Vermetel

Uit Christipedia

Vermetel is zeer stoutmoedig[1], zeer dapper[2], maar met de gedachte van 'te vergaand': al te stout, al te koen.

Het woord komt van het Middelnederlands 'hem vermeten'= zijn kracht overschatten. 'Vermeten' komt van 'meten'.[1] Bij Vondel is nog 'vermeten' te vinden. Vermetel heeft dan ook de betekenis van iemand, die zichzelf te veel toemeet, te stout is in de onderstelling van zijn krachten, gelijk ook het werkwoord zich vermeten de zin heeft van zich in het afmeten van zijn krachten en vermogens misgrijpen; en zich dienovereenkomstig iets verstouten te doen, waartoe men onbevoegd is.

Synoniemen zijn: onberaden, driest, gedurfd.[1]

Voorbeelduitdrukkingen: "een vermetel jongmens", "vermetel te werk gaan".[1]. Een voorbeeldzin: "Zij zijn op hun macht hoogmoedig en vermetel".

Vermetel en roekeloos zijn in betekenis deels overeenkomend. Roekeloos heeft tot stamwoord het oude roeck, roek = toezicht. De ontkenning van toezicht geeft dus aan roekeloos de betekenis van onbedacht; in het tegenwoordig gebruik, onbedacht stout of dapper, en zich zo in gevaar stellend. Voorbeeldzin: "Hoe roekeloos is die onverlaat in al zijn doen!" Vermetel heeft met roekeloos wel de zin van de te grote stoutheid, maar niet van de onbedachtheid gemeen.

Israël. Ofschoon God het volk Israël verbood om het beloofde in te trekken, deden zij het vermetel toch.
Maar ze waren vermetel genoeg, om toch de top van de berg te bestijgen, ofschoon de ark van Jahweh’s Verbond en Moses de legerplaats niet verlieten. (Canis)
Job. In Job 38-41 bestraft God Job wegens zijn vermetelheid[3].

Bronnen

Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.

Petrus Weiland, Kunstwoordenboek, of: Verklaring van allerhande vreemde woorden, benamingen, gezegden en spreekwijzen, die, uit verscheidene talen ontleend, in de zamenleving en in geschriften, betreffende alle vakken van kunsten, wetenschappen en geleerdheid voorkomen (1821) s.v. Vermetel, roekeloos, bloedvriend. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 16 nov. 2019.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.
  2. VanDale.nl, geraadpleegd 16 nov. 2019.
  3. Zie de samenvattingen in de Statenbijbel uitgegeven door het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Amsterdam, 1923.