Zondvloed

Uit Christipedia

De zondvloed (Eng. deluge; Fr. déluge) is de wereldwijde overstroming die in het derde millennium voor Christus als Godsgericht de aarde trof en al het menselijke en dierlijke leven op het land verdelgde. In de ark van Noach was er echter ontkoming.

Woord

Het woord 'zondvloed' betekent letterlijk 'grote vloed'. Het is ontstaan door vervorming van het 16e-eeuwse 'sintvloed', dat 'grote vloed' betekent, niet 'zonde-vloed'. 'Sint' hangt samen met het voorvoegsel zene- of sene- en heeft als deze een versterkende betekenis. Zo betekent zenegroen, de naam van een plant: "altijd groen". Het woord 'sintvloed' is vervormd tot 'zondvloed' doordat de vloed een gevolg was van de zonde èn men het eerste lid 'sint' in verband bracht met het woord 'zonde'. Duidelijk is de vervorming op te merken in de Oudhoogduitse vorm sintvluot tegenover de middelhoogduitse vorm Sündflut.[1] Het Duitse woord Sünde betekent: zonde.

'De ark is gesloten'. Schilderij door Jan van 't Hoff (GospelImages.nl).
Zondvloedscène (Scène de déluge). Schilderij van Jean Louis Théodore Géricault (1791–1824)

Zedelijke oorzaak

De oorzaak van de zondvloed is een zedelijke: de grote slechtheid van de mens, in zijn doen en denken.
Ge 6:5  En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en [dat]al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren.  Ge 6:6  Toen kreeg de HEERE er berouw over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart.  Ge 6:7  En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aardbodem verdelgen, van de mens tot het vee, tot de kruipende dieren en tot de vogels in de lucht toe, want Ik heb er berouw over dat Ik hen gemaakt heb.  Ge 6:8   Maar Noach vond genade in de ogen van de HEERE.  (...) Ge 6:11 Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol met geweld. Ge 6:12  Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want alle vlees had een verdorven levenswandel op de aarde. Ge 6:13 Daarom zei God tegen Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met geweld; en zie, Ik ga hen met de aarde te gronde richten." (HSV)
In die tijdsomstandigheden hield Noach zijn mond niet stil. Hij predikte gerechtigheid. God spaarde hem en de zijnen.
2Pe 2:5  en als Hij de oude wereld niet gespaard, maar Noach, een prediker van de gerechtigheid, een van de acht, behoed heeft toen Hij de zondvloed over de wereld van de goddelozen bracht; (Telos)

Tijd

De wereldwijde vloed gebeurde in het derde millennium vóór Christus, volgens sommigen rond 2345 v. Chr.[2].

De Schrift vermeldt van enkele gebeurtenissen wanneer ze plaatsvonden, zie onderstaand overzicht[3], dat uitgaat van een Hebreeuws jaar van 360 dagen. Noach en de zijnen en de dieren die met hen zijn verblijven ruim een jaar in de 'reddingsboot'.

Tijdlijn (dagen) Duur Maand/Dag Beschrijving Schriftplaats
-7 7 dagen In de zeven dagen vóór het uitbreken van de zondvloed ontvangt Noach de dieren in de ark en gaat hij er met zijn gezin in. Gen. 7:1
0 Starttijd.

600ste levensjaar van Noach:

2e maand,

17e dag van de maand

De fonteinen van de afgrond breken open en de sluizen van de hemel worden geopend; het begint te regenen. Dit gebeurt op de zeventiende dag van de tweede maand. Noach was zeven dagen eerder de ark ingegaan. Gen. 7:6, 10-11
40 40 dagen en nachten 3e maand,

27e dag van de maand

De plasregen valt 40 dagen lang. Gen. 7:12; 17-20
150 150 dagen (inclusief de eerste 40 dagen) 7e maand,

17e dag van de maand

In deze 150 dagen komt de hele aarde onder water. Het water stijgt 15 el (ca. 7,5 meter) boven de toentertijd hoogste plaatsen op aarde.

Het einde van deze 150 dagen is de 17e dag van de 7e maand (Gen. 8:4). Op die dag worden de fonteinen van de afgrond gesloten, de plasregen houdt op, en het water begint terug te keren van boven de aarde. De Ark rust op de bergen van Ararat.

Gen. 7:24–8:5
150 + 74 = 224 74 dagen 10e maand,

1e dag van de maand

De toppen van de bergen worden zichtbaar op de tiende maand, de eerste dag. Gen. 8:5
224 + 40 = 264 40 dagen 11e maand,

11e dag van de maand

40 dagen na het zichtbaar worden van de bergtoppen doet Noach het venster van de Ark open en laat een raaf uit. (De raaf gaat dikwijls heen en weer, totdat de wateren van boven de aarde verdroogd zijn.) Gen. 8:6-7
264 + 7 = 271 7 dagen 11e maand,

18e dag van de maand

7 dagen na de raaf laat Noach een duif los, om te zien of het water op de aardbodem afgenomen is. Zij vindt geen rustplaats en keert terug naar de ark. Gen. 8:6–12
271 + 7 = 278 7 dagen 11e maand,

25e dag van de maand

7 dagen later zendt Noach de duif opnieuw uit. Zij keert terug, maar ditmaal met een afgebroken olijfblad in haar bek. Daaraan wist Noach dat het oppervlak van de aarde tevoorschijn was gekomen.   Gen. 8:10–11
278 + 7 = 285 7 dagen 12e maand,

2e dag van de maand

7 dagen nadien laat Noach de duif voor de derde maal uit. De vogel keert niet terug. Gen. 8:12
314 29 dagen 601ste levensjaar van Noach:

1e maand,

1e dag van de maand

Noach verwijdert het deksel van de Ark op de eerste dag van de eerste maand. Het oppervlak van de aarde is opgedroogd, en Noach ziet dit zover hij kan zien. Gen. 8:13
370 (371 indien men de eerste en de laatste dag als volle dagen telt) 56 dagen 2e maand,

27e dag van de maand

De aarde is droog en God beveelt Noachs familie en de dieren uit de Ark te komen. God wil dat de dieren zich te vermenigvuldigen op de aarde.

56 dagen = 29,5 + 26,5. Vanaf de eerste dag van het jaar tijdens het daglicht gedeelte, toen Mozes het deksel verwijderde, waren er 29,5 meer dagen over in de maand plus 26,5 meer dagen over in de tweede maand tot het verlaten van de ark.

Gen. 8:14–17

Gen. 7

Ook in de beschrijving van de gerichten die in de tijd van einde (vóór de komst van Christus in heerlijkheid) over de aarde komen, worden tijden vermeld; zie Openbaring van Johannes/Onderwerpen.

Omvang

De zondvloed was een wereldwijde gebeurtenis, niet enkel een regionale overstroming. Voor die omvang zijn meedere aanwijzingen, bijbelse en buitenbijbelse.

Bijbelse aanwijzingen

Wanneer de Bijbelse passages over de zondvloed worden bestudeerd, dan is het duidelijk dat de zondvloed de wereld omspande. Genesis 7:11 stelt dat “alle bronnen van de diepte losbraken en de sluizen van de hemel opengingen” (zie de WV95 vertaling).

De duidelijkste verzen die het over de omvang van de zondvloed hebben zijn Genesis 7:19-23:
Het water bleef voortdurend toenemen, zelfs de hoogste bergen kwamen onder te staan. Tot vijftien el daarboven reikte het water, de bergen stonden helemaal onder. Alles wat op aarde leefde kwam om, alles wat er rond wemelde: vogels, vee, wilde dieren, en ook alle mensen. Alles wat op het land leefde en ademde vond de dood. Alles wat op aarde bestond werd weggevaagd: de mensen, het vee, de kruipende dieren en de vogels, ze werden van de aarde weggevaagd. Alleen Noach bleef over, met alles wat bij hem in de ark was.
In de bovenstaande passage zien we niet alleen het herhaaldelijke gebruik van hert woord “alles”, maar ook zinsnedes als “zodat alle hoge bergen, die onder den gansen hemel zijn, bedekt werden” (Statenvertaling), “tot vijftien el daarboven reikte het water, de bergen stonden helemaal onder” (dat was voldoende om de ark hier veilig overheen te laten varen) en “alles wat op aarde bestond werd weggevaagd: de mensen, het vee, de kruipende dieren en de vogels”, etcetera.

Bovendien is daar het gebod tot bouw van de ark. Als er sprake zou zijn geweest van een plaatselijke vloed, waarom zou God Noach dan hebben geboden om een ark te bouwen in plaats van er gewoon voor te zorgen dat de dieren en Noach’s mensen zouden migreren?

En dan is er de omvang van de ark. Waarom gebood God Noach om een ark te bouwen die groot genoeg was om alle verschillende landdieren te kunnen huisvesten die we tegenwoordig op aarde aantreffen? Het moet opgemerkt worden dat zelfs grote dinosaurussen op jonge leeftijd slechts kleine dieren zijn en dat het niet noodzakelijk was dat Noach volwassen dieren in de ark zou brengen. God droeg Noach op om twee van elk landdier in de ark te brengen (zeedieren werden niet meegenomen) met uitzondering van de ceremonieel reine dieren en alle vogels; van deze moest hij er zeven van elke soort in de ark brengen (Genesis 7:2-3).

Petrus beschrijft de zondvloed eveneens als een wereldwijde zondvloed. In 2 Petrus 3:6-7 stelt hij:
“en dat de toenmalige wereld vergaan is toen ze door het water werd overspoeld. Maar de tegenwoordige hemel en aarde worden door datzelfde woord bewaard om op de dag van het oordeel, waarop de goddelozen ten onder zullen gaan, te worden prijsgegeven aan het vuur”.
In deze verzen vergelijkt Petrus het “universele” komende oordeel met de zondvloed uit Noach’s tijd. Hij stelt dat de wereld die toen bestond door water werd overspoeld.

Daarnaast zou God’s belofte (Genesis 8:21; 9:11, 15) dat Hij nooit meer een dergelijke zondvloed zou gebruiken al herhaaldelijk zijn gebroken als het een plaatselijke zondvloed zou zijn geweest.

Verder kan gezegd worden dat alle mensen in de huidige wereld afstammelingen zijn van de drie zonen van Noach (Genesis 9:1, 19) en dat veel latere Bijbelse schrijvers de historiciteit van de wereldwijde Zondvloed accepteerden (Jesaja 54:9; 1 Petrus 3:20; 2 Petrus 2:5; Hebreeën 11:7).

Tenslotte geloofde de Heer Jezus Christus Zelf in de wereldwijde Zondvloed en Hij gebruikte deze als een symboliek voor de komende vernietiging van de wereld wanneer Hij terugkomt (Matteüs 24:37-39; Lucas 17:26, 27).

Buiten-bijbelse aanwijzingen

Er bestaan vele niet-Bijbelse bewijsstukken die op een wereldwijde catastrofe als de universele zondvloed wijzen.

  1. De uitgestrekte begraafplaatsen van fossielen die op elk continent worden aangetroffen,
  2. de grote hoeveelheid kolenafzettingen die een snelle bedekking van grote hoeveelheden vegetatie vereisten,
  3. het feit dat op bergtoppen over de hele wereld maritieme fossielen worden gevonden,
  4. de meer dan 270 vloedlegenden die in alle uithoeken van de wereld bestaan,
  5. en de grote hoeveelheid geologische formaties met uitgestrekte lagen van sedimentaire afzettingen (inclusief de lagen die we in de Grand Canyon kunnen zien) verlenen alle geloofwaardigheid aan een wereldwijde zondvloed. De volgende video laat zien dat afzettingsgesteenten door de werking van water en uitdroging in zeer korte tijd kunnen ontstaan, waarbij lagen niet na elkaar maar tegelijkertijd worden gevormd: video (33 minuten, Engels gesproken, Nederlands ondertiteld; Evangelische Hogeschool, 1997)

Volgens geleerden stond het zeeniveau ooit zo'n 200 meter hoger dan dat van het jaar 2012[4].

Op de Chathameilanden, ten oosten van Nieuw-Zeeland gelegen, zijn gefossiliseerde grote bomen in hun originele stand, bloeiende planten, zaadkegels en vreemde insecten aangetroffen[4].

Wereldbevolking

De Bijbel zegt niet hoeveel mensen er toentertijd de aarde bevolkten. We weten dat de mensen in de eeuwen vóór de zondvloed gemiddeld ouder werden dan in de eeuwen na de zondvloed. Stel dat iemand gemiddeld 100 jaar werd en een gezin gemiddeld 10 kinderen kreeg, dan komt men in 1000 jaar (na Adam) tot een populatie van zo'n 9 miljard mensen[5].

Oorsprong van het water

Uit Genesis 1:6-7 en 2:6 is het duidelijk dat het klimaat vóór de zondvloed aanzienlijk anders was dan wat we tegenwoordig waarnemen. Volgens een theorie viel er vóór de zondvloed geen regen en werd de hele aarde bevochtigd door een mist (vgl. Gen. 2:6).

Gebaseerd op deze en andere Bijbelse beschrijvingen, alsmede het fossielenbestand en de huidige geologische bevindingen, kan er redelijkerwijs gespeculeerd worden dat de aarde ooit door het een of andere watergewelf werd bedekt. Dit gewelf zou kunnen hebben bestaan uit waterdamp of zou uit ringen kunnen hebben bestaan, zoals de ijsringen van Saturnus. In combinatie met een diepe ondergrondse waterlaag, die tegelijkertijd over het land zou worden uitgestort (Genesis 2:6), zou dit een wereldwijde zondvloed tot gevolg hebben gehad. De theorie van het watergewelf is onder Bijbelgetrouwe christenwetenschappers echter om wetenschappelijke redenen omstreden.

Sommigen menen dat het water van de zondvloed grotendeels oceaanwater was, dat in beroering was gekomen door een grote wijziging in de stand van de aardas[6]. In de oceanen is genoeg water om elke berg op aarde te bedekken.

Overlevenden

Noach nam in de ark geen vissen mee, dat was niet nodig. De overlevende dieren waren allerlei soorten van 'al wat leeft, vaan alle vlees' (Gen. 6:19), 'al wat zich op de aarde roert' (Gen. 8:19): onderscheiden worden vee, kruipende dieren en vogels. Van elke soort een paartje, maar van elke soort van rein vee en van de vogels zeven paartjes (Gen. 7:2-3).

Na de vloed

Na de zondvloed verlaten Noach en de zijnen en de meegenomen dieren de ark (Gen. 8:18-19). De eerste daad van Noach die de Schrift dan vermeldt is de bouw van een altaar voor Jhwh, waarop hij brandoffers offert (Gen. 8:20). Naar aanleiding van dit welriekende offer besluit God de aarde voortaan niet meer te vervloeken en al het leven te doden (Gen. 8:21). Zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter zullen niet ophouden (Gen. 8:22). God zegent Noach en zijn zonen en draagt hen op zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen (Gen. 9:1). Dan richt Hij een verbond met hen en de dieren op, inhoudend de belofte dat er geen wereldwijde vloed meer zal komen (Gen. 10:8v). Als teken van het verbond stelt God de regenboog in (Gen. 10:12v).

Ander klimaat. Na de vloed is het klimaat veranderd.
Ge 8:22  Voortaan, al de dagen van de aarde, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden. (HSV)
Sommigen menen dat het klimaat is veranderd als gevolg van de verandering van de stand der aardas[6]. Sindsdien regent het, kennen wij weerpatronen, onweer, de regenboog, tornadoes en ijskappen. De aardas stond voordien gelijk met de stand van de zonne-as, waardoor er overal een gematigd klimaat was, een paradijselijk klimaat[5].

Natuurlijke oorzaak van de vloed

De natuurlijke middeloorzaak van de zondvloed is, volgens één mening, een grote plotselinge verandering van de stand van de aardas geweest, waardoor de stand 23,5 graden is verschoven en het klimaat is veranderd.[6][5] Een verandering die in weken of dagen plaatsgreep.

Aanwijzingen hiervoor zouden te vinden zijn in de Schrift. Eén aanwijzing hiervoor is de mededeling in Gen. 2:6, dat de aarde aanvankelijk door een mist werd bevochtigd en het nog niet regende (Gen. 2:6).
Ge 2:4  Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte. Ge 2:5  En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen. Ge 2:6  Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde den gansen aardbodem. (SV)
De zondvloed is mede veroorzaakt door langdurige regen (40 dagen en nachten). De zondvloedgeschiedenis zegt dat 'de fonteinen van de (grote) afgrond' werd 'opengebroken' en 'de sluizen van de hemel' werden 'geopend' (Gen. 7:11; 8:2).
Ge 7:11  In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend. (SV)

Ge 8:2  Ook werden de fonteinen des afgronds, en de sluizen des hemels gesloten, en de plasregen van den hemel werd opgehouden. (SV)
En na de zondvloed van Noach zijn er jaargetijden. God zei immers, nadat Noach Hem een offer had gebracht:
Ge 8:22  Voortaan, al de dagen van de aarde, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden. (HSV)
Die periode van regenloosheid en bevochtiging door een damp zou zo'n duizend jaar hebben geduurd, tot aan de zondvloed. Deze langdurige afwezigheid van regen is alleen mogelijk als je geen stormen en jaargetijden hebt. En dit laatste is alleen mogelijk als de stand van de aardas gelijk is aan de rotatie-as van de zon. De hele aarde zou dan een gematigd warm klimaat hebben. De noord- en zuidpolen zouden kouder zijn, maar niettemin een gematigd klimaat hebben. De hele aarde zou 'een tropisch paradijs' zijn[5]. Gedurende de nacht zou een mist het land bedekken en bevochtigen. De huidige stand van de aardas veroorzaakt een onevenwichtige verwarming van de aarde en dit veroorzaakt de stormen, de jaargetijden, de woestijnen. De zondvloed hangt samen met een wijziging van de aardas met 23,5 graden. Deze verandering bracht het water in beroering en het land werd overstroomd.

De Aarde is thans voor 70% bedekt met water. De oceanen omvatten 97% van al het water op Aarde[7]. Hun gemiddelde diepte is 3682 meter[7]. De gemiddelde hoogte van het landoppervlak boven de zeespiegel is ongeveer 700 meter[8]. Wanneer al dat water heen en weer gespoeld wordt, wordt het droge land makkelijk overspoeld.

Een andere aanwijzing zijn de oude steden en andere overblijfselen van menselijke beschaving die onder het wateroppervlak zijn gevonden. Hun ondergrond is langzaam gezakt als gevolg van een verandering in de stand van de aardas[5]. Andere landmassa's kwamen juist naar boven. Voorbeelden van in de zee verzonken steden zijn:

  • karresporen en tempels die in de Middellandse zee bij Malta zijn gevonden[9][5];
  • de onderwater stad aan de oostkant van Cuba[10]. De plek heeft drie piramiden, wegen en structuren van huizen[5];
  • de onderwater stad in de golf van Cambay voor de kust India. Het schijnt een van de oudste steden ter wereld te zijn[11].
  • het Yonaguni-monument in de zee ten zuidwesten van Japan[12]. Het zou getuigen van een technologisch zeer hoog staande beschaving[5].

Er zijn geen aanwijzingen dat deze artefacten onder water geraakt zijn door het schuiven van de aardplaten of door vulkanische activiteit[5]. De artefacten dateren van vóór Noach.

Buitenbijbelse overlevering

Misschien heeft geen overlevering zich meer onder de volken verbreid dan die van de zondvloed. Er zijn ca. 300 authentieke zondvloedverhalen gedocumenteerd, ze zijn aangetroffen in alle windstreken, in alle culturen, op alle continenten.

Gilgamesj-epos. Het bekendste zondvloedverhaal buiten de Bijbel is het Gilgamesj-epos is, genoemd naar Gilgamesj, de koning van Uruk, die rond 2500 v.Chr. regeerde. Uruk was een van de grootste steden in Tweestromenland. Volgens het epos werd de hele aarde overstroomd. Een man genaamd Oetnapisjtim en zijn vrouw wisten te overleven door een boot.

Grieken. In een van de bekendste zondvloedverhalen uit de Griekse mythologie treedt een echtpaar Deukalion en Pyrrha op. Om de mensen te straffen zond de god Zeus een zondvloed uit over de wereld. De vader van Deukalion raadt zijn zoon aan een schip te bouwen. In het schip overleeft het echtpaar de zondvloed. Na de zondvloed kwam het schip terecht op een berg, de Parnassus.[13]

Noormannen. Een vermelding van de zondvloed vinden we bij de Noormannen. Ymirs bloed bedekt de ijsmassa van Ginnünga Gap tot zulk een hoogte, dat alle reuzen daarin verdrinken. Wie denkt daarbij niet aan hetgeen in Genesis te lezen staat van de vermenging der zonen Gods met de dochters der mensen, waaruit ook een reuzengeslacht wordt geboren, dat in de zondvloed omkomt? Toch bestaat er tussen de voorstelling in Genesis en die der Noormannen dit grote onderscheid, dat in Genesis vóór de zondvloed zowel gewone mensen als reuzen leefden, terwijl de zondvloed der Noormannen lange tijd vóór het ontstaan der eerste mensen valt, ja, vóór de eigenlijke wereldschepping. In beide verhalen echter ontkomt één huisgezin in een houten schip[14].

Azteken. De Azteken verbonden aan de overlevering enige bijzondere omstandigheden, die de verhalen van het oosten tamelijk nabij kwamen. Zij geloofden namelijk dat twee personen de zondvloed hadden overleefd, een man, genaamd coxcox, en zijn vrouw. Hun hoofden worden op oude afbeeldingen voorgesteld, tegelijk met een op het water drijvend vaartuig, aan den voet van een berg. Ook ziet men de afbeelding van een duif met het hieroglyphische zinnebeeld van talen in haar mond, welke talen zij aan de stomgeborene kinderen van coxcox uitdeelt[3].

Michuacan. Het naburige volk van Michuacan, dat dezelfde hoge vlakten van de Andes bewoont, had nog een nadere overlevering, dat het schip, waarin Terpi, hun Noach, zich redde, met verschillende soorten van dieren en vogels was bevracht. Na enige tijd werd een gier uit het vaartuig gelaten, maar deze bleef zich vergasten aan de lijken van de reuzen, die bij het vallen van het water, op het droge voor de dag waren gekomen. Toen werd het kleine kolibrietje, huitzitzilin, uitgezonden, en het keerde weer met een twijgje in de bek[3].

Chinezen. Bij de Chinezen is het Confucius die het eerst van de zondvloed gewag maakt. We vinden de overlevering dat - naar onze tijdrekening 2297 v. Chr. - de vloed tot aan de hemel steeg, de bergen bedekte, en het gehele Rijk overstroomde. Naderhand was alles in een woestijn herschapen en de wilde dieren namen de woonplaatsen van de mensen in bezit. In het lenigen van dit ontzettend onheil, maakte zich de rechtschapen, brave Jao (die met Noach te vergelijken is), hoogst verdienstelijk. De ellende was verschrikkelijk. Hij zond zijn beroemden zoon Schim (Schem) uit om de hossen af te branden en de moerassen droog te maken; terwijl Ju na veeljarige en ongehoorde moeite eindelijk gelukkig genoeg was, door kanalen en het openen van de monden der rivieren, het water wederom af te leiden en de aarde bewoonhaar te maken. Knen (Ham) was niet in staat dit ten uitvoer te brengen, maar zijn zoon Ju slaagde daarin zo goed dat hij het land oorbaar maakte; hij verdeelde het later in verschillende distrikten, en legde de provincies schattingen overeenkomstig hun producten op[15].

Zie ook

Zondvloed en gebergtevorming

Meer informatie

Boeken

  • A. M. Rehwinkel, De zondvloed, in het licht van de bijbel, de geologie en de archeologie. Amsterdam: Buijten en Schipperheijn, Amsterdam, 1970. Geïllustreerd, 264 pag.
  • W.J. Ouweneel, De ark in de branding. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1976.
  • Tjarko Evenboer, De Wereldwijde Vloed. Hoornaar: Gideon, 2012. Pagina's: 430. Dit boek besteedt veel aandacht aan buitenbijbelse overleveringen, die het bericht van de Schrift schijnen te bevestigen. Voor een kritische beoordeling van het boek, zie (1) Jan Pieter van de Giessen, De wereldwijde vloed, op Bijbelaantekeningen.nl, 25 nov. 2012; (2) M.J. Paul, Mythen geven flarden weer van Genesis, op RD.nl, 29 jan. 2013.
  • Bill Cooper, Na de vloed; de geschiedenis van de Europese volken vanaf Noach. Uitgeverij Johannes Multimedia. Pagina's: 270. De vroegste Europeanen registreerden hun afstamming van Noach en zijn zoon Jafeth, en hadden ontmoetingen met dinosaurussen. De schrijver is historicus.
  • Bill Cooper, After the Flood. Roperpenberthy Publishing Ltd, tweede editie (herziene en uitgebreide uitgave) 1995. De vroegste Europeanen registreerden hun afstamming van Noach en zijn zoon Jafeth, en hadden ontmoetingen met dinosaurussen. De schrijver is historicus.

Bronnen

Onder meer:

Voetnoten

  1. Zie de etymologische van 'zondvloed' verhandelingen in: http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/zondvloed
  2. Zo Carl Wieland in C-14 dates and the HK ‘ark’ claim, op Creation.com, 23 oktober 2011. Elizabeth Mitchell, Movie Review: Patterns of Evidence: The Exodus. (AnswersInGenesis.org, 17 jan, 2015) plaatst de zondvloed in de 24e eeuw v.C.
  3. 3,0 3,1 3,2 Bron: De Navorscher (1861), p. 187
  4. 4,0 4,1 Oude Antarctische schat ontdekt, nieuwsartikel op Nu.nl, 29 dec. 2012.
  5. 5,0 5,1 5,2 5,3 5,4 5,5 5,6 5,7 5,8 Brent Miller, Sr.: Decoding the Future. Youtube.com: Prophecy in the News, 29 feb. 2016. Duur: 28 min. 30 sec.
  6. 6,0 6,1 6,2 Brent Miller: The Coming Pole Shift. Youtube.com Prophecy Watchers, 1 sept. 2015. Duur: 28 min. 30 sec.
  7. 7,0 7,1 Oceaan, nl.wikipedia.org. Geraadpleegd op 6 maart 2020.
  8. Aardoppervlak, nl.wikipedia.org. Geraadpleegd 6 maart 2020.
  9. Zie https://www.cartrutsmalta.com/underwater-cart-ruts-and-temples/
  10. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Cuban_underwater_city
  11. Zie https://www.newscientist.com/article/dn1808-drowned-indian-city-could-be-worlds-oldest/
  12. Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Yonaguni-monument
  13. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Deukalion_en_Pyrrha
  14. Bron: Louis Suson P. Meijboom, De godsdienst der oude noormannen (1868), p 41
  15. Bron: Karl Friedrich August Gutzlaff, Geschiedenis van het chinesche rijk (1852), p.26