Zondaar

Uit Christipedia

Een zondaar is iemand die zondigt. Het woord 'zondaar' wordt in de Schrift gebruikt in een enge en ruime betekenis:

  1. Iemand die in (grove) openbare zonden leeft. Dit is de enge betekenis van 'zondaar'
  2. Iemand die zondigt en een zondig leven leidt, al of niet openbaar, al of niet in grove zonden. Dit is de ruime betekenis van 'zondaar'.

Het tegendeel van een zondaar is een rechtvaardige.

1Pe 4:18 En als de rechtvaardige met moeite behouden wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen? (Telos)

Soms worden zondaars onderscheiden naar de mate of ernst van hun zonde:

Lu 13:2 En Jezus antwoordde en zei tot hen: Denkt u dat deze Galileeers groter zondaars waren dan alle andere Galileeers, omdat zij dit hebben geleden? (Telos)

Een zondaar (in de eerste of tweede betekenis) heeft bekering nodig om behouden te worden.

Lu 15:7 Ik zeg u dat er zo blijdschap zal zijn in de hemel over een zondaar die zich bekeert, [meer] dan over negen en negentig rechtvaardigen die de bekering niet nodig hebben. (Telos)

1. Openbare grove zondaar

Van 'zondaar' in de enge zin spreekt dit gedeelte:

Joh 9:31 Wij weten dat God geen zondaars hoort, maar als iemand godvrezend is en zijn wil doet, die hoort Hij. (Telos)

Lu 15:1 Al de tollenaars en de zondaars nu kwamen telkens naar Hem toe om Hem te horen. (Telos)

Mt 9:10 En het gebeurde dat Hij in het huis aanlag, en zie, vele tollenaars en zondaars kwamen en lagen mee aan met Jezus en zijn discipelen. Mt 9:11 En toen de farizeeen het zagen, zeiden zij tot zijn discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars? (Telos)

Mt 11:19 De Zoon des mensen is gekomen en heeft gegeten en gedronken, en zij zeggen: Zie, een mens die een gulzigaard en wijndrinker is, een vriend van tollenaars en zondaars. En de wijsheid is gerechtvaardigd door haar werken. (Telos)

Lu 5:32 Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering. (Telos)

1Ti 1:9 doordat hij dit weet dat de wet niet bestemd is voor een rechtvaardige, maar voor wettelozen en weerspannigen, voor goddelozen en zondaars, voor onheiligen en ongoddelijken, voor vadermoorders en moedermoorders, voor doodslagers, 1Ti 1:10  hoereerders, hen die bij mannen liggen, mensenrovers, leugenaars, meinedigen en al wat verder ingaat tegen de gezonde leer, (Telos)

2. Iemand die zondigt

In de ruime zin van 'zondaar' is een zondaar iemand die zondigt, al of niet openbaar, al of niet frequent. Elke gelovige in Christus stemt toe dat hij of zij een zondaar was.

Ro 5:8 Maar God bevestigt zijn liefde tot ons hierin, dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. (Telos)

Ga 2:17 Maar als wij, terwijl wij trachten in Christus gerechtvaardigd te worden, ook zelf zijn gebleken zondaars te zijn, is dan Christus een dienaar van de zonde? Volstrekt niet! (Telos)

De Heer Jezus werd overgeleverd in de handen van zondaars:

Mt 26:45 Toen kwam Hij bij zijn discipelen en zei tot hen: Slaapt nu verder en rust. Zie, het uur is genaderd en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in handen van zondaars. (Telos)

Alle mensen hebben gezondigd, alle mensen zijn zondaars.

Ro 3:23 Want allen hebben gezondigd en komen te kort aan de heerlijkheid van God, (Telos)

Ro 5:12 Daarom, zoals door een mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en zo de dood tot alle mensen is doorgegaan, doordat allen gezondigd hebben… (Telos)

Oorzaak

Waardoor wordt een mens een zondaar? Door te zondigen.

Waardoor zondigt hij? Doordat hij is behept met een zondige aard.

Waardoor is hij behept met een zondige aard? Door overerving van zijn ouders.

Waardoor komen zijn ouders aan hun zondige aard? Uiteindelijk stamt hun zondige aard af van de eerste mens.

Waardoor kwam de eerste mens aan zijn zondige aard? Door de zondeval, door zijn ongehoorzaamheid (zonde). Door Adams ongehoorzaamheid zijn, zijn zijn nakomelingen tot zondaars gesteld.

Ro 5:19 Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens de velen tot zondaars zijn gesteld, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene de velen tot rechtvaardigen gesteld worden. (Telos)

Goeddoende zondaar

Een zondaar is niet iemand die slechts kwaad doet, hij kan ook goed doen, bijvoorbeeld liefhebben en geld of goed uitlenen:

Lu 6:32 En als u liefhebt hen die u liefhebben, wat voor dank hebt u? Immers, ook de zondaars hebben lief die hen liefhebben. (...) Lu 6:34 En als u leent aan hen van wie u hoopt terug te ontvangen, wat voor dank hebt u? Ook zondaars lenen aan zondaars om evenveel terug te ontvangen. (Telos)

De Heiland en de zondaars

De Heer Jezus Christus had zondaars op het oog, Hij zocht hen en hun bekering en behoud.

Lu 5:32 Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering. (Telos)

1Ti 1:15 Het woord is betrouwbaar en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld is gekomen om zondaars te behouden, van wie ik de voornaamste ben. (Telos) Treffend is dat vele, ja soms àl de zondaars (in enge zin) tot de Heiland kwamen:

Lu 15:1 Al de tollenaars en de zondaars nu kwamen telkens naar Hem toe om Hem te horen. (Telos)

Mt 9:10 En het gebeurde dat Hij in het huis aanlag, en zie, vele tollenaars en zondaars kwamen en lagen mee aan met Jezus en zijn discipelen. Mt 9:11 En toen de farizeeen het zagen, zeiden zij tot zijn discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars? (Telos)

De Heiland werd zelfs een 'vriend van (tollenaars en) zondaars' genoemd. Blijkbaar ging gij op vriendelijke wijze met hen om.

Mt 11:19 De Zoon des mensen is gekomen en heeft gegeten en gedronken, en zij zeggen: Zie, een mens die een gulzigaard en wijndrinker is, een vriend van tollenaars en zondaars. En de wijsheid is gerechtvaardigd door haar werken. (Telos)

In de ogen van sommigen was Jezus van Nazareth zelf een zondaar.

Joh 9:24 Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is. Joh 9:25 Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie. (Telos)

Hoewel de Heiland vriendelijk met zondaars omging, was hij in zedelijk opzicht van hen gescheiden. Zij zondigden, Hij zondigde niet. Zij bezigden vuile taal, hij sprak woorden van genade. Zij scholden, Hij schold niet terug.

Heb 7:26 Want zo’n hogepriester paste ons ook: heilig, onschuldig, onbesmet, gescheiden van de zondaars en hoger dan de hemelen geworden; (Telos)

Hoewel Hij vriendelijk met zondaars omging, hebben de zondaars (andere zondaars) hem niet vriendelijk bejegend, integendeel:

Mt 26:45 Toen kwam Hij bij zijn discipelen en zei tot hen: Slaapt nu verder en rust. Zie, het uur is genaderd en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in handen van zondaars. (Telos)

In zijn omgang met zondaars is de Heer Jezus een voorbeeld voor ons. Hij ging vriendelijk met hen om. Hij was evenwel heilig en deed niet met verkeerde dingen mee. Hij verdroeg hun tegenspraak en bezweek er niet door.

Heb 12:3 Want let op Hem die zo’n tegenspraak door de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt. (Telos)

De gelovige een zondaar?

De gelovige is iemand die tot bekering is gekomen, d.w.z. met zijn zondige leven heeft gebroken en zich tot God heeft gewend om Hem te dienen. Op grond van zijn geloof is hij gerechtvaardigd. Door bekering, geloof en toegerekende gerechtigheid is hij niet langer een zondaar, d.w.z. hij leeft niet langer in de zonde, hij leeft geen zondig leven meer, hij is niet meer in de macht van de zonde. Paulus ziet het zondaarschap van de gelovigen als een staat die tot de verleden tijd behoort.

Ro 5:8 Maar God bevestigt zijn liefde tot ons hierin, dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. (Telos)

Paulus neemt 'zondaar' hier in de betekenis van iemand die een zondig leven leidt.

Hoewel een gelovige niet langer een zondaar is, d.w.z. niet langer in de zonde leeft, is de gelovige nog altijd behept met een zondige geaardheid. Hij kan hierdoor tot zonde komen, soms (of dikwijls) zondigt hij en daardoor is hij praktisch niet volmaakt. Hij hoeft echter niet in de macht van de zonde te leven en een zondig leven te leiden.

Terwijl Paulus schrijft dat wij, gelovigen, zondaars waren, is hij zich bewust van de tegenwoordigheid der zonde in zijn vlees, van de zondige neigingen van het vlees en van zijn vroegere zondige gedrag. Daarom kan hij ook schrijven dat hij de voornaamste van de zondaren is (tegenwoordige tijd) niet was of is geweest.

1Ti 1:12  Ik dank Christus Jezus, onze Heer, die mij kracht gegeven heeft, dat Hij mij trouw heeft geacht, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft,  1Ti 1:13  mij die vroeger een lasteraar, een vervolger en een smader was; maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik het onwetend heb gedaan, in ongeloof;  1Ti 1:14  en de genade van onze Heer is meer dan overvloedig geweest met geloof en liefde, die in Christus Jezus is. 1Ti 1:15  Het woord is betrouwbaar en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld is gekomen om zondaars te behouden, van wie ik de voornaamste ben.  1Ti 1:16  Maar mij is daarom barmhartigheid bewezen, opdat Christus Jezus aan mij, de voornaamste, al zijn lankmoedigheid bewees tot een voorbeeld voor hen die in Hem zouden geloven tot het eeuwige leven. 1Ti 1:16  Maar mij is daarom barmhartigheid bewezen, opdat Christus Jezus aan mij, de voornaamste, al zijn lankmoedigheid bewees tot een voorbeeld voor hen die in Hem zouden geloven tot het eeuwige leven. (Telos)

Hoewel hij een heilig leven leidde, maakte hij zich één met zondaars, "van wie ik de voornaamste ben", "mij, de voornaamste". Die tegenwoordige vereenzelviging doet denken aan de Heer Jezus, die, hoewel Hij (alleen Hij als mens) zondeloos en volstrekt heilig was, zich door een verbaasde Johannes liet dopen, die tot dan toe berouw hebbende zondaars had gedoopt.

Soms moet een gelovige als zondaar worden aangesproken of worden behandeld, als hij op een bepaald punt blijft zondigen.

Jak 4:4 Overspeligen, weet u niet dat de vriendschap jegens de wereld vijandschap is jegens God? Wie dus een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God. (...) Jak 4:8 Nadert tot God en Hij zal tot u naderen. Reinigt de handen, zondaars, en zuivert de harten, wankelmoedigen. (Telos)

Jak 5:20 laat hij dan weten dat wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, zijn ziel van de dood redden en een menigte van zonden bedekken zal. (Telos)