koortsgloed volgt Hem op de voet. Hab 3:6 Hij staat en doet de aarde schudden; Hij ziet rond en doet de volken van schrik opspringen, de aloude bergen liggen verpletterd, de eeuwige heuvelen zinken ineen; de eeuwenoude wegen zijn zijne. Hab 3:7 Ik zie de tenten van Kusan onder druk, de tentkleden van het land van Midjan sidderen. Hab 3:8 Is tegen de rivieren, o HERE, is tegen de rivieren uw toorn ontbrand, of tegen de zee uw verbolgenheid, dat Gij rijdt op uw paarden, op uw zegewagens? Hab 3:9 Reeds is uw boog ontbloot, Gij hebt U voorzien van pijlen in overvloed. sela Gij splijt de aarde tot rivieren, Hab 3:10 de bergen zien U, zij beven, stromen van water trekken voorbij, de watervloed verheft zijn stem, hij steekt zijn handen omhoog. Hab 3:11 De zon, de maan treden terug in haar woning, wegens het licht van uw voortsnellende pijlen, wegens de glans uwer bliksemende speer. Hab 3:12 In gramschap doorschrijdt Gij de aarde, in toorn dorst Gij de volkeren. Hab 3:13 Gij trekt uit tot redding van uw volk, tot redding van uw gezalfde. Gij verbrijzelt het bovenste van des goddelozen huis en ontbloot het fundament tot de laatste steen. sela Hab 3:14 Gij doorsteekt met zijn eigen pijlen het hoofd zijner krijgslieden, die aanstormen om mij te verstrooien met een gejuich, alsof zij de ellendige in een schuilhoek verslonden. Hab 3:15 Gij betreedt met uw paarden de zee, de schuimende vloed der grote wateren. Hab 3:16 Toen ik het hoorde, beefde mijn binnenste; op het gerucht daarvan sidderden mijn lippen; bederf kwam in mijn gebeente en ik beefde op de plaats waar ik stond; toch zal ik rustig afwachten de dag der benauwdheid, wanneer die aanbreken zal voor het volk dat met benden ons aanvalt. (NBG51)
Sommige vertalingen, waaronder de Statenvertaling, hebben in Hab. 3:13 'tot verlossing met uw Gezalfde'. De Hebreeuwse woorden voor 'verlossing' en 'Gezalfde' zijn verwant met de naam 'Jezus Messias'.
Zac 14:3 Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd. Zac 14:4 Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten [er] van. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de [ene] helft van de berg naar het noorden zal wijken en de [andere] helft ervan naar het zuiden. Zac 14:5 Dan zult u vluchten [door] het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal. Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U! Zac 14:6 Op die dag zal het geschieden dat het kostbare licht er niet zal zijn, [evenmin] de dikke duisternis. Zac 14:7 Maar er zal één dag zijn, die de HEERE bekend zal zijn, geen dag en geen nacht. Het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft. (HSV)
Dat Jahweh zelf Israëls vijand heeft weggevaagd en in het midden van Zijn volk zal zijn, is reden tot grote blijdschap.
Sef 3:14 Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel [uw] hart, dochter van Jeruzalem! Sef 3:15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien. Sef 3:16 Op die dag zal tegen Jeruzalem gezegd worden: Wees niet bevreesd, Sion! Verlies de moed niet. Sef 3:17 De HEERE, uw God, is in uw midden, een Held, [Die] verlossen zal. Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verblijden met gejuich. (HSV)
Volledige hervergadering.
Jes 11:10  Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn. Jes 11:11  Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrie, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. Jes 11:12  En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks. Jes 11:13  En de nijd van Efraïm zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraïm zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraïm niet benauwen.  Jes 11:14  Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven; aan Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn. (SV)
Jer 23:3  En Ik zal het overblijfsel Mijner schapen Zelf vergaderen uit al de landen, waarhenen Ik ze verdreven heb; en Ik zal ze wederbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar zijn, en vermenigvuldigen. Jer 23:4  En Ik zal herderen over hen verwekken, die ze weiden zullen; en zij zullen niet meer vrezen, noch verschrikt worden, noch gemist worden, spreekt de HEERE. Jer 23:5  Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jer 23:6  In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID. Jer 23:7  Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat zij niet meer zullen zeggen: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd. Jer 23:8  Maar: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die het zaad van het huis Israëls heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven had! want zij zullen wonen in hun land. (SV)
Overwinning over vijanden. Israël zal de omringende vijanden verslaan en onderwerpen.
Jes 11:14  Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven; aan Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn. (SV)
Bekering. De kinderen van Israël zullen zich bekeren.
Hos 3:4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim. Hos 3:5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen. (SV)
Hos 14:2 Bekeer u, o Israël! tot den HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid. Hos 14:3 Neem [deze] woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen. Hos 14:4 Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij U ontfermd worden. Hos 14:5 Ik zal hunlieder afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd. Hos 14:6 Ik zal Israël zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon. Hos 14:7 Zijn scheuten zullen zich uitspreiden, en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms, en hij zal een reuk hebben als de Libanon. Hos 14:8 Zij zullen wederkeren, zittende onder zijn schaduw; zij zullen ten leven voortbrengen [als] koren, en bloeien als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon. Hos 14:9 Efraïm! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb [hem] verhoord, en zal op hem zien; Ik zal [hem] zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. (SV)
Het volk van Israël zal 'tot de Heer terugkeren'.
2Co 3:16  maar wanneer het tot [de] Heer zal terugkeren, wordt de bedekking weggenomen.) (Telos)
Israël zal niet meer op een machtige buitenlandse mogendheid vertrouwen (Hos. 14:4), noch op hun krijgsmacht, noch op hun product. De afkerigheid ten opzichte van God en Zijn Christus zal genezen worden (Hos. 14:5).
Sef 3:11 Op die dag zult u niet beschaamd zijn over al uw daden waarmee u tegen Mij in opstand kwam, want dan zal Ik hen uit uw midden wegdoen die uitgelaten zijn over uw hoogmoed. Voortaan zult u zich niet meer verheffen omwille van Mijn heilige berg. Sef 3:12 Maar Ik zal in uw midden doen overblijven een ellendig en arm volk. Zij zullen op de Naam van de HEERE vertrouwen. Sef 3:13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen en geen leugen spreken, en in hun mond zal niet gevonden worden een tong die bedriegt. Ja, zij zullen weiden en neerliggen, en niemand zal [hun] schrik aanjagen. Sef 3:14  Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel [uw] hart, dochter van Jeruzalem! Sef 3:15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien. (HSV)
Wannéér zullen de Israëlieten zich bekeren tot Jhwh, hun God? Na 'vele dagen' zegt Hos. 3:4. Maar in Hos. 6:2 wordt gesproken van 'twee dagen', waarna God het volk zal levend maken.  
Hos 6:1 Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. Hos 6:2 Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. Hos 6:3 Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt. (HSV)
De 'vele dagen' zijn naar menselijke tijdrekening. Voor God echter zijn duizend jaren als één dag en één dag als duizend jaar. "Maar laat dit ene u niet onbekend zijn, geliefden, dat een dag bij de Heer is als duizend jaar en duizend jaar als een dag." (2 Petr. 3:8) Nemen we nu overeenkomstig de goddelijke dagtelling één dag voor één duizendtal jaren, dan volgt daaruit dat God het volk Israël na twee millennia levend zal maken, in het derde millenium doen verrijzen. De Heer Jezus verbleef twee dagen in de dood en werd door God op de derde dag opgewekt. Hierin is de Messias een zinnebeeld en voorafschaduwing van de doodse toestand en verrijzenis van zijn volk[2]. Hun aanneming door God is, aldus de apostel Paulus, "leven uit de doden" (Rom. 11:15).
Ro 11:15 Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden? (TELOS)
Vers 3 van Hosea 6 spreekt van de verschijning van Jhwh. De Messias zal aan Zijn volk in heerlijkheid verschijnen, als de zon der gerechtigheid. "Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal." (Mal. 4:2, HSV). En gelijk de regen zal Hij Zijn volk vruchtbaarheid en zegen aanbrengen. Zoals de Heer Jezus na zijn verrijzenis aan zijn leerlingen verscheen en hun zijn wondetekenen toonde, zo zal Israël zien op Hem "die zij doorstoken hebben".
Zach. 12:10 Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als [met] de rouwklacht over een enig [kind] en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.(HSV)
Het herstel van Israël na de reddingsoperatie door de Heer houdt ook een verzameling in van de Israëlieten in het land. Uit de heidenlanden, waar ze gevangen, verdrukt en beschimpt ('antisemitisme'!) zijn, zullen ze bijeen worden gebracht.
Sef 3:18 Wie bedroefd zijn vanwege de samenkomst zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de smaad [drukt als] een last op hen. Sef 3:19 Zie, in die tijd ga Ik optreden tegen al uw verdrukkers. Ik zal verlossen wie mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is. Ik zal hen maken tot lof en tot een naam in heel het land waar zij beschaamd waren. Sef 3:20 In die tijd zal Ik u [hierheen] brengen, namelijk in de tijd dat Ik u zal bijeenbrengen. Voorzeker, Ik zal u maken tot een naam en tot lof onder alle volken van de aarde, wanneer Ik voor uw ogen een omkeer in uw gevangenschap breng, zegt de HEERE. (HSV)
Reiniging. Als God Israël uit alle landen heeft teruggebracht in het beloofde land, zal hij hen reinigen. Ze waren immers verontreinigd door hun wegen en handelingen (vgl. Ezech. 36:17).
Eze 36:24 Want Ik zal u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen. Eze 36:25 Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. (SV)
Vernieuwing, Geest en leven. God zal het volk Israël een nieuw hart en een nieuwe geest geven. God zal zijn Geest uitstorten en zij zullen de Heer Jezus, de zoon van David, als hun Verlosser aannemen. Ze zullen hun Messias, de van God gezonden verlosser en koning zien.
Eze 36:26 En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. Eze 36:27 En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen. Eze 36:28 En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn. (SV)
Ezech. 38:3  En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet [het]! 4  Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen! hoort des HEEREN woord. 5  Alzo zegt de Heere HEERE tot deze beenderen: Ziet, Ik zal den geest in u brengen, en gij zult levend worden. 6  En Ik zal zenuwen op u leggen, en vlees op u doen opkomen, en een huid over u trekken, en den geest in u geven, en gij zult levend worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben.

7  Toen profeteerde ik, gelijk mij bevolen was, en er werd een geluid, als ik profeteerde, en ziet een beroering! en de beenderen naderden, [elk] been tot zijn been. 8  En ik zag, en ziet, en er werden zenuwen op dezelve, en er kwam vlees op; en Hij trok een huid boven over dezelve, maar er was geen geest in hen.

9  En Hij zeide tot mij: Profeteer tot den geest; profeteer, mensenkind! en zeg tot den geest: Zo zegt de Heere HEERE: Gij geest! kom aan van de vier winden, en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden. 10  En ik profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend en stonden op hun voeten, een gans zeer groot heir.

11  Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse huis Israëls; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren, wij zijn afgesneden. 12  Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal uw graven openen, en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in het land Israëls. 13  En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven zal hebben geopend, en als Ik u uit uw graven zal hebben doen opkomen, o Mijn volk! 14  En Ik zal Mijn Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal u in uw land zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, [dit] gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE. (SV)
Mt 23:39 Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’. (TELOS)
God zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden en onreinheden. Al Israëls zonden worden in de diepten van de zee geworpen.
Ps 130:7 Laat Israël hopen op de HEERE, want bij de HEERE is goedertierenheid en bij Hem is veel verlossing. Ps 130:8 Ja, Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden. (HSV)
Mic 7:18 Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid! Mic 7:19 Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee. Mic 7:20 Gij zult trouw bewijzen aan Jakob, goedertierenheid aan Abraham, gelijk Gij van oude dagen af aan onze vaderen hebt gezworen. (NBG51)
Eze 36:29 Ik zal u verlossen van al uw onreinheden. ... (HSV)
Een engel van de Heer kondigde vóór de geboorte van de Messias aan dat Deze zijn volk zou behouden van hun zonden. Hij zei in een droom tegen Jozef:
Mt 1:21 Zij nu zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal zijn volk behouden van hun zonden. (TELOS)
God zal aan Israël wonderen laten zien, als ten tijde van de uittocht uit Egypte.
Mic 7:15 Evenals in de dagen, toen gij uittoogt uit het land Egypte, zal Ik hem wonderen doen zien. Mic 7:16 De volken zullen het zien en beschaamd worden, beroofd van al hun kracht; zij zullen de hand op de mond leggen, hun oren zullen doof worden. Mic 7:17 Zij zullen stof lekken als een slang, als kruipende dieren der aarde; zij zullen bevend uit hun burchten komen, sidderend zullen zij komen tot de HERE, onze God, en zij zullen voor U vrezen. (...) Mic 7:20 Gij zult trouw bewijzen aan Jakob, goedertierenheid aan Abraham, gelijk Gij van oude dagen af aan onze vaderen hebt gezworen. (NBG51)
Wanneer Israël tot de Heer zal terugkeren, wordt de bedekking, die over hun hart ligt, weggenomen. Ze zullen Gods heil in Jezus Christus, dat al in het Oude Testament is aangeduid, verstaan. Zij zullen zien dat hun Messias een weg moest gaan van lijden tot heerlijkheid (Jes. 53). Van de wegneming van de bedekking schrijft de apostel Paulus:
2Co 3:14 Maar hun gedachten zijn verhard geworden; want tot op heden blijft dezelfde bedekking bij het lezen van het oude testament, zonder weggenomen te worden, die in Christus te niet gedaan wordt. 2Co 3:15 Maar tot heden toe ligt er, wanneer Mozes wordt gelezen, een bedekking over hun hart; 2Co 3:16 maar wanneer het tot de Heer zal terugkeren, wordt de bedekking weggenomen. (TELOS)
De zonen van Jacob zullen hun broer Jozef (een type van Jezus), die zij aan de heidenen verkocht hadden, kennen als de verhoogde Heer, de Redder der Wereld, die hen genadig is. De broers zullen vrezende tot Jozef (Jezus) komen, die hun zijn goedheid zal bewijzen.
Hos 3:5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.
Israël zal God kennen en ernaar jagen Hem te kennen.
Hos 6:2 Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. Hos 6:3 Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt. (HSV)

Simon Khorolskiy – O Come, Emmanuel. Youtube.com: Simon Khorolskiy, 24 dec. 2021. Duur: 3 min. 37 sec. Engelse ondertiteling is aan te zetten. Roep om de komst van Emmanuel. Het is een kerstlied, maar even of nog meer toepasselijk op de wederkomst.

Hereniging

Op enig moment zullen de stammen van Israël, ten tijde van Salomo's opvolger verdeeld in 'Juda' en 'Israël / Efraïm', weer herenigd worden, ook al worden ze in de profetie nog afzonderlijk genoemd.

Jes 11:12  En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks.  Jes 11:13  En de nijd van Efraïm zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraïm zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraïm niet benauwen. Jes 11:14  Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven; aan Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn. (SV)
Jer 33:14 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israël en over het huis van Juda gesproken heb. (SV)
Jer 3:17 Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart. Jer 3:18 In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israël; en zij zullen te zamen komen uit het land van het noorden, in het land, dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb. (SV)
Jer 23:6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID. (SV)

Ezechiël 33-39 stelt de eenheid van het gehele volk Israël, dus van de twee en tien stammen, in het vooruitzicht.

God zal met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond maken (Jer. 31:31-34).

Jer 31:31 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Jer 31:32 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; Jer 31:33 Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. Jer 31:34 En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken. (SV)

Merk op dat in vers 33 alleen nog sprake is van het (ene) huis van Israël.

Verheffing

Herbouwing en herbewoning. Ten dage als God hen zal reinigen, zal Hij de steden doen bewonen en de puinhopen zullen herbouwd worden. Hij zal de verwoeste steden vol met mensen maken.

Eze 36:33 Zo zegt de Heere HEERE: Op de dag dat Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden doen bewonen en zullen de puinhopen herbouwd worden. Eze 36:34 Het verwoeste land zal bewerkt worden, in plaats van een woestenij te zijn voor de ogen van ieder die erdoorheen trekt. Eze 36:35 Zij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is als de hof van Eden geworden. De steden die verwoest lagen, verwoest en afgebroken, zijn versterkt [en] bewoond. Eze 36:36 Dan zullen de heidenvolken die om u heen overgebleven zijn, weten dat Ik, de HEERE, Zelf herbouw wat afgebroken is [en] beplant wat verwoest is. Ík, de HEERE, heb gesproken en Ik zal [het] doen. Eze 36:37 Zo zegt de Heere HEERE: Opnieuw zal Ik hierom door het huis van Israël gevraagd worden om dit voor hen te doen. Ik zal hen [even] talrijk aan mensen maken als aan schapen. Eze 36:38 Als [met] de geheiligde schapen, als [met] de schapen van Jeruzalem op hun vaste feestdagen, zo vol zullen de verwoeste steden worden met kudden mensen. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben. (HSV)
Am 9:14 Ik zal een omkeer brengen in de gevangenschap van Mijn volk Israël. Zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, zij zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, zij zullen tuinen aanleggen en de vrucht ervan eten. (HSV)
Veilig en zeker. God zal de Israëlieten veilig en onbezorgd doen wonen.
De 33:28 Israel dan zal zeker alleen wonen, [en] Jakobs oog zal zijn op een land van koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw druipen. (SV)
Vergelijk een ander vertaling:
De 33:28 Israël zal veilig wonen [en] alleen; het oog van Jakob zal gericht zijn op een land van koren en nieuwe wijn; ja, zijn hemel zal dauw laten neerdruppelen. (HSV)
Jer 23:4  Ik zal over hen herders doen opstaan die hen weiden zullen. Zij zullen niet meer bevreesd zijn, ontsteld zijn of gemist worden, spreekt de HEERE. Jer 23:5 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jer 23:6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: de HEERE ONZE GERECHTIGHEID. (HSV)
Jer 33:15 In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. Jer 33:16 In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID. (SV)
Sef 3:13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen en geen leugen spreken, en in hun mond zal niet gevonden worden een tong die bedriegt. Ja, zij zullen weiden en neerliggen, en niemand zal [hun] schrik aanjagen. Sef 3:14  Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel [uw] hart, dochter van Jeruzalem! Sef 3:15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien. (HSV)
Rust. God zal hen rust van rondom geven. Ze zullen in vrede met hun buurlanden leven. Vergelijk de rust die volgde op de hernieuwde toewijding onder koning Asa van Juda.
2Kr 15:15 ... want zij hadden met hun hele hart gezworen, en met hun hele wil Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en de HEER gaf hun rust van rondom.
Niet meer uitgerukt. Israel zal niet meer uit zijn land worden uitgerukt.
Am 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, (...) Am 9:14 En Ik zal de gevangenis van Mijn volk Israel wenden, en zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, en wijngaarden planten, en derzelver wijn drinken; en zij zullen hoven maken, en derzelver vrucht eten. Am 9:15 En Ik zal ze in hun land planten; en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit hun land, dat Ik hunlieden gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.
Gedachtenis. Hoewel Israël dankbaar en gelukkig in het land zal wonen, zal het zijn verleden niet vergeten. Het zal zijn verkeerde wegen en handelingen met schaamte en walging gedenken.
Eze 36:31 U zult zich uw slechte wegen en uw daden die niet goed waren, herinneren. U zult walgen van uzelf om uw ongerechtigheden en om uw gruweldaden. Eze 36:32 Ik doe het niet omwille van u, spreekt de Heere HEERE, laat dat u bekend zijn. Schaam u en word te schande vanwege uw wegen, huis van Israël. (HSV)

Israël zal wonen in een land dat onder Gods overvloedige zegen zal bloeien en zijn vrucht rijkelijk zal opbrengen. Het volk zal geen honger meer kennen. De laatste woorden van Mozes (Deut. 33) bevatten voorzeggingen aangaande Israël.

De 33:28 Israël zal veilig wonen [en] alleen; het oog van Jakob zal gericht zijn op een land van koren en nieuwe wijn; ja, zijn hemel zal dauw laten neerdruppelen. (HSV)
Eze 36:29 Ik zal u verlossen van al uw onreinheden. Ik zal roepen tegen het koren en Ik zal het veel doen worden: Ik zal u geen hongersnood opleggen. Eze 36:30 Ik zal de vrucht van de bomen en de opbrengst van het veld vermeerderen, zodat u onder de heidenvolken de smaad van de hongersnood niet meer ontvangt. (HSV)
Am 9:13 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat de ploeger de maaier zal ontmoeten en de druiventreder de zaaier, en dat de bergen zullen druipen van jonge wijn en al de heuvels doordrenkt zullen worden. (HSV)
Het koninkrijk voor Israël zal worden hersteld. De Heer Jezus zal zitten op de troon van Zijn vader David.
Jer 23:5  Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jer 23:6  In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID. (SV)
Jer 33:15 In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. Jer 33:16 In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID. Jer 33:17 Want zo zegt de HEERE: Aan David zal niet worden afgesneden een Man, Die op den troon van het huis Israëls zitte. (SV)
Naar dat herstel van het koninkrijk voor Israël vroegen Jezus' leerlingen aan Hem na Zijn opstanding:
Hnd 1:6 Zij dan die waren samengekomen, vroegen Hem aldus: Heer, zult U in deze tijd het koninkrijk voor Israel herstellen? Hnd 1:7 Hij echter zei tot hen: Het komt u niet toe tijden of gelegenheden te weten die de Vader in zijn eigen macht heeft gesteld. (TELOS)
God zal in het midden van het volk wonen.
Zac 2:10 Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw midden wonen, spreekt de HEERE. Zac 2:11 Veel heidenvolken zullen op die dag bij de HEERE gevoegd worden en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft. Zac 2:12 De HEERE zal Juda in eigendom nemen [als] Zijn deel in het heilige land. Hij zal Jeruzalem nog verkiezen. (HSV)
Het Levietische priesterschap zal worden hersteld.
Hos 3:4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim. Hos 3:5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen. (SV)
Jer 33:17 Want zo zegt de HEERE: Aan David zal niet worden afgesneden een Man, Die op den troon van het huis Israëls zitte. Jer 33:18 Ook zal den Levietischen priesteren, van voor Mijn aangezicht, niet worden afgesneden een Man, Die brandoffer offere, en spijsoffer aansteke, en slachtoffer bereide al de dagen. (SV)

De offers onder het oude verbond met Israël zagen vooruit op het offerwerk van Christus. De offers onder het nieuwe verbond zullen terugzien op het offerwerk van Christus, die Zichzelf eens en eenmaal tot een brandoffer, een spijsoffer en een slachtoffer heeft gegeven. Israël zal zijn vroegere verkeerde wegen en daden gedenken (Ezech. 36:31-32), maar ook het werk der verzoening door hun Heiland, onze Heer Jezus Christus, die voor zondaars stierf aan het kruis.

Hoofdschap. Vervuld zal worden de belofte bij gehoorzaamheid aan hun God:
De 28:10  En alle volken der aarde zullen zien, dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij zullen voor u vrezen. (...) De 28:13  En de HEERE zal u tot een hoofd maken, en niet tot een staart, en gij zult alleenlijk boven zijn, en niet onder zijn; wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede te houden en te doen; (SV)

Israël zal een leidende rol spelen in de wereld der volkeren.

Rijksomvang. Het gebied van Israel zal uitgebreid worden. Het is de vervulling van de oorspronkelijke landbelofte:
Ge 15:18 Die dag maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath: Ge 15:19 De Keniet, en de Keniziet, en de Kadmoniet, Ge 15:20 En de Hethiet, en de Fereziet, en de Refaieten, Ge 15:21 En de Amoriet, en de Kanaaniet, en de Girgaziet, en de Jebusiet.
God beloofde Abraham dat zijn zaad de steden van de vijandige volken erfelijk zou bezitten.
Ge 22:17  Voorzeker zal Ik u rijk zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren van de hemel, en als het zand dat aan de oever van de zee is; en uw zaad zal de poort van zijn vijanden erfelijk bezitten. (CP[2])
Een voorafschaduwing van de toekomstige rijksomvang was het gebied van de vredekoning Salomo:
Koninkrijk van David en Salomo

Een andere visie op het toekomstig gebied van Israël: van de Eufraat tot de Nijl
Jes 27:12  En het zal te dien dage geschieden, dat de HEERE uitkloppen zal, van de stroom der rivier af tot aan de rivier van Egypte; doch ulieden zult opgelezen worden, een bij een, o kinderen Israëls! (CP[2])
Het is niet geheel duidelijk of met de "rivier van Egypte" de Nijl, of een meer oostelijk gelegen vroegere Nijlarm of de 'beek van Egypte' (wadi el Arish), alle drie thans in Egypte.

Het land van Israël zal opnieuw worden ingedeeld:

Herindeling van het land Israël in het Duizendjarig Vrederijk
Zegen. Israël zal een zegen voor de wereld worden.
Jes. 19:22 En de HEER zal de Egyptenaars dapper slaan, en genezen; en zij zullen zich tot de HEER bekeren, en Hij zal Zich van hen verbidden laten, en Hij zal hen genezen. Jes. 19:23 Te dien dage zal er een gebaande weg wezen van Egypte in Assyrie, dat de Assyriers in Egypte, en de Egyptenaars in Assyrie komen zullen; en de Egyptenaars zullen met de Assyriers [de] Heer dienen. Jes. 19:24 Te dien dage zal Israel de derde wezen met de Egyptenaren en met de Assyriers, een zegen in het midden van de aarde. Jes. 19:25 Want de HEER der heerscharen zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriers, het werk van Mijn handen, en Israël, Mijn erfdeel! (SV)
Lof en dienst. Antisemitisme en Jodenhaat, verdrukking en beschimping, zullen hebben plaatsgemaakt voor lof en dienst van de zijde der volken. Dan zal in vervulling gaan de zegen die Izak aan Jakob gaf.
Ge 27:28  Moge God je geven van de dauw van de hemel, van de vruchtbare streken van de aarde: overvloed van koren en nieuwe wijn. Ge 27:29  Volken zullen je dienen, naties zullen zich voor je buigen. Wees heerser over je broers, de zonen van je moeder zullen zich voor je buigen. Vervloekt [moet zijn] wie jou vervloekt, en gezegend wie jou zegent! (HSV)
Jes 49:22  Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Mijn hand opheffen naar de heidenvolken, naar de volken zal Ik Mijn banier omhoogsteken. Dan zullen zij uw zonen brengen in de armen, en uw dochters zullen gedragen worden op de schouder.  Jes 49:23  En koningen zullen uw verzorgers zijn en hun vorstinnen uw voedsters. Zij zullen zich voor u neerbuigen met het gezicht ter aarde en zij zullen het stof van uw voeten likken. U zult weten dat Ik de HEERE ben: zij zullen niet beschaamd worden die Mij verwachten. (HSV)
Dat zal vervuld worden dankzij en in verbinding met de Messias. Over de verheerlijking van Israël spreekt uitvoerig Jes. 60:1v. De magiërs uit het Oosten hebben dat voorafgeschaduwd, toen zij de toekomstige koning der Joden bezochten. Onder alle volken der aarde zullen de Israëlieten geëerd worden.
Sef 3:19 Zie, in die tijd ga Ik optreden tegen al uw verdrukkers. Ik zal verlossen wie mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is. Ik zal hen maken tot lof en tot een naam in heel het land waar zij beschaamd waren. Sef 3:20 In die tijd zal Ik u [hierheen] brengen, namelijk in de tijd dat Ik u zal bijeenbrengen. Voorzeker, Ik zal u maken tot een naam en tot lof onder alle volken van de aarde, wanneer Ik voor uw ogen een omkeer in uw gevangenschap breng, zegt de HEERE. (HSV)

Kwestie

Volgens de apostel Paulus zal 'geheel Israël behouden worden'. Deze uitspraak wordt niet door iedere christen letterlijk opgevat. Volgens de zogeheten vervangingstheorie is de gemeente in de plaats van Israël gekomen. Israël heeft als Gods volk afgedaan. God gaat alleen verder met de gemeente, waarin het onderscheid van Jood en niet-Jood is weggevallen. Door de gemeente laat God zijn heil aan de wereld verkondigen. Op grond van geloof worden Jood en niet-Jood aan de gemeente toegevoegd. Voor het volk Israël bestaat geen bijzonder heilsplan meer.

In het licht van de Bijbelse gegevens in het Nieuwe en Oude Testament is die theorie echter onhoudbaar. In zekere zin is Israël terzijde gesteld, maar niet voorgoed verworpen. Er komt een ommekeer in het lot van Israël.  

Zie Vervangingsleer (omtrent Israël) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Meer weten

Johannes de Heer, Israëls herstel en terugkeer. Rotterdam: Fa. de Heer, 1918. Doorn: Het Zoeklicht, 6e druk 1990.

Zie ook

Voetnoot

  1. Gelijk zijn komst uit Egypte een vervulling was van de uitroeping van Israël uit Egypte. De Heer verbleef immers als kind in Egypte tot de dood van Herodes, "opdat vervuld werd wat door de Heer gesproken is door middel van de profeet, die zei’: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen’." (Matth. 2:15)
  2. 2,0 2,1 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.