Wassen

Uit Christipedia

Wassen is in de gewone zin: met water reinigen.

Wassen kan een zinnebeeldige handeling zijn. Zo is de doop van een bekeerde zondaar een zinnebeeldige wassing, reiniging.

Wassen in de figuurlijke betekenis is in de Schrift meestal zuiveren van een of meer figuurlijke smetten, van een zedelijke schuld (Ps. 11: 4; Job 9 : 30; Spr. 30: 12; Jes. 1:6; 4 :4; Jes. 2: 22; 4: 14. Openb. 7: 14). Koning David, die overspel gepleegd had en daarover bestraft was door de profeet Nathan, bad:

Ps 51:2 was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. (NBG51)

Een bijzondere figuurlijke betekenis heeft 'wassen' in Gen. 49:11, waar gezegd wordt dat Juda zijn kleed in wijn zal wassen, niet meer in het bloed van de vijand. Dit schetst een beeld van het vreedzame wonen in zijn rijk met wijn gezegend land.

Een farizeeër verwonderde zich in Luc. 11 dat de Heer Jezus zich voor het middagmaal niet eerst had gewassen.

Lu 11:37 Terwijl Hij nu sprak, vroeg een farizeeer Hem het middagmaal bij hem te gebruiken; en Hij ging naar binnen en lag aan.
Lu 11:38 Toen nu de farizeeer dit zag, verwonderde hij zich, dat Hij Zich voor het middagmaal niet eerst had gewassen.
Lu 11:39 De Heer nu zei tot hem: Nu, u farizeeen, u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en de schotel, maar uw binnenste is vol roof en boosheid.
Lu 11:40 Onverstandigen, heeft Hij die de buitenkant heeft gemaakt, ook niet de binnenkant gemaakt?
Lu 11:41 Geeft evenwel de inhoud als aalmoes, en zie, alles is u rein.
(TELOS)

Het hier gebruikte Griekse werkwoord 'baptizo' duidt het nemen van een bad aan, niet slechts het wassen van de handen. De kanttekening op de Statenvertaling vermeldt bij de woorden 'gewassen had': 'Grieks gedoopt ware'. Het was geen volksgebruik om voor het middagmaal een bad te nemen; het wordt ook onder de bepalingen van de schriftgeleerden niet aangetroffen. De Heer was echter in het gedrang van het volk geweest (vgl. Luc. 11:29 'Toen nu de menigten verder samenstroomden, begon Hij te zeggen'). De Farizeeërs wasten niet alleen de handen, voor het eten, door ze tot aan de ellebogen toe in het water te steken; maar als ze op de markt of onder veel volk waren geweest, of reden hadden om te denken of te vrezen dat ze misschien iets onreins of een onreine hadden aangeraakt, dompelden zij zich geheel en al in het water. De farizeeër in Luc. 11 verwonderde zich dat Jezus zich niet eerst geheel gewassen had.

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Wasschen. Hieruit is op 11 maart 2016 tekst genomen en verwerkt.

Patrik Polus Wels, Bijbelverklaring, commentaar bij Luc. 11:38. Tekst hiervan is op 11 maart 2016 verwerkt.